ECLI:NL:RBZLY:2006:AY0532

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
317844 AZ 06-9
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nasalaris in standaardverstekzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 juni 2006 een verzoek tot afgifte van een bevelschrift afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoekende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde J. Top van Bureau Mercuur, en had betrekking op de begroting van kosten die na een eerdere uitspraak waren ontstaan. De verzoekende partij stelde dat zij kosten had gemaakt die niet waren begroot in het vonnis van 28 maart 2006, waarin de verwerende partij was veroordeeld tot betaling van een vordering. De verzoekende partij voerde aan dat deze kosten voortvloeiden uit werkzaamheden zoals het ontvangen en verwerken van het vonnis, correspondentie met de verwerende partij en het bespreken van incassomogelijkheden.

De kantonrechter oordeelde dat de regeling van artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) enkel betrekking heeft op proceskosten die ten tijde van de vonniswijzing niet konden worden begroot. Werkzaamheden die buiten de procedure vallen, zoals incassowerkzaamheden, vallen niet onder deze regeling. De kantonrechter merkte op dat de werkzaamheden die de verzoekende partij had uitgevoerd, zoals het ontvangen en verwerken van het vonnis, niet substantieel genoeg waren om als factor voor nakosten te worden begroot. Bovendien werd opgemerkt dat het hier ging om een standaard verstekvonnis, waarbij de vordering volledig was toegewezen en er geen bijzondere vaardigheden of werkzaamheden nodig waren voor de beoordeling van het vonnis.

Op basis van deze overwegingen heeft de kantonrechter het verzoek tot afgifte van het bevelschrift afgewezen, met de conclusie dat de gemaakte kosten niet onder de relevante regeling vallen en dat de werkzaamheden niet van betekenis zijn in het kader van de huidige incassopraktijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton - locatie Zwolle
zaaknummer : 317844 AZ VERZ 06-9
datum : 13 juni 2006
Beschikking op een verzoek tot afgifte van een bevelschrift ex art. 237, vierde lid Rv
[VERZOEKENDE PARTIJ].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde J. Top, werkzaam ten kantore van Bureau Mercuur,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift
Verweerder is uitgenodigd een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
1.
Het verzoek strekt tot begroting van de na de uitspraak ontstane kosten en tot afgifte van een bevelschrift daarvoor, zoals voorzien in artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.
Tussen partijen staat vast dat [verwerende patrij] als gedaagde in de bodemzaak met nummer 310619 CV Expl 06-1456 bij vonnis van 28 maart 2006 door de kantonrechter bij verstek is veroordeeld tot betaling van hetgeen in de inleidende dagvaarding, betekend op 28 februari 2006, van hem werd gevorderd. [verwerende partij] werd tevens in de proceskosten veroordeeld.
3.
[verzoekende partij] voert aan dat zij ook na het vonnis nog is geconfronteerd met kosten, die bij vonnis niet zijn begroot en die ook geen deel uitmaken van de executiekosten. Het gaat, aldus verzoekster, om werkzaamheden als het ontvangen van het vonnis, het verwerken van het vonnis in haar geautomatiseerde systeem, het verzenden van het vonnis door de gemachtigde, bespreking van het vonnis en van de incassomogelijkheden en het corresponderen met [verwerende partij] teneinde verdere executiemaatregelen te voorkomen. Zij taxeert de kosten voor deze werkzaamheden op € 15,--, kennelijk een half salarispunt van het in de bodemzaak toegepaste liquidatietarief.
4.
Naar het oordeel van de kantonrechter ziet de regeling van artikel 237, vierde lid Rv op proceskosten, die ten tijde van vonniswijzing niet konden worden begroot. Werkzaamheden ter incasso buiten de procedure, zowel die voorafgaan aan de procedure als die daarop volgen, vallen niet binnen het bereik van artikel 237, vierde lid Rv. Dat betekent dat besprekingen en correspondentie met de debiteur ter afwikkeling van de vordering onder het incassotarief vallen en niet onder proceskosten. Blijft over werkzaamheden als de ontvangst van het vonnis en de verwerking daarvan in het processysteem van de incassogemachtigde. Nog afgezien van de vraag of deze werkzaamheden onder proceskosten kunnen worden gebracht, betreft het hier niet een zozeer reële of noemenswaardige dienst dat deze als factor voor nakosten kan worden begroot. In de hedendaagse incassopraktijk is een verregaande mate van standaardisering en automatisering bereikt.
5.
Daarbij dient nog in het oog te worden gehouden dat het hier om een gewoon verstekvonnis gaat, waarbij de vordering geheel is toegewezen en er dus geen bijzondere werkzaamheden of vaardigheden vereist zijn ter examinatie van het vonnis.
6.
Dit een en ander leidt tot afwijzing van het verzoek.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot afgifte van een bevelschrift af.
Deze beschikking is gegeven door J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.