ECLI:NL:RBZLY:2006:AY0532
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A.O.M. van Aerde
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om nasalaris in standaardverstekzaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 juni 2006 een verzoek tot afgifte van een bevelschrift afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoekende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde J. Top van Bureau Mercuur, en had betrekking op de begroting van kosten die na een eerdere uitspraak waren ontstaan. De verzoekende partij stelde dat zij kosten had gemaakt die niet waren begroot in het vonnis van 28 maart 2006, waarin de verwerende partij was veroordeeld tot betaling van een vordering. De verzoekende partij voerde aan dat deze kosten voortvloeiden uit werkzaamheden zoals het ontvangen en verwerken van het vonnis, correspondentie met de verwerende partij en het bespreken van incassomogelijkheden.
De kantonrechter oordeelde dat de regeling van artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) enkel betrekking heeft op proceskosten die ten tijde van de vonniswijzing niet konden worden begroot. Werkzaamheden die buiten de procedure vallen, zoals incassowerkzaamheden, vallen niet onder deze regeling. De kantonrechter merkte op dat de werkzaamheden die de verzoekende partij had uitgevoerd, zoals het ontvangen en verwerken van het vonnis, niet substantieel genoeg waren om als factor voor nakosten te worden begroot. Bovendien werd opgemerkt dat het hier ging om een standaard verstekvonnis, waarbij de vordering volledig was toegewezen en er geen bijzondere vaardigheden of werkzaamheden nodig waren voor de beoordeling van het vonnis.
Op basis van deze overwegingen heeft de kantonrechter het verzoek tot afgifte van het bevelschrift afgewezen, met de conclusie dat de gemaakte kosten niet onder de relevante regeling vallen en dat de werkzaamheden niet van betekenis zijn in het kader van de huidige incassopraktijk.