ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5740

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
115900 / HA ZA 05-1590
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.A. Ariëns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in geschil over levering pootaardappelen

In deze zaak vordert Agrico, een Nederlandse coöperatie, betaling van £ 129.793,44 van Norfolk Farm Produce Limited, een Engelse vennootschap, wegens het niet nakomen van betalingsverplichtingen voor de levering van 600.000 kg pootaardappelen. Agrico stelt dat de levering onder de voorwaarden 'CPT' heeft plaatsgevonden, wat betekent dat de levering is voltooid op het moment dat de goederen aan de vervoerder zijn overhandigd in Nederland. Norfolk betwist dit en stelt dat de voorwaarden 'DAT' zijn overeengekomen, wat zou impliceren dat de levering pas in Engeland heeft plaatsgevonden, waardoor de Engelse rechter bevoegd zou zijn.

De rechtbank heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de EEX-Verordening. Agrico heeft aangevoerd dat, indien de levering onder 'CPT' is overeengekomen, de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 5 van de EEX-Verordening. Norfolk heeft echter betoogd dat de voorwaarden 'CPT' niet zijn overeengekomen en dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren. Agrico heeft in reactie hierop gesteld dat de voorwaarden 'DAT' en 'CPT' elkaar niet uitsluiten en dat de levering in Nederland heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Agrico bij dagvaarding heeft gesteld dat de RUCIP Rules 2000 van toepassing zijn, en dat Norfolk deze toepasselijkheid niet heeft betwist. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat geen van de partijen heeft verzocht om verwijzing naar de arbitrageprocedure die in de RUCIP-regels is vastgelegd. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor een akte van Norfolk, zodat deze kan reageren op de stellingen van Agrico. Het vonnis is uitgesproken door mr. Th.A. Ariëns op 3 mei 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 115900 / HA ZA 05-1590
Vonnis in incident van 3 mei 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGRICO COOP. HANDELSVER. V. AKKERBOUWGEWASSEN BA,
gevestigd te Emmeloord,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Engeland
NORFOLK FARM PRODUCE LIMITED,
gevestigd te NORFOLK (Engeland),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. J.K.M. van der Meché te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Agrico en Norfolk genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
In de hoofdzaak vordert Agrico betaling van £ 129.793,44, vermeerderd met rente en kosten. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat Norfolk zijn betalingsverplichting in verband met overeengekomen levering van 600.000 kg pootaardappelen door Agrico aan Norfolk niet is nagekomen.
2.1. Norfolk vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Anders dan Agrico stelt, is volgens Norfolk geen levering "CPT" (inhoudende dat levering plaatsvindt aan de door Agrico ingeschakelde vervoerder) overeengekomen, zodat levering plaatsvond op het adres van Norfolk. Dat brengt mee dat, ingevolge artikel 2, lid 1 EEX-Vo Norfolk dient te worden gedaagd voor de rechter van haar woonplaats, gelegen in Engeland, zodat de rechtbank onbevoegd is. Subsidiair stelt Norfolk zich op het standpunt dat de RUCIP rules, waarvan zij de toepasselijkheid overigens erkent noch ontkent, eveneens meebrengen dat de door artikel 2, lid 1 EEX-Vo aangewezen rechter bevoegd is. Artikel 31, lid 1 van die voorwaarden stelt weliswaar arbitrage verplicht, maar artikel 31, lid 6 bepaalt geeft van toepassing zijnde uitzondering hierop.
2.2. Agrico stelt zich op het standpunt dat levering "CPT" is overeengekomen, zodat artikel 5 lid 1 EEX-Vo de Nederlandse rechter (eveneens) als bevoegde rechter aanwijst. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de RUCIP rules 2000 zijn overeengekomen. Artikel 31 RUCIP rules brengt mee dat het geschil moet worden beslecht door arbiters. De uitzondering van artikel 31 lid zes is niet van toepassing.
2.3. De rechtbank oordeelt als volgt. Aangezien Agrico bij dagvaarding heeft gesteld dat op de overeenkomst de RUCIP Rules 2000 van toepassing zijn en Norfolk toepasselijkheid daarvan niet heeft betwist - haar stelling dat zij geen erkenning van de toepasselijkheid van deze regels wil doen, kan niet als zodanig worden aangemerkt - moet in dit geding van de toepasselijkheid van deze regels worden uitgegaan.
2.4. Geen van de partijen vraagt echter verwijzing naar de in artikel 31 RUCIP Rules 2000 neergelegde arbitrageprocedure. Norfolk wenst, zoals gezegd, niet tot erkenning van deze regels over te gaan, en stelt voorts dat artikel 31 lid zes RUCIP Rules 2000 meebrengt dat de (Engelse) burgerlijk rechter bevoegd is. Een beroep op de arbitrageclausule kan daaruit niet worden afgeleid. Ook Agrico vraagt niet expliciet verwijzing op de voet van artikel 31 RUCIP Rules 2000. Dat ligt ook niet zondermeer in de rede aangezien het tweede lid van dit artikel lijkt mee te brengen dat slechts de verwerende partij voor een civiele rechter (in dit geval dus Norfolk) verwijzing naar de RUCIP-arbiter mag bewerkstelligen. Agrico stelt slechts - overigens ten onrechte - dat Norfolk een beroep op de arbitrageclausule doet. Onbevoegdheid van de rechtbank in verband met arbitrage is derhalve niet aan de orde.
2.5. Artikel 2 lid 1 EEX-Vo geeft als hoofdregel dat partijen worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waarin zij hun woonplaats hebben. Artikel 5, aanhef en lid 1 onder b EEX-Vo geeft een aanvullende bevoegdheid voor de rechter van de lidstaat waarin de zaken geleverd werden of hadden moeten worden.
Tussen partijen is niet in geschil dat, indien levering CPT is overeengekomen en levering derhalve in Nederland heeft plaatsgevonden, artikel 5, aanhef en lid 1 onder b EEX-Vo bevoegdheid van de Nederlandse rechter meebrengt.
2.6. Norfolk heeft echter met klem gesteld dat geen levering CPT is overeengekomen, doch dat Agrico dat ten onrechte op haar orderbevestiging heeft vermeld zonder dat Norfolk daarop verdacht was of behoefde te zijn. Dat zou onder andere blijken uit een aantal door Norfolk in het geding gebrachte orderbevestigingen van Agrico, die elk als leveringsconditie vermelden: "DELIVERED AS AGREED".
Agrico stelt te dien aanzien dat de aanduiding "DELIVERED AS AGREED" een bevestiging vormt van de levering van aardappelen, waarbij de kosten van het transport tot de bestemming voor rekening van Agrico kwamen, hetgeen eveneens een "CPT"-levering betreft, zoals is bedoeld in de Incoterms 2000. In de visie van Agrico sluit de leveringsconditie "DELIVERED AS AGREED" levering "CPT" niet uit, maar juist in.
2.7. Norfolk heeft op deze stelling nog niet kunnen reageren en zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 mei 2006 voor akte aan de zijde van Norfolk,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.