ECLI:NL:RBZLY:2006:AX8686

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
313793 HA 06-306
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens herhaalde overtreding van veiligheidsvoorschriften

In deze zaak heeft G4S verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] wegens gewichtige redenen, specifiek herhaalde overtredingen van veiligheidsvoorschriften. [werknemer] heeft zich verzet tegen de ontbinding en heeft een vergoeding naar billijkheid van € 52.634 bruto geëist. G4S heeft betoogd dat er sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk door de herhaalde overtredingen van [werknemer]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat G4S duidelijke veiligheidsvoorschriften hanteert en dat [werknemer] als gediplomeerd beveiligingsbeambte op de hoogte was van deze regels. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder eerdere waarschuwingen aan [werknemer] en de ernst van de overtredingen op 7 maart 2006. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de herhaalde overtredingen van [werknemer] het vertrouwen van G4S in hem ernstig hebben geschaad, waardoor de arbeidsovereenkomst niet langer in stand kan blijven. De rechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 7 juni 2006 en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 313793 HA VERZ 06-306
datum : 7 juni 2006
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap GROUP 4 SECURICOR CASH SERVICES B.V.,
statutair gevestigd te Utrecht en mede kantoorhoudende te Hoogeveen,
verzoekende partij, verder te noemen: “G4S”,
gemachtigde mr. M. de Jong, advocaat te Utrecht,
tegen
[WERKNEMER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen: “[werknemer]”,
gemachtigde R. Koorn, werkzaam bij vakorganisatie De Unie te Assen.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 31 maart 2006 met aangehechte producties,
- het verweerschrift d.d. 13 april 2006 met aangehechte producties,
- de bij brief van 19 mei 2006 door G4S nader ingezonden producties en
- de door partijen ter zitting getoonde foto’s.
De mondelinge behandeling is gehouden op 23 mei 2006. Verschenen zijn:
- namens G4S haar manager transport & ATM, regio Noordoost, de heer R. Molenaar, en haar personeelsfunctionaris, de heer J. Keijzer, vergezeld van mr. De Jong en
- [werknemer], vergezeld van de heer Koorn.
Het geschil
G4S heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] wegens gewichtige redenen zonder toekenning van een vergoeding naar billijkheid.
[werknemer] heeft zich verzet tegen een ontbinding en de afwijzing van het verzoek bepleit. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat, indien desondanks tot een ontbinding wordt gekomen, aan hem een vergoeding naar billijkheid ad € 52.634 bruto dient te worden toegekend.
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. G4S exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met dienstverlening in het geld- en waardeverkeer, in het bijzonder het vervoer en opslag van geld en andere waardevolle voorwerpen. G4S beschikt in dat kader onder meer over beveiligde objecten en zwaar beveiligde voertuigen.
b. G4S hanteert in haar bedrijfsvoering veiligheidsvoorschriften en -procedures die zij via een intern opleidingsprogramma en via handboeken aan haar werknemers kenbaar heeft gemaakt. Voorts stelt G4S voor onder meer de functie van “medewerker Geld- en Waardetransport” de eis van het hebben van het diploma voor beveiligingsbeambte. G4S laat door haar afdeling “Veiligheidszaken” stelselmatig aangekondigde en onaangekondigde controles en observaties doen naar de naleving van de veiligheidsvoorschriften.
c. [werknemer], geboren op [datum], is per [datum] bij G4S in dienst getreden als “medewerker Geld- en Waardetransport”. Het laatst door hem verdiende salaris bedraagt € 1.874,44 bruto per 4 weken exclusief emolumenten.
d. In november 2004 is [werknemer] door G4S aangesproken over zijn werktempo en in het bijzonder over het door hem rijden van onlogische routes. Daarvoor is hem een schriftelijke waarschuwing is gegeven, onder de aanzegging dat zijn gedrag binnen drie maanden aanzienlijk dient te verbeteren. Deze kritiek is in de beoordeling van [werknemer]s functioneren d.d. 19 november 2004 meegenomen.
e. [werknemer] is op 7 december 2004 mondeling berispt omdat hij een klant niet een afgifte-bewijs heeft laten tekenen, hetgeen voor G4S tot een uitkering (van een schadevergoeding) van € 1.000 heeft geleid. In het daarvan opgemaakte gespreksverslag is verwoord dat op die overtreding in beginsel een schriftelijke waarschuwing staat en dat [werknemer]s leiding-gevende zijn nek voor [werknemer] heeft uitgestoken, zodanig dat het management akkoord is willen gaan met een mondelinge berisping in plaats van een schriftelijke waarschuwing.
f. [werknemer] is bij brief van 19 juli 2005 schriftelijk gewaarschuwd voor een overtreding van de veiligheidsvoorschriften op 2 juni 2005, te weten het maken van een looptransport door een onbeveiligde ruimte zonder daarbij gebruik te maken van een veiligheidskoffer (zgn. plofkoffer). In deze brief is vermeld dat, gezien [werknemer]s staat van dienst en het feit dat hij de afgelopen periode zich zeer positief heeft gedragen, een ontslag op staande voet in dit geval als een te zware straf wordt beschouwd. Bij deze brief is tot slot een voorwaardelijk ontslag verwoord “met een proeftijd van twee jaren. Indien u in de komende twee jaren een door [G4S] opgestelde veiligheidsregel overtreedt zal alsnog een ontslagprocedure worden opgestart.”
g. Bij de voldoende beoordeling van [werknemer]s functioneren over 2005 is het onderdeel “Veiligheid” wegens het incident van 2 juni 2005 als ‘slecht’ beoordeeld. Aan het slot van de beoordeling is verwoord dat [werknemer]s leidinggevende “weet dat het [[werknemer]] niet veel moeite hoeft te kosten om op omgang met middelen en gegevens en vooral de veiligheid de volgende keer weer een voldoende te scoren.”
h. Op dinsdag 7 maart 2006 is door afdeling Veiligheidszaken van G4S een controle en observatie gedaan op onder meer de route die op die dag gereden werd door [werknemer] en zijn collega. In het daarover op 8 maart 2006 door [X], adviseur operationele veiligheid, opgemaakte rapport is verwoord dat het werktempo laag en de rijsnelheid laag waren en dat de veiligheidsvoorschriften ten minste twee keer zijn overtreden. Daarover is in het rapport weergegeven dat bij het object “Praxis” te Zwolle de geldauto te ver van de kluisopening is afgezet zodat derden de mogelijkheid hadden om de beoogde gesloten overdracht te verstoren en dat bij het object “ABN AMRO” te Zwolle tijdens de gesloten waardeoverdracht de zogenaamde “garagestand” was ingesteld, door welke instelling het veiligheidssysteem van de geldauto was uitgeschakeld en derden alle deuren/toegangen van de geldauto hadden kunnen openen. In het rapport is voorts verwoord dat op 7 maart 2006 met de bemanning is gesproken over de observaties bij een volgend object en dat zij hebben gereageerd met de stelling dat zij vanwege de tijdsdruk hebben besloten om bij “Praxis” toch via het luik de waardeoverdracht te realiseren en niet via een looptransport en dat zij bij “ABN AMRO” de garagestand hebben ingesteld omdat de geldauto goed stond afgesloten tegen de gevel en zij veel muntjes moesten uitleveren hetgeen bij een garagestand veel sneller kon.
i. Bij terugkomst bij G4S zijn [werknemer] en [collega] op 7 maart 2006 met onmiddellijke ingang geschorst, welke schorsing bij brief van 8 maart 2006 is bevestigd.
j. In een gesprek van 13 maart 2006 heeft [werknemer] aan G4S meegedeeld dat bij “ABN AMRO” de garagestand is ingesteld omdat het hem zwart voor de ogen werd toen hij in de kluisruimte van de geldauto stond, dat hij naar zijn collega heeft geroepen en dat die toen vervolgens de garagestand heeft ingesteld.
k. Bij brief van 13 maart 2006 is de aan [werknemer] opgelegde schorsing bestendigd, zulks onder aanzegging dat G4S wegens een onherstelbaar verlies aan vertrouwen in [werknemer]s betrouwbaarheid en integriteit de beëindiging van de arbeidsoverkomst zal gaan nastreven.
Standpunten van partijen
G4S heeft aan haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag gelegd dat er sprake is van verandering van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn dient te eindigen. Zij heeft daartoe samengevat aangevoerd dat zij vanaf eind 2004 serieuze kritiek had op het functioneren van [werknemer], dat zij [werknemer] in de gelegenheid heeft gesteld om zich te verbeteren, dat [werknemer] in eerste instantie leek deze gelegenheid aan te grijpen, waardoor zij hem bij het incident van 7 december 2004 de hand boven het hoofd heeft gehouden, doch dat de verhouding tussen partijen verder onder druk is komen te staan door het door [werknemer] overtreden van de veiligheidsvoorschriften op 2 juni 2005. In plaats van een ontslag op staande voet is hem vervolgens een laatste kans geboden, die niet is aangegrepen doordat hij op 7 maart 2006 tot tweemaal toe die veiligheidsvoorschriften opnieuw heeft overtreden. Die herhaalde overtreding heeft het vertrouwen van G4S in [werknemer] zodanig beschadigd dat daardoor de arbeidsovereenkomst niet langer in stand kan blijven. Dit geldt temeer nu gebleken is dat [werknemer] voor de overtredingen van 7 maart 2006 een leugenachtige verklaring heeft gegeven. Voor een vergoeding naar billijkheid is geen grond, aldus G4S.
[werknemer] heeft het ontbindingsverzoek bestreden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij zijn werkzaamheden immer tot volle tevredenheid en met volledige inzet heeft verricht en dat G4S bij de feitelijke verrichting van de werkzaamheden, en dus ook bij de naleving van de veiligheidsvoorschriften, verlangde dat flexibel en klantgericht werd gewerkt, zodat de verlangde naleving van die voorschriften in de praktijk minder strikt was dan nu door G4S wordt gesteld. Bij het incident van 2 juni 2005 past de kanttekening dat door toedoen van G4S de noodzakelijke plofkoffer niet in de geldauto aanwezig was en dat de bewuste geldoverdracht feitelijk niet in gevaar is geweest en zonder problemen is verlopen. De overdracht bij “Praxis” op 7 maart 2006 werd bemoeilijkt door de gevallen sneeuw en het slechte zicht naar het te bereiken overdrachtsluik bij “Praxis”. Op het moment dat de medewerker van “Praxis” het over te dragen geld in het luik legde, heeft [werknemer] uit dienstbetoon ervoor gekozen om het onbeheerde geld in te nemen. Hij is slechts in het belang van de dienstverlening en de veiligheid van de geldende procedure afgeweken. Ook bij de waardeoverdracht bij “ABN AMRO” is geen gevaar gelopen. De auto stond goed afgeplakt tegen de gevel. Op het moment dat hij in het kluiscompartiment van de geldauto onwel werd, heeft hij zijn collega om hulp geroepen die (kennelijk impulsief) de garagestand in werking heeft gezet. Dit kan hem niet worden verweten, te minder nu niet hij doch zijn collega die stand heeft ingesteld en G4S geen instructies heeft gegeven hoe te handelen in zo’n geval. Onjuist is dat in eerste instantie is gezegd dat tijdsdruk de reden is geweest om de garagestand in te stellen. Hij heeft daarover dan ook geen wisselende of leugenachtige verklaringen gegeven. Ten onrechte schetst G4S nu een beeld dat [werknemer] een onwelwillende werknemer is die niet openstaat voor verlangde verbeteringen. Het zijn telkens externe, verzachtende omstandigheden geweest die tot het maken van fouten hebben geleid. Een ontbinding van de arbeidsovereenkomst is dan ook niet gerechtvaardigd. Indien desondanks tot een ontbinding wordt gekomen is er aanleiding voor een vergoeding naar billijkheid. Uitgaande van de kantonrechterformule onder toepassing van factor C op 2 moet een vergoeding van € 52.634 billijk worden geacht, aldus [werknemer].
De beoordeling
1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat tijdens de waardeoverdracht op 7 maart 2006 bij “ABN AMRO” te Zwolle door de bemanning van G4S’ geldauto, waarvan [werknemer] deel uitmaakte, de zogenaamde “garagestand” was ingesteld. Evenmin is in geschil dat door de instelling van die stand het veiligheidssysteem van de geldauto wordt uitgeschakeld waardoor onder meer alle deuren van de geldauto tegelijkertijd kunnen worden geopend door onder meer onbevoegden. Ook staat vast dat de instelling van die garagestand alleen is toegestaan in beveiligd gebied, zoals het eigen terrein van G4S of het terrein van De Nederlandse Bank, en strikt verboden is op de openbare weg.
3.
Het staat vast dat [werknemer] als gediplomeerd beveiligingsbeambte, onderwezen in het interne opleidingsprogramma van G4S en bekend met de interne handboeken met betrekking tot de geldende veiligheidsprocedures en -regels, duidelijk was dat de handhaving van die procedures en regels strekte tot voorkoming van gevaarlijke en ongewenste situaties, zoals een overval of diefstal.
Gelet op die achtergrond en het gegeven dat [werknemer] nog bij brief van 19 juli 2005 schriftelijk is gewaarschuwd voor een overtreding van de veiligheidsvoorschriften, hetgeen heeft geleid tot een gedeeltelijke negatieve beoordeling over het functioneren in 2005, moet [werknemer] ook volledig bekend worden geacht met het grote belang dat G4S hechtte aan een correcte en volledige nakoming van die veiligheidsvoorschriften, zowel uit oogpunt voor de veiligheid van de bij een overdracht betrokken personen als vanwege het commerciële belang bij een goede reputatie van G4S op het gebied van betrouwbaarheid en veiligheid.
Dat G4S de naleving door haar werknemers van de gestelde veiligheidsvoorschriften ondergeschikt maakt aan de van hen verlangde klantvriendelijkheid en flexibele houding en de aan hen opgelegde werkdruk, zoals [werknemer] stelt, is met kracht door G4S bestreden en wordt weerlegd door de in de vaststaande feiten weergegeven kritiek op [werknemer]s functioneren, in het bijzonder omtrent diens naleving van de veiligheidsvoorschriften.
4.
De instelling van de “garagestand” op de geldauto tijdens de waardeoverdracht bij “ABN AMRO” moet dan ook als een ernstige overtreding van de geldende veiligheidsvoorschriften worden aangemerkt. Door die instelling werden immers zowel de bemanning als de inhoud van de geldauto bloot gesteld aan een ongeoorloofde toegang tot die geldauto. Bij de klant zou, indien bekend met de instelling van die stand op de openbare weg, afbreuk worden gedaan aan het vertrouwen in G4S’ betrouwbaarheid en veiligheid bij waardeoverdrachten.
5.
Anders dan [werknemer] heeft betoogd, wordt die overtreding niet gerechtvaardigd door de door hem aangehaalde omstandigheden.
5.1
Dat die garagestand is ingesteld door zijn collega baat [werknemer] niet. Zijn collega heeft immers op 7 maart 2006 tegenover de medewerkers van G4S’ afdeling Veiligheidszaken verklaard dat zij die stand hebben ingesteld vanwege de door hen ervaren tijdsdruk en om zodoende sneller de overdracht te kunnen realiseren. Dat die stand voortkomt uit zijn onwel worden, zoals [werknemer] aanvoert, berust slechts op zijn eigen verklaring die pas op 13 maart 2006 is gegeven. Zijn collega heeft weliswaar in eerste instantie [werknemer] met een brief van 25 maart 2006 gesteund in diens lezing van de overtreding doch uit de door G4S overgelegde nadere stukken blijkt afdoende dat daarmee een onjuiste verklaring heeft gegeven en dat [collega] nader heeft verklaard dat die garagestand voortkomt uit hun beider wens om sneller en prettiger te kunnen werken. [werknemer] kan zich dan ook niet achter het handelen van [collega] verschuilen.
5.2
Daarbij komt dat een eventueel onwel worden kennelijk niet van dien aard is geweest dat [werknemer] noch [collega] daarin aanleiding hebben gezien om de waardeoverdracht bij “ABN AMRO” uit te stellen of van dat onwel worden melding te maken bij de voor hen immer bereikbare regiocentrale of bij de medewerkers van de afdeling Veiligheidszaken die hen over de instelling van de garagestand aanspraken. [werknemer] heeft dat onwel worden evenmin gemeld in reactie op de aan hem op 7 maart 2006 opgelegde schorsing. Voorts valt niet in te zien dat de bemanning van de geldauto, nadat zij daarin, in reactie op het gestelde onwel worden van [werknemer], van positie zijn gewisseld, de garagestand hebben uitgeschakeld gehouden. Nu de bemanning van de geldauto na de waardeoverdracht bij “ABN AMRO” haar route voorts kennelijk zonder mankeren heeft voltooid, moet het door [werknemer] nadien gegeven excuus ook als gezocht gepasseerd worden.
Het geeft overigens te denken dat [werknemer] achteraf G4S verwijt dat hij - [werknemer] - zich voorafgaande aan het werk op 7 maart 2006 niet ziek heeft gemeld. Dit is, naast zijn verschuiling achter zijn collega [collega], veeleer een treffend voorbeeld van [werknemer]s ontkenning jegens G4S van zijn verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Niet valt in te zien dat G4S voor aanvang van [werknemer]s dienst dat gestelde onwel worden had moeten voorzien.
5.3
Dat [werknemer] (en/of zijn collega) niet onmiddellijk na constatering van deze overtreding door G4S van de geldauto is (zijn) gehaald en hem (hen) de gelegenheid is (zijn) geboden om de route af te maken, doet niets aan de ernst van de overtreding af. Daarbij komt dat niet valt in te zien dat een dergelijke maatregel geen (extra) risico voor de veiligheid van het overblijvende bemanningslid en/of de inhoud van de geldauto zou meebrengen, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, aan dat (laten) doorwerken die dag niet de conclusie kan worden verbonden dat G4S die overtreding in eerste instantie niet zo zwaar heeft opgevat.
5.4
Dat [werknemer]s collega thans niet voor een ontslag in aanmerking is gebracht, doet evenmin iets af aan het aan [werknemer] te maken verwijt. G4S heeft immers onbestreden aangevoerd dat [collega], anders dan [werknemer], met hetgeen op 7 maart 2006 is voorgevallen zich voor de eerste maal heeft bezondigd aan een serieuze overtreding van de veiligheidsregels. Dat G4S in die omstandigheid jegens [collega] heeft willen volstaan met een schriftelijke waarschuwing met een daaraan verbonden laatste kans, gelijk zij op 19 juli 2005 in de richting van [werknemer] heeft gedaan, moet dan ook worden gebillijkt en levert niets ten voordele van [werknemer] op.
6.
Met het voorgaande is te billijken dat G4S met de hernieuwde, als ernstig te betitelen overtreding van de veiligheidsvoorschriften door [werknemer] het vertrouwen in een verder functioneren als “medewerker Geld- en Waardetransport” heeft verloren. Nu G4S onweersproken heeft aangevoerd dat zij voor al haar functies hoge eisen stelt aan betrouwbaarheid en integriteit, behoeft in het licht van het aan [werknemer] te maken verwijt, anders dan hij heeft aangevoerd, niet te worden bezien of hij bij wege van een minder vergaande sanctie in een andere functie binnen G4S herplaatst dient te worden. Nu niet voorstelbaar is dat [werknemer] nog zinvol en op vruchtbare wijze vorm kan geven aan de arbeidsovereenkomst, is daarmee sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk die een ontbinding rechtvaardigt, welke per heden zal worden uitgesproken.
7.
Anders dan [werknemer] heeft aangevoerd, staan zijn persoonlijke omstandigheden niet aan een ontbinding in de weg. Daarvoor moet de ontstane verwijdering als te groot worden betiteld.
8.
Het voorgaande brengt mee dat de door partijen bediscussieerde handelwijze van [werknemer] bij de waardeoverdracht bij “Praxis” op 7 maart 2006 geen verdere bespreking behoeft. Indien en voor zover [werknemer] daaromtrent geen verwijt zou treffen, zoals hij betoogt, doet zulks niets af aan voormeld oordeel.
9.
Nu de ontbindingsgrond aan [werknemer] moet worden verweten, is er geen reden om aan hem ten laste van G4S een vergoeding naar billijkheid toe te kennen. G4S behoeft dan ook geen termijn te worden vergund om het verzoek in te trekken.
10.
Anders dan G4S heeft betoogd, is er voldoende aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op heden, 7 juni 2006;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 7 juni 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.