ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5714

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118265 / KG ZA 06-92
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van non-concurrentiebeding en (on)rechtmatigheid van profiteren van wanprestatie van derde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een kort geding tussen verschillende vennootschappen en een natuurlijke persoon met betrekking tot de uitleg van een non-concurrentiebeding. De eiseressen, waaronder Waarborg Vastgoed B.V., vorderden dat de gedaagden, waaronder Het Larijhuis B.V. en Oranjeveste Vastgoed B.V., hun zakelijke activiteiten zouden staken in het werkgebied van de eiseressen, dat zich uitstrekt over Noord Oost Nederland. De eiseressen stelden dat de gedaagden inbreuk maakten op de afspraken die waren gemaakt in een overeenkomst van 18 januari 2005, waarin een concurrentie- en geheimhoudingsbeding was opgenomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiseressen niet voldoende waren onderbouwd en dat Waarborg Vastgoed geen partij was bij de overeenkomst, waardoor haar vorderingen werden afgewezen. De rechter concludeerde dat de gedaagden niet in strijd met de overeenkomst handelden, omdat de activiteiten van Oranjeveste Vastgoed zich niet in het werkgebied van Waarborg Vastgoed bevonden. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiseressen af, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, waarbij de eiseressen als in het ongelijk gestelde partijen werden veroordeeld in de kosten van de gedaagden. Het vonnis werd uitgesproken op 30 maart 2006 door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 118265 / KG ZA 06-92
Vonnis in kort geding van 30 maart 2006
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAARBORG VASTGOED B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseressen,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. J.A. Venema te Groningen,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET LARIJHUIS B.V.,
gevestigd te Meppel,
gedaagde,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORANJEVESTE VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Lagemaat te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1], Waarborg Vastgoed, [gedaagde sub 1], Het Larijhuis en Oranjeveste Vastgoed genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed
- de pleitnota van [gedaagde sub 1] en Het Larijhuis
- de pleitnota van Oranjeveste Vastgoed.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres sub 1] en Het Larijhuis waren gezamenlijk aandeelhouders van Waarborg Vastgoed. [eiseres sub 1] en Het Larijhuis hielden elk 50% van de aandelen in Waarborg Vastgoed. [gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder en directeur van Het Larijhuis.
2.2. Waarborg Vastgoed is een vennootschap die zich hoofdzakelijk richt op emissieactiviteiten, inhoudende het opzetten en vermarkten van beleggingsconstructies voor beleggers in onroerend goed, meer in het bijzonder commercieel vastgoed.
2.3. Bij overeenkomst van 18 januari 2005 heeft Het Larijhuis haar aandelen in Waarborg Vastgoed aan [eiseres sub 1] verkocht. Voornoemde aandelen zijn bij notariële akte van 20 januari 2005 aan [eiseres sub 1] geleverd.
2.4. In voornoemde overeenkomst van 18 januari 2005 zijn, voorzover thans van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
9. Het is [gedaagde sub 1], c.q. Het Larijhuis, danwel een rechtspersoon waar [gedaagde sub 1] direct of indirect bij betrokken is, niet toegestaan om binnen een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de dag van overdracht van de aandelen, zich bezig te houden met emissieactiviteiten in Noord Oost Nederland, zijnde het werkgebied van Waarborg Vastgoed B.V. en gedurende een aansluitende periode van 18 maanden is het [gedaagde sub 1], c.q. Het Larijhuis niet toegestaan zich bezig te houden met emissieactiviteiten betreffende kantoorruimten in hetzelfde hiervoren genoemde werkgebied, waardoor hij rechtstreeks of indirect in concurrentie zou treden met Waarborg Vastgoed B.V. of één van haar dochterondernemingen.
10. [gedaagde sub 1] c.q. Het Larijhuis verbindt zich jegens Waarborg Vastgoed B.V. en [eiseres sub 1] tot algehele geheimhouding omtrent alle activiteiten van Waarborg Vastgoed B.V. en haar dochterondernemingen, waaronder mede begrepen know how van de vennootschappen. Het is [gedaagde sub 1] c.q. Het Larijhuis niet toegestaan om gedurende twee jaren te rekenen vanaf de dag van de aandelenoverdracht relaties van Waarborg Vastgoed B.V. te benaderen in het kader van de in artikel 9 van deze overeenkomst genoemde activiteiten.
11. Bij overtreding van de artikelen 10 en/of 11 zal het Larijhuis een onmiddellijk opeisbare en niet voor rechterlijke matiging vatbare boete verbeuren van EUR 5.000,00 (zegge:
vijfduizend euro) per overtreding en EUR 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere
dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd de rechten van [eiseres sub 1] krachtens de wet tot het vorderen van schadevergoeding en/of nakoming van deze overeenkomst en/of ontbinding daarvan, alles met kosten en rente.
2.5. Gebleken is dat [gedaagde sub 1] sinds juni 2005 staat ingeschreven als bestuurder van Oranjeveste Vastgoed. Deze vennootschap houdt zich bezig met dezelfde activiteiten als Waarborg Vastgoed, te weten het opzetten en vermarkten van beleggingsconstructies in onroerend goed. Oranjeveste Vastgoed is gevestigd in Amsterdam.
2.6. [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed zijn in het bezit gekomen van een brief van 8 september 2005, gericht aan één van haar klanten en afkomstig van Oranjeveste Vastgoed. In deze brief, ondertekend door [gedaagde sub 1], wordt acquisitie gepleegd voor Oranjeveste I CV, een commanditaire vennootschap door middel waarvan beleggers kunnen participeren in een kantoorpand te Amersfoort. Voornoemde klant is woonachtig te Wehe Den Hoorn, Groningen.
2.7. Bij brief van 26 oktober 2005 hebben [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed aan [gedaagde sub 1] laten weten dat hij door verzending van voornoemde brief de in de artikelen 9 en 10 van de overeenkomst van 18 januari 2005 neergelegde bedingen heeft overtreden. [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed hebben in dat verband een voorschot op de boete van EUR 5.000,00 plus 30 dagen ten bedrage van EUR 500,00 (= EUR 20.000,00) gevorderd. Daarnaast hebben zij [gedaagde sub 1] gesommeerd zich aan het overeengekomen concurrentie- en geheimhoudingsbeding te houden.
2.8. Daarnaast hebben [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed, bij brief van 26 oktober 2005, Oranjeveste Vastgoed gesommeerd haar emissieactiviteiten in het werkgebied van Waarborg Vastgoed te staken en de oprichtingsakte van Oranjeveste I CV aan haar te doen toekomen teneinde te kunnen beoordelen of er geen deelnemers uit het werkgebied of bestand van [eiseres sub 1] en/of Waarborg Vastgoed in Oranjeveste I CV participeren.
2.9. Zowel [gedaagde sub 1] als Oranjeveste Vastgoed heeft op voornoemde brieven gereageerd met de mededeling geen gevolg aan de vordering dan wel sommatie te zullen geven.
3. Het geschil
3.1. De vordering van [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren en op de minuut:
1. gedaagden (hoofdelijk) zal veroordelen hun zakelijke activiteiten en werkzaamheden te staken en gestaakt te houden voor de periode van twee jaren na 18 januari 2005, voorzover de werkzaamheden en activiteiten betrekking hebben op of zich richten op het werkgebied van eisers, te weten Noord Oost Nederland, danwel een nader door de voorzieningenrechter af te bakenen gebied, zulks binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zulks tegen verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag dat gedaagden hier niet aan voldoen;
2. gedaagden (hoofdelijk) zal veroordelen zich te onthouden van het (doen) benaderen van relaties van of klanten van eisers doch in elk geval ingezetenen van Noord Oost Nederland voor de overeengekomen periode van 2 jaren na 18 januari 2005, zulks binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zulks tegen verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag dat gedaagden hier niet aan voldoen;
3. [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding/boete ter hoogte van EUR 5.000,00 vanwege overtreding van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding danwel een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie redelijk acht;
4. Oranjeveste Vastgoed zal gelasten de lijst met participanten in Oranjeveste I CV over te leggen aan eisers, zulks binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zulks tegen verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag dat gedaagden hier niet aan voldoen;
5. gedaagden zal veroordelen te betalen aan eisers een voorschot op de buitengerechtelijke kosten, begroot op EUR 2.500,00;
6. gedaagden zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde sub 1], Het Larijhuis en Oranjeveste Vastgoed voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Gedaagden hebben bestreden dat [eiseres sub 1] danwel Waarborg Vastgoed een (spoedeisend) belang bij het gevorderde heeft. Het Larijhuis heeft in dit verband aangevoerd dat een spoedeisend belang ontbreekt nu zij bereid is zich aan de artikelen 9 en 10 van de overeenkomst, in de daaraan door haar toegekende betekenis, te blijven houden. Oranjeveste Vastgoed heeft zich op het standpunt gesteld dat een spoedeisend belang ontbreekt nu de laatste brief van eiseressen van 9 november 2005 dateert en er nadien door Oranjeveste Vastgoed geen mailings meer zijn verstuurd. [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed hebben betoogd wel degelijk een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening te hebben, bestaande in het verkrijgen van duidelijkheid over de uitleg van de hiervoor genoemde bepalingen waar het de resterende maanden betreft.
4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat van spoedeisendheid niet slechts sprake is wanneer een door de eisende partij gevraagde voorziening onmiddellijk of praktisch onmiddellijk dient plaats te vinden, doch ook wanneer de eisende partij een gerechtvaardigd belang heeft om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over een bepaalde situatie die nog enige tijd zal voortduren. Zo'n geval doet zich hier voor. Gelet op de omstandigheid dat de in de overeenkomst van 18 januari 2005 neergelegde bedingen nog een looptijd van zo'n 10 maanden hebben bestaat er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, een rechtens te respecteren belang bij het op korte termijn verkrijgen van duidelijkheid omtrent de uitleg van deze bedingen.
Vordering 1
4.3. [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed hebben, zoals blijkt uit onderdeel 1 van het in de dagvaarding geformuleerde petitum, gevorderd dat de voorzieningenrechter gedaagden (hoofdelijk) zal veroordelen hun zakelijke activiteiten en werkzaamheden te staken en gestaakt te houden gedurende een bepaalde periode, voorzover deze werkzaamheden en activiteiten betrekking hebben op of zich richten op het werkgebied van eiseres, te weten Noord Oost Nederland, danwel een nader door de voorzieningenrechter af te bakenen gebied.
4.4. Nu door [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed niet is onderbouwd op welke grondslag voornoemde, ruim en algemeen geformuleerde, vordering berust dient deze vordering reeds om die reden te worden afgewezen. Op de bepalingen 9 en 10 van de overeenkomst van 18 januari 2005 kan, gelet op die ruime formulering, de vordering immers niet gebaseerd worden.
Vorderingen 2 en 3
4.5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de door [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed onder 2 en 3 van het petitum geformuleerde vorderingen hun grondslag vinden in de overeenkomst van 18 januari 2005. Aangezien Waarborg Vastgoed geen partij is bij deze overeenkomst, dienen haar vorderingen (onder 2 en 3 van het petitum) reeds om die reden te worden afgewezen. Een andere grondslag dan overtreding van de bepalingen van voormelde overeenkomst heeft Waarborg Vastgoed immers niet aangevoerd.
Vervolgens rijst de vraag of de door [eiseres sub 1] ingestelde vorderingen jegens respectievelijk [gedaagde sub 1], Het Larijhuis en Oranjeveste Vastgoed kunnen worden toegewezen.
[gedaagde sub 1]
4.6. [gedaagde sub 1] heeft gesteld niet aan de in de overeenkomst van 18 januari 2005 neergelegde bedingen te zijn gebonden nu hij voornoemde overeenkomst niet in privé, doch slechts in de hoedanigheid van bestuurder van Het Larijhuis en A en Z Investment heeft getekend.
4.7. Niet in geschil is dat [gedaagde sub 1] enig aandeelhouder en directeur van Het Larijhuis is. Het Larijhuis kan derhalve uitsluitend feitelijke handelingen verrichten middels [gedaagde sub 1]. Tussen [eiseres sub 1] en Het Larijhuis is derhalve, gelet ook op de bewoordingen van de artikelen 9 en 10, zowel met het oog op de activiteiten van [gedaagde sub 1] als van Het Larijhuis een overeenkomst tot stand gekomen. Er moet daarom van worden uitgegaan dat [eiseres sub 1] verwachtte en ook mocht verwachten dat Het Larijhuis er niet alleen voor instond dat zij [eiseres sub 1] geen concurrentie zou aandoen, maar dat ook [gedaagde sub 1] dat niet zou doen. Dat betekent evenwel niet dat [gedaagde sub 1] partij is bij de overeenkomst en daaraan is gebonden. De vorderingen jegens [gedaagde sub 1] zullen derhalve worden afgewezen.
Het Larijhuis
4.8. Tussen partijen is niet in geschil dat Het Larijhuis gebonden is aan de in de overeenkomst van 18 januari 2005 geformuleerde bedingen. Dit brengt echter, gelet op het in rechtsoverweging 4.7 overwogene, niet alleen met zich dat Het Larijhuis er voor instond dat zij zelf [eiseres sub 1] geen concurrentie zou aandoen, doch ook dat zij er voor instond dat [gedaagde sub 1] dit niet zou doen. Allereerst zal daarom worden bezien of [gedaagde sub 1] [eiseres sub 1] concurrentie heeft aangedaan.
4.9. In dit verband is van belang op welke wijze de in de overeenkomst neergelegde bedingen dienen te worden uitgelegd, nu partijen hierover van mening verschillen. Centraal staat daarbij de vraag wat moet worden verstaan onder het begrip "emissieactiviteiten betreffende kantoorruimten" nu het [gedaagde sub 1], blijkens de bewoordingen van artikel 9 van de overeenkomst, niet is toegestaan deze activiteiten gedurende een periode van 18 maanden in Noord Oost Nederland te verrichten.
De beantwoording van voornoemde vraag is eveneens van belang voor de uitleg van het in artikel 10 van de overeenkomst neergelegde beding, nu hierin wordt verwezen naar "in het kader van de in artikel 9 van deze overeenkomst genoemde activiteiten".
4.10. [gedaagde sub 1] stelt, kort samengevat, dat van een inbreuk op het in artikel 9 geformuleerde beding geen sprake is nu dit beding slechts ziet op een verbod om gedurende een bepaalde periode emissieprojecten in Noord Oost Nederland op te zetten. Aangezien het emissieproject van Oranjeveste Vastgoed in Amersfoort is gesitueerd is van een overtreding van het beding geen sprake, aldus [gedaagde sub 1].
[eiseres sub 1] stelt daarentegen dat [gedaagde sub 1] inbreuk heeft gemaakt op het tussen partijen in artikel 9 overeengekomen beding nu [gedaagde sub 1] een ingezetene uit Noord Oost Nederland heeft aangeschreven, hetgeen een emissieactiviteit in voormelde zin betreft.
4.11. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet enkel dient te worden beantwoord op basis van een taalkundige uitleg van de bewoordingen van een overeenkomst. Bij de beantwoording van deze vraag komt het steeds aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.12. Blijkens de dagvaarding is Waarborg een vennootschap die zich hoofdzakelijk richt op emissieactiviteiten inhoudende het opzetten en vermarkten van beleggingsconstructies voor beleggers in onroerend goed, meer in het bijzonder het commercieel vastgoed, hetgeen door gedaagden niet wordt weersproken. Verder wordt in productie 2 bij de dagvaarding onder het kopje "Noordelijk emissiehuis" vermeld:
"Waarborg Vastgoed heeft zich toegelegd op het opzetten en vermarkten van aantrekkelijke beleggingsconstructies voor beleggers, die willen participeren in vastgoed beleggingen in Noord en Oost Nederland."
Gelet op het voorgaande moet, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, onder het begrip emissieactiviteiten het opzetten en vermarkten van beleggingsconstructies worden verstaan. Om voornoemd begrip nog verder te verduidelijken dient te worden achterhaald wat partijen met het in artikel 9 neergelegde beding hebben beoogd te bewerkstelligen.
4.13. In dit verband verwijst de voorzieningenrechter naar een door [eiseres sub 1] in het geding gebrachte e-mail van 24 november 2004 van [gedaagde sub 1] aan O&P Holding, met CC aan [A]. Uit de inhoud van deze e-mail blijkt dat er in het verleden reeds eerder is gesproken over het definiëren van een beding, gelijkend op dat in de onderhavige procedure. De rollen waren toen echter omgedraaid; het ging destijds om de situatie waarin [gedaagde sub 1] optrad als koper en [A] als verkoper van aandelen Waarborg Vastgoed. In voornoemde e-mail wordt, voor zover thans van belang, het volgende uiteengezet:
" [...] Emissie activiteiten waren voorbehouden aan Waarborg Vastgoed. Uiteindelijk wordt daar ook een substantiële goodwill voor gevraagd en betaald.
Vanmiddag bleek dat [A] daarentegen ook ambities heeft om met emissie activiteiten door te gaan. Op zich is dat onlogisch in het licht van de eerder gemaakte afspraken en het feit dat een forse goodwill voor Waarborg Vastgoed wordt betaald."
"[...] Tot 24 maanden na overdracht van de aandelen Waarborg Vastgoed zal hij zich eveneens onthouden van emissieactiviteiten met betrekking tot commercieel vastgoed (kantoren, winkels en bedrijfsruimten). [...] Kern van het vorenstaande is dat ik in eerste instantie enige exclusiviteit wil voor de overnamesom, die wordt gevraagd. Na verloop van tijd heb ik er minder moeite mee om deze beperkingen op te leggen."
4.14. Gelet op de bewoordingen van deze e-mail werd met het toenmalige beding beoogd te bewerkstelligen dat de verkoper zich na overdracht van de aandelen enige tijd zou onthouden van emissieactiviteiten aangezien de koper enige exclusiviteit wenste voor de overnamesom. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit niet anders worden gelezen dan dat de uittreder betaald krijgt voor een stukje goodwill, waar tegenover staat dat de uittreder zich gedurende een bepaalde periode niet zal bezig houden met het opzetten van beleggingsconstructies en acquireren van participanten. Niet valt in te zien dat het in artikel 9 van de overeenkomst van 18 januari 2005 neergelegde beding anders zou moeten worden uitgelegd. Derhalve dient onder het "zich bezig houden van emissieactiviteiten in Noord Oost Nederland" naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden verstaan het opzetten van beleggingsconstructies en acquireren van participanten in Noord Oost Nederland. Dat het object van belegging van Oranjeveste Vastgoed is gesitueerd te Amersfoort doet derhalve, gegeven de hiervoor omschreven uitleg, niet terzake.
4.15. Vervolgens dient te worden vastgesteld of [gedaagde sub 1] één of meer van de in de overeenkomst neergelegde bedingen heeft overtreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit, gelet op de inhoud van de door [eiseres sub 1] in het geding gebrachte brief van 8 september 2005, het geval is. Immers, voornoemde brief is ondertekend door [gedaagde sub 1], gericht aan een ingezetene van Noord Oost Nederland en bevat reclame voor een CV waarmee beleggers kunnen participeren in een kantoorpand, waarmee de overtreding van artikel 9 van de overeenkomst een feit is.
Daarnaast betreft het hier een relatie van Waarborg Vastgoed, waarmee ook de overtreding van artikel 10 van de overeenkomst vast staat.
4.16. Nu vaststaat dat [gedaagde sub 1] het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden terwijl Het Larijhuis er, gelet op de rechtsoverwegingen 4.7 en 4.8, voor dient in te staan dat [gedaagde sub 1] [eiseres sub 1] geen concurrentie zou aandoen, kan de vordering van [eiseres sub 1] jegens Het Larijhuis, zoals nader te formuleren in het dictum, worden toegewezen.
Oranjeveste Vastgoed
4.17. [eiseres sub 1] heeft zijn vordering jegens Oranjeveste Vastgoed, zoals geformuleerd onder 2 van het petitum, gebaseerd op de omstandigheid dat Oranjeveste Vastgoed misbruik zou hebben gemaakt van de door [gedaagde sub 1] gepleegde wanprestatie, in concreto bestaande uit het versturen van een brief, ondertekend door [gedaagde sub 1], aan een relatie van Waarborg Beheer, tevens ingezetene van Noord Oost Nederland.
Oranjeveste Vastgoed heeft primair gesteld dat er geen sprake is van wanprestatie en subsidiair dat, mocht dit desalniettemin het geval zijn, er door haar geen misbruik is gemaakt van deze wanprestatie.
4.18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de enkele wetenschap van Oranjeveste Vastgoed dat [gedaagde sub 1] wanprestatie zou hebben gepleegd, onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat Oranjeveste Vastgoed jegens [eiseres sub 1] onrechtmatig zou hebben gehandeld. Daarvoor zijn, blijkens vaste jurisprudentie, bijkomende omstandigheden vereist. De enkele omstandigheid dat door Oranjeveste Vastgoed een brief, ondertekend door [gedaagde sub 1], aan een relatie van Waarborg Beheer, tevens ingezetene van Noord Oost Nederland, is verstuurd is daartoe onvoldoende, te meer daar het een relatie betreft die reeds, naar onweersproken is gesteld, enkele jaren in het klantenbestand van Oranjeveste Vastgoed is opgenomen. Daarnaast is reeds in rechtsoverweging 4.7 overwogen dat [gedaagde sub 1] geen partij en derhalve niet gebonden is aan de overeenkomst van 18 januari 2005. Van een wanprestatie van [gedaagde sub 1] kan derhalve geen sprake zijn.
Vordering 4
4.19. [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed vorderen voorts dat de voorzieningenrechter Oranjeveste Vastgoed zal gelasten een lijst met participanten in Oranjeveste I CV over te leggen. Aan deze vordering hebben zij artikel 843a Rv ten grondslag gelegd. Eén van de vereisten om een rechtsgeldig beroep op dit artikel te kunnen doen betreft het bestaan van een rechtsbetrekking tussen eiser en de wederpartij. Nu er, gelet op hetgeen eerder in dit vonnis is overwogen, tussen partijen noch sprake is van een contractuele relatie, noch van een verbintenis uit onrechtmatige daad, dient ook deze vordering te worden afgewezen.
Vordering 5
4.20. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiseres sub 1] heeft niet gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Proceskostenveroordeling
4.21. [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagde sub 1] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op:
vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris 904,00 (2,0 punt x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
4.22. Het Larijhuis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres sub 1] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,93
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris 904,00 (2,0 punt x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.223,93
4.23. [eiseres sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Oranjeveste Vastgoed worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Oranjeveste Vastgoed worden begroot op:
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris 904,00 (2,0 punt x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
4.24. Waarborg Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Het Larijhuis worden veroordeeld. Deze kosten zullen worden bepaald op nihil nu niet is gebleken dat er, naast de kosten die door Het Larijhuis ter afwering van de vordering van [eiseres sub 1] zijn gemaakt, nog extra kosten zijn gemaakt.
4.25. Waarborg Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Oranjeveste Vastgoed worden veroordeeld. Ook deze kosten zullen worden bepaald op nihil.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt Het Larijhuis zich te onthouden van het (doen) benaderen van ingezetenen van Noord Oost Nederland dan wel relaties of klanten van [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed in het kader van emissieactiviteiten (gedurende de laatste 18 maanden enkel betreffende kantoorruimten) voor de overeengekomen periode van 2 jaren na 18 januari 2005, zulks binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, zulks tegen verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag dat Het Larijhuis hier niet aan voldoet, met een maximum van EUR 500.000,00,
5.2. veroordeelt Het Larijhuis in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] tot op heden begroot op EUR 1.223,93,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. veroordeelt [eiseres sub 1] en Waarborg Vastgoed, des dat de een betalende, de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
5.5. veroordeelt [eiseres sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Oranjeveste Vastgoed tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
5.6. veroordeelt Waarborg Vastgoed in de proceskosten, aan de zijde van Het Larijhuis gevallen, bepaald op nihil,
5.7. veroordeelt Waarborg Vastgoed in de proceskosten, aan de zijde van Oranjeveste Vastgoed gevallen, bepaald op nihil,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2006.