ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5727

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
117649 / KG ZA 06-67
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Y. Telenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een hond na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak heeft eiseres [A] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [B] met als doel de afgifte van haar hond, Binky, een West Highland White Terriër. De partijen hebben een affectieve relatie gehad, waarna zij overeenkwamen dat de honden bij [A] zouden blijven. Na het verbreken van de relatie ontstond er een omgangsregeling tussen [B] en de honden, maar deze regeling werd niet nageleefd door [B]. Op 20 januari 2006 heeft [B] de honden opgehaald, maar op 23 januari 2006 heeft zij Binky niet teruggegeven aan [A]. Na bemiddeling door de politie en een aantal schriftelijke aanbiedingen van [A] om Binky terug te krijgen, heeft [B] de hond nog steeds niet teruggegeven. In het kort geding vorderde [A] de afgifte van Binky, stellende dat zij de eigenaresse is van de hond, terwijl [B] verweer voerde en stelde dat Binky een gemeenschappelijk goed was.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [A] de eigenaar van Binky is, aangezien zij de hond na de relatie bij zich heeft gehouden en alle kosten voor de verzorging heeft gedragen. De rechter oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [B] recht heeft op de hond. De vordering van [B] tot het vaststellen van gemeenschappelijk eigendom en het recht op omgang met Binky werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter in een kort geding geen verklaring voor recht kan geven. De rechter heeft [B] veroordeeld tot afgifte van Binky aan [A] binnen vierentwintig uur na betekening van het vonnis en heeft [B] in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 9 maart 2006 door mr. Y. Telenga.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 117649 / KG ZA 06-67
Vonnis in kort geding van 9 maart 2006
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats], gemeente [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. M. Weistra,
tegen
[B],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. H.A. Rispens.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 27 februari 2006
- de pleitnota van [A]
- de pleitnota van [B]
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende de eis in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad.
2.2. Gedurende deze relatie heeft [A] aan [B] een Schotse Terriër (Scotty) geschonken en heeft [B] aan [A] een West Highland White Terriër (Binky) geschonken.
2.3. Na het verbreken van de relatie zijn partijen overeengekomen dat de twee voornoemde honden bij [A] zouden blijven.
2.4. Op enig moment na het verbreken van de relatie is een omgangsregeling tot stand gekomen tussen [B] en de twee honden. Uiteindelijk hield deze regeling in dat [B] de honden eenmaal per veertien dagen op vrijdag kwam ophalen bij [A] in [plaats] en dat [B] de honden op maandag na werktijd bij het AC-Restaurant in 't Harde aan [A] teruggaf.
2.5. Op vrijdag 20 januari 2006 zijn de honden door [B] opgehaald. [B] heeft de honden op maandag 23 januari 2006 niet teruggegeven aan [A].
2.6. [A] heeft de politie hiervan op dezelfde dag op de hoogte gesteld. Na bemiddeling door de politie is tot een afkoelingsperiode van een week besloten.
2.7. Bij brief d.d. 27 januari 2006 heeft [A] aan [B] aangeboden dat zij Scotty bij zich mocht blijven houden, maar dat Binky dan op 4 februari 2006 teruggegeven moest worden. Bij brief d.d. 6 februari 2006 is het aanbod herhaald en de termijn verlengd tot 11 februari 2006.
2.8. [B] heeft middels een faxbericht d.d. 9 februari 2006 aan [A] laten weten dat Scotty heel erg ziek was en dat zij de twee honden bij elkaar wilde laten zijn tot het overlijden van Scotty. Daarna zou zij Binky aan [A] teruggeven.
2.9. [B] heeft op 11 februari 2006 Scotty in laten slapen bij de dierenarts.
2.10. Tot op heden heeft [B] Binky nog niet aan [A] teruggegeven.
3. Het geschil in conventie
3.1. [A] vordert - samengevat - dat [B] Binky aan haar af moet geven.
3.2. [B] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [B] vordert - samengevat - te bepalen dat Binky een onverdeeld gemeenschappelijk goed is en dat de bestaande beheersregeling wordt gewijzigd, althans te bepalen dat [B] recht heeft op omgang met Binky.
4.2. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Gelet op de samenhang van de vordering in reconventie met de vordering in conventie, zullen de geschillen tezamen worden beoordeeld.
5.2. Van het spoedeisend belang bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken.
5.3. [A] vordert afgifte van Binky door [B], omdat [B] de hond, tegen de wil van [A], bij zich houdt, terwijl het eigendomsrecht op Binky volledig bij [A] ligt.
5.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Partijen hebben enige tijd een relatie gehad met elkaar. Tussen partijen bestond, in beginsel, geen gemeenschap. Gesteld en niet betwist is dat partijen elkaar over en weer een hond hebben geschonken. Binky is door [B] aan [A] gegeven. Uitgangspunt moet dan ook zijn dat Binky eigendom is van uitsluitend [A]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat door [B] geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die tot ander oordeel zouden kunnen leiden. Binky is immers, na het uiteengaan van partijen, bij [A] gebleven en deze situatie, waarbij [A] ook alle kosten van de verzorging van Binky voor haar rekening heeft genomen, heeft ruim tien jaar voortgeduurd zonder dat [B] ook maar enig teken heeft gegeven het hier niet mee eens te zijn. Door [B] is nota bene zelf naar voren gebracht dat partijen het voorgaande ook zo hebben afgesproken. Voorshands moet er dan ook vanuit worden gegaan dat een bodemrechter - later oordelende - tot een gelijkluidend oordeel zal komen, namelijk dat Binky eigendom is van [A]. De primaire vordering van [A] ligt dan ook voor toewijzing gereed, nu [B] de hond zonder recht of titel bij zich houdt.
5.5. Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat de primaire vordering in reconventie niet kan slagen. Die vordering heeft in al zijn onderdelen immers als uitgangspunt dat Binky gemeenschappelijk eigendom is en die opvatting wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. Hiermee is de grondslag van de primaire vordering komen te vervallen en dient deze te worden afgewezen.
5.6. Subsidiair heeft [B] gevorderd te bepalen dat zij, gelet op de voorgeschiedenis, recht heeft op omgang met Binky. Deze vordering is aan te merken als een vordering tot het geven van een verklaring voor recht. Het geven van een verklaring voor recht ligt buiten de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in een kort geding procedure, aangezien hierin slechts voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen en een verklaring voor recht naar zijn aard een definitief karakter heeft. De vordering van [B] dient dan ook afgewezen te worden.
5.7. [B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 248,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.236,87
De kosten aan de zijde van [A] worden in reconventie begroot op:
- salaris procureur EUR 452,00 (factor 0,5 × 2 punten bij tarief van EUR 452,--)
Totaal EUR 452,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. gebiedt [B] binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis "Binky", de West Highland White Terriër met N.H.S.B. nummer 1939520, aan [A] af te geven,
6.2. bepaalt dat [A] voormeld gebod zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie ten uitvoer mag leggen,
6.3. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.236,87,
6.4. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6. wijst de vorderingen af,
6.7. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Telenga en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2006.