ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7245
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontheffing van de vereffeningsverplichting in een nalatenschap met minderjarige erfgenaam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 augustus 2006, werd een verzoek ingediend door de executeur van de nalatenschap van een overleden persoon. De executeur vroeg om ontheffing van de verplichting tot vereffening van de nalatenschap, omdat hij stelde dat de goederen van de nalatenschap voldoende waren om alle schulden te voldoen. De kantonrechter, M.E.L. Fikkers, beoordeelde het verzoek en concludeerde dat de nalatenschap beneficiair was aanvaard, aangezien er een minderjarige erfgenaam was en de wettelijke vertegenwoordiger niet tijdig een verklaring had afgelegd. Hierdoor was de nalatenschap onderworpen aan de vereffening volgens de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter merkte op dat de executeur, die ook de rol van afwikkelingsbewindvoerder vervulde, geen reden had om te twijfelen aan zijn bevoegdheid om de nalatenschap af te wikkelen. Echter, de rechter kon alleen achteraf toetsen of de goederen van de nalatenschap daadwerkelijk voldoende waren om aan de schulden te voldoen, aangezien er geen recente boedelbeschrijving was overgelegd. De afwikkeling van de nalatenschap was inmiddels ver gevorderd, en de rechter vroeg zich af welk redelijk belang de executeur nog had bij de gevraagde ontheffing.
Uiteindelijk wees de kantonrechter het verzoek af wegens gebrek aan belang, aangezien de executeur niet kon aantonen dat er nog een noodzaak was voor de ontheffing van de vereffeningsverplichting. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en de mogelijkheid tot hoger beroep werd vermeld, waarbij de termijn voor het indienen van een beroepschrift drie maanden bedroeg.