ECLI:NL:RBZLY:2006:AY1021

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
322038 AZ 06-34
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M.M. Hoogland-Kelkboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot afgifte van een bevelschrift in kantonzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 6 juli 2006, is een verzoek tot afgifte van een bevelschrift ingediend op basis van artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). De verzoekende partij, vertegenwoordigd door de gemachtigde Jongejan Rosier Weggemans Wisseborn c.s. Gerechtsdeurwaarders, heeft aangevoerd dat er na een eerder vonnis van 11 mei 2005, waarbij de verwerende partij bij verstek was veroordeeld, nog kosten zijn gemaakt die moeten worden begroot en waarvoor een bevelschrift moet worden afgegeven. De verwerende partij heeft echter geen verweerschrift ingediend en was dus niet aanwezig in de procedure.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de werkzaamheden die de verzoekende partij heeft verricht na het vonnis, zoals het examineren van het vonnis en het aanmanen van de verwerende partij, niet onder de regeling van artikel 237, vierde lid Rv. vallen. Dit artikel betreft enkel proceskosten die ten tijde van de vonniswijzing niet konden worden begroot. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden die zijn verricht voor incasso buiten de procedure vallen en dus niet als proceskosten kunnen worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot afgifte van het bevelschrift afgewezen, omdat de werkzaamheden niet als noemenswaardig of reëel konden worden beschouwd voor de begroting van nakosten. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter heeft benadrukt dat er geen bijzondere werkzaamheden of vaardigheden vereist waren voor de examinatie van het verstekvonnis, wat de afwijzing van het verzoek verder onderbouwt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton - locatie Lelystad
zaaknummer : 322038 AZ VERZ 06-34
datum : 6 juli 2006
Beschikking op een verzoek tot afgifte van een bevelschrift ex art. 237, vierde lid Rv.
[VERZOEKENDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde Jongejan Rosier Weggemans Wisseborn c.s. Gerechtsdeurwaarders, te Zwolle,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift
Verweerder is uitgenodigd een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
1.
Het verzoek strekt tot begroting van de na de uitspraak ontstane kosten en tot afgifte van een bevelschrift daarvoor, zoals voorzien in artikel 237, vierde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).
2.
Tussen partijen staat vast dat [verwerende partij] als gedaagde in de bodemzaak met nummer 272964 CV EXPL 05-4912 bij vonnis van 11 mei 2005 door de kantonrechter bij verstek is veroordeeld tot betaling van hetgeen in de inleidende dagvaarding, betekend op 15 april 2005, van hem werd gevorderd, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom is gematigd. [verwerende partij] werd tevens in de proceskosten veroordeeld.
3.
International [verzoekende partij] heeft aangevoerd dat ook na het vonnis werkzaamheden verricht moeten worden die kosten met zich brengen, zoals het examineren van het ontvangen vonnis, het mededelen en bespreken van de uitspraak door de gemachtigde met verzoekster, het aanschrijven van verweerder tot voldoening van het verschuldigde en de voorbereiding van betekening en executie. Zij taxeert de kosten voor deze werkzaamheden op € 100,--, kennelijk een half salarispunt van het in de bodemzaak toegepaste liquidatietarief.
4.
Naar het oordeel van de kantonrechter ziet de regeling van artikel 237, vierde lid Rv. op proceskosten, die ten tijde van vonniswijzing niet konden worden begroot. Werkzaamheden ter incasso buiten de procedure, zowel die voorafgaan aan de procedure als die daarop volgen, vallen niet binnen het bereik van artikel 237, vierde lid Rv. Dat betekent dat het aanschrijven van verweerder ter afwikkeling van de vordering onder het incassotarief valt en niet onder proceskosten. Nog daargelaten de vraag of het examineren van het ontvangen vonnis, het mededelen en bespreken van de uitspraak door de gemachtigde met verzoekster en de voorbereiding van betekening en executie onder proceskosten kunnen worden gebracht, betreft het hier niet zozeer reële of noemenswaardige diensten dat deze als factoren voor nakosten kunnen worden begroot. In de hedendaagse incassopraktijk is een verregaande mate van standaardisering en automatisering bereikt.
5.
Daarbij dient nog in het oog te worden gehouden dat het hier om een gewoon verstekvonnis gaat, waarbij de vordering –behoudens ten aanzien van de gevorderde dwangsom- geheel is toegewezen en er dus geen bijzondere werkzaamheden of vaardigheden vereist zijn ter examinatie van het vonnis.
6.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van het verzoek.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot afgifte van een bevelschrift af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.M. Hoogland-Kelkboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.