ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7641

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
311440 CV 06-1629
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de CAO voor het Bouwbedrijf en de toepassing van garantielonen

In deze kantonzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 augustus 2006, staat de uitleg van de CAO voor het Bouwbedrijf centraal. De eisende partij, de Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, h.o.d.n. FNV Bouw, heeft vorderingen ingesteld tegen de besloten vennootschappen Moes Bouwbedrijf Oost B.V. en Moes Bouwbedrijf West B.V. De kern van het geschil betreft de toepassing van garantielonen en de uitleg van verschillende artikelen in de CAO, met name artikel 18, dat betrekking heeft op de lonen van vakvolwassen werknemers en de voorliedentoeslag. FNV Bouw vordert onder andere een verklaring voor recht dat Moes gehouden is de in de CAO opgenomen loontabellen correct toe te passen en verzoekt om schadevergoeding van € 5.000,00 wegens geleden schade door een vermeende loonsverlaging van haar leden.

De kantonrechter heeft de vorderingen van FNV Bouw afgewezen. De rechter oordeelt dat de uitleg van de CAO-bepalingen door FNV Bouw niet houdbaar is. De kantonrechter stelt vast dat de wijzigingen in de CAO's van 2000, 2001 en 2003/2004 niet de bedoeling hadden om de bestaande afspraken te wijzigen, maar dat de interpretatie van FNV Bouw leidt tot een onjuiste toepassing van de bepalingen. De rechter benadrukt dat de bewoordingen van de CAO, gelezen in de context van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn. De kantonrechter concludeert dat de voorliedentoeslag niet tot het garantieloon gerekend kan worden en dat de vorderingen van FNV Bouw op basis van deze uitleg niet kunnen worden toegewezen.

De uitspraak resulteert in een proceskostenveroordeling voor FNV Bouw, die als verliezende partij in de kosten van het geding wordt veroordeeld. De rechter heeft de proceskosten aan de zijde van Moes begroot op € 400,00 voor het salaris van de gemachtigde, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 311440 CV EXPL 06-1629
Datum : 8 augustus 2006
Vonnis in de zaak van:
de vereniging
DE NEDERLANDSE BOND VOOR DE BOUW- EN HOUTNIJVERHEID, h.o.d.n. FNV Bouw,
gevestigd te Woerden,
eisende partij,
verder te noemen FNV Bouw,
gemachtigde mr. W.H. Oome, jurist bij FNV Bouw,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOES BOUWBEDRIJF OOST B.V.,
gevestigd te Zwolle,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOES BOUWBEDRIJF WEST B.V.,
gevestigd te Almere,
verder gezamenlijk te noemen Moes,
gedaagde partijen,
gemachtigde mr. R.A.A. Duk, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Partijen hebben producties overgelegd.
Het geschil
FNV Bouw vordert, zakelijk weergegeven:
-de verklaring voor recht dat Moes ook ingaande 1 januari 2002 jegens haar voorlieden gehou-den is de in bijlage 8 van de CAO voor het Bouwbedrijf opgenomen tabel II toe te passen;
-Moes vanaf 1 januari 2002 tot het rechtsgeldig einde van de dienstverbanden van haar voorlieden te veroordelen tot een correcte naleving van de CAO voor het Bouwbedrijf jegens die voor-lieden door aan de hand van loontabel II van bijlage 8 van de CAO voor het Bouwbedrijf het loon cum annexis van haar voorlieden te berekenen en onder afgifte van een bruto/netto specifi-catie aan hen te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2002, een en an-der binnen 4 weken na de dag van dit vonnis en versterkt met een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag;
-de veroordeling van Moes tot betaling van € 5.000,00 schadevergoeding;
-de veroordeling van Moes in de proceskosten.
Moes heeft tot afwijzing van deze vorderingen geconcludeerd, kosten rechtens.
1. De vaststaande feiten
1.1
FNV Bouw is een vakorganisatie in de zin van artikel 1 van de Wet CAO. Zij behartigt de be-langen van werknemers werkzaam in de bouw- en houtnijverheid en is reeds jarenlang partij bij de CAO voor het Bouwbedrijf (hierna: de CAO).
Moes exploiteert, kort gezegd, een bouwbedrijf.
1.2 De CAO 2000
De tekst van de algemeen verbindend verklaarde CAO 2000 (Stcrt. 19 december 2000, nr. 246)
bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 1
Definities
(…)
12. a. Onder ,,garantieloon’’ wordt verstaan:
het loon waarop de werknemer na toepassing van artikel 17 krachtens artikel 18 of artikel 19 per week of per uur recht kan doen gelden.
b. Onder ,,vast overeengekomen loon’’ wordt verstaan:
het garantieloon vermeerderd met de eventueel overeengekomen individuele toeslag conform arti-kel 21 lid 1.
(…)
Artikel 18
Garantielonen voor vakvolwassenen
1. a. Week-/uurloon per functiegroep
De werkgever zal aan de werknemer van 22 jaar en ouder per volle werkweek minimaal het weekloon betalen dat voor de functiegroep, waarin de werknemer is ingedeeld, geldt. Wanneer de werknemer binnen de normale arbeidstijd volgens artikel 15 minder dan 40 uur per week heeft gewerkt, moet hem per gewerkt uur minimaal het voor zijn functiegroep vastgestelde uurloon worden uitbetaald (zie tabel I, bijlage 8E).
Voor werknemers die de functie vervullen van voorman, meesterknecht, putbaas, leermeester of instructeur zal het voor hun functiegroep vastgestelde loon worden verhoogd met een voorlieden-toeslag van fl. 90,80 bruto per week.
Onder voorman, meesterknecht of putbaas wordt verstaan de werknemer die leiding geeft aan tenminste 5 werknemers. Wanneer aan minder dan 5 werknemers leiding wordt gegeven zijn
partijen bevoegd in bijzondere gevallen toestemming te verlenen tot het betalen van het in tabel II (8E) genoemde hogere loon.
(…)
Artikel 21
Prestatiebeloning
1. De werkgever is bevoegd boven het voor de werknemer geldende garantieloon een prestatiepre-mie toe te kennen.
(…)
Artikel 23
Reisuren
1. Onder reisuren worden verstaan de uren gedurende welke gereisd wordt van de woning tot het werk en terug. Zij moeten worden vergoed indien de arbeid in een andere dan de woongemeente van de werknemer plaatsvindt. Daarbij dient de werkgever de bepalingen van lid 2 in dit artikel in acht te nemen.
2. De duur van de reis (reistijd) welke wordt gemaakt met een:
a. openbaar middel van vervoer;
b. door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel;
c. eigen vervoermiddel;
zal – met uitzondering van de eerste 60 minuten per dag – door de werkgever aan de werknemer worden vergoed tegen het voor die werknemer geldende garantie-uurloon.
(…)
BIJLAGE 8E
Lonen per 1 juli 2000 (1,25%)
Tabel I
Functiegroep Weekloon Uurloon
A 804,00 20,10
B 852,80 21,32
C 903,20 22,58
D 966,40 24,16
E 1015,20 25,38
Tabel II
Functiegroep Weekloon Uurloon
A 900,00 22,50
B 948,80 23,72
C 999,20 24,98
D 1062,40 26,56
(…)
1.3 De CAO 2001
De hiervoor geciteerde artikelen keren in de tekst van de algemeen verbindend verklaarde CAO 2001 (Stcrt. 21 december 2001, nr. 248) terug, met dien verstande dat artikel 18 als volgt luidt:
Artikel 18
Garantielonen voor vakvolwassenen
1. *a. Week-/uurloon per functiegroep
De werkgever zal aan de werknemer van 22 jaar en ouder per volle werkweek minimaal het weekloon betalen dat voor de functiegroep, waarin de werknemer is ingedeeld, geldt. Wanneer de werknemer binnen de normale arbeidstijd volgens artikel 15 minder dan 40 uur per week heeft gewerkt, moet hem per gewerkt uur minimaal het voor zijn functiegroep vastgestelde uurloon worden uitbetaald (zie tabel I, bijlage 8A t/m 8D).
De leermeester/instructeur
(…)
Voor leermeester of instructeur wordt het vastovereengekomen loon verhoogd met een voorlie-dentoeslag van f 98,- bruto per week, indien de werknemer één of meer leerlingen begeleidt (zie
tabel II, bijlage 8A t/m 8D).
(…)
Voorlieden
(…)
Voor werknemers die de functie vervullen van voorman, meesterknecht, of putbaas zal het vast overeengekomen loon worden verhoogd met een voorliedentoeslag van fl. 98,- bruto per week.
In de tekst van de algemeen verbindend verklaarde CAO 2001 komen de bijlagen 8A en 8B niet voor en luidt de tekst van de bijlagen 8C als volgt:
BIJLAGE 8C
Lonen per 1 juli 2001 in guldens (1%)
Tabel 1 Garantielonen voor vakvolwassen werknemers
Functiegroep Weekloon Uurloon
A 878,00 21,95
B 931,20 23,28
C 986,00 24,65
D 1.054,80 26,37
E 1.108,00 27,70
Tabel 2 (loon voor voorlieden, meesterknechts, putsbazen, leermeester
of instructeurs, inclusief voorliedentoeslag)
Functiegroep Weekloon Uurloon
A 983,20 24,58
B 1.036,40 25,91
C 1.091,20 27,28
D 1.160,00 29,00
(…)
Tabel 8D is identiek aan tabel 8C met dien verstande dat de bedragen in euro’s luiden.
1.4 De CAO 2003/2004
Artikel 18 van de algemeen verbindend verklaarde CAO 2003/2004 (Stcrt. 29 september 2003, nr. 187) bepaalt, overeenkomstig de tekst van de CAO 2001, dat ‘het vastovereengekomen loon’ van de leermeester en ‘het vast overeengekomen loon’ van de voorman, meesterknecht of put-baas wordt verhoogd met de voorliedentoeslag van € 49,20 bruto per week.
De artikelen 21 lid 1 (prestatiebeloning) en 23 lid 2 (reisuren) bepalen wederom dat bovenop het voor de werknemer geldende garantieloon een prestatiepremie kan worden toegekend respectie-velijk dat de reistijd wordt vergoed tegen het voor de werknemer geldende garantie-uurloon.
2. Het standpunt van FNV Bouw
2.1
Met ingang van 2002 bepaalt Moes de hoogte van de reisurenvergoeding en de prestatietoeslag aan de hand van tabel I van bijlage 8. Deze tabel vermeldt het week- en uurloon per functie-groep. Voorheen werden deze toeslagen berekend aan de hand van tabel II die dat loon ver-meerderd met de voorliedentoeslag vermeldt. Het aldaar, in tabel II, genoemde loon is het ga-rantieloon van de voorlieden. De bepalingen met betrekking tot de reisurenvergoeding en de prestatiebeloning vermelden het voor de werknemer geldende garantieloon.
2.2
De bij de CAO betrokken partijen hebben langdurig getracht het meningsverschil op te lossen, hetgeen niet is gelukt. Door de veranderde berekeningswijze worden de reisurenvergoeding en de prestatietoeslag niet langer gebaseerd op het loon inclusief de voorliedentoeslag, maar op het lagere basisloon van tabel I. Hierdoor zijn de voorlieden geconfronteerd met een loonsverlaging, hoewel de ‘CAO van 2002-2004’ ten opzichte van oudere CAO’s inhoudelijk noch tekstueel is gewijzigd, ook niet ten aanzien van tabel II.
Het is nimmer de bedoeling geweest de CAO op het punt in kwestie te wijzigen.
2.3
FNV Bouw leidt schade nu niet alleen haar werfkracht is afgenomen, maar zij bij haar leden ook vertrouwen en prestige heeft verloren. Op grond van artikel 16 Wet CAO dient Moes die scha-de, begroot op € 5.000, te vergoeden.
3. Het standpunt van Moes
3.1
Leermeesters hebben over de reisuren geen recht op een voorliedentoeslag omdat zij tijdens die uren geen leerlingen begeleiden. Tot en met 2001 heeft Moes, in afwijking van het standpunt van de werkgeversorganisaties, die toeslag echter wel tot het uurloon gerekend en dat aldus berekende uurloon over de reisuren uitbetaald.
Ingaande 1 januari 2001 is artikel 18 van de CAO veranderd en in verband daarmee ook de tekst van bijlage 8. Sedertdien wordt het vast overeengekomen loon in plaats van het voor de functie-groep vastgestelde loon verhoogd met de voorliedentoeslag. De tekst van deze CAO kwam eerst in november 2001 beschikbaar om welke reden Moes de wijziging van haar beleid op dit punt ingaande 1 januari 2002 heeft doorgevoerd.
De CAO-partijen hebben inmiddels een compromis gesloten --vastgelegd in artikel 42 van de huidige CAO-- in die zin dat vanaf 1 november 2005 bedoelde toeslag wel in de reisuren van de leermeesters is begrepen.
3.2
FNV Bouw heeft het overigens legitieme verschil van mening over de uitleg van de CAO zo’n 4 jaren laten slepen. Het gestelde prestigeverlies vloeit daaruit voort. Van schade is geen sprake. Haar leden bleken desgevraagd niet bereid haar de benodigde informatie te verstrekken om een procedure aanhangig te kunnen maken.
De uitleg van FNV Bouw wordt niet door de Hout- en Bouwbond CNV onderschreven.
3.3
Tabel II van bijlage 8 vermeldt het garantieloon vermeerderd met de voorliedentoeslag.
Voor wat betreft de hoogte van de prestatietoeslag bevat de CAO geen voorschriften. Die hoogte staat ter discretie van Moes.
3.4
FNV Bouw kan in deze procedure niet de nakoming van de gestelde rechten van individuele werknemers die zij vóór 2002 zouden hebben verkregen, afdwingen.
De beoordeling
4.1
Het geschil tussen partijen betreft de uitleg van achtereenvolgende CAO-bepalingen zoals die vanaf 1 januari 2001 luiden. De kantonrechter gaat uit van de hiervoor weergegeven tekst van de verbindend verklaarde CAO’s omdat lang niet altijd duidelijk is uit welke CAO de door FNV Bouw overgelegde kopie artikelen precies afkomstig zijn en haar stellingen op dat punt niet altijd even duidelijk zijn.
4.2
Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn de bewoordingen van de CAO, gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Nu Moes niet (rechtstreeks) bij de CAO-onderhandelingen en de formulering van de tekst van de CAO’s betrokken is geweest, gaat het om een uitleg naar objectieve maatstaven zoals die uitleg in de jurisprudentie nader is uitgewerkt.
4.3
De kantonrechter deelt niet het standpunt van FNV Bouw dat de CAO-bepalingen waarom het in dezen blijkens het petitum van de dagvaarding gaat --namelijk die ten aanzien van de voor-lieden-- in de opeenvolgende CAO’s gelijk luiden.
Artikel 18 van de algemeen verbindend verklaarde CAO 2000 komt hierop neer dat het loon van de voorman, zoals dat overeenkomstig de voor hem geldende functiegroep is vastgesteld, met het bedrag van de voorliedentoeslag wordt verhoogd.
In de algemeen verbindend verklaarde CAO 2001 is dit artikel veranderd: niet het volgens de functiegroep vastgestelde loon maar het ‘vast overeengekomen loon’ van de voorman wordt met het bedrag van de voorliedentoeslag verhoogd.
Blijkens de tekst van het door FNV Bouw als productie 3 bij dagvaarding overgelegde artikel 18, welk artikel kennelijk afkomstig is uit de CAO 2002 nu het artikel het bedrag van de voor-liedentoeslag per 1 januari 2002 en per 1 juli 2002 noemt, is de tekst op dit punt gelijk aan de tekst van artikel 18 CAO 2001.
In de algemeen verbindend verklaarde CAO 2003/2004 is op dit punt geen wijziging aange-bracht.
Met andere woorden: de CAO 2000 bepaalt ten aanzien van voorlieden dat het volgens de func-tiegroep geldende loon wordt verhoogd met de voorliedentoeslag en met ingang van 1 januari 2001 dat het vast overeengekomen loon met die toeslag wordt verhoogd.
4.4
Blijkens de teksten van de algemeen verbindend verklaarde CAO’s 2000, 2001 en 2003/2004 kennen die CAO’s zowel het begrip ‘garantieloon’ als het begrip ‘vast overeengekomen loon’ en ‘vastovereengekomen loon’ waarmee overigens (kennelijk) hetzelfde loon is bedoeld. Aan-nemelijk is dat voor de CAO 2002 hetzelfde geldt.
Blijkens de definities van (telkens) artikel 1 lid 12 is het garantieloon het loon waarop de werk-nemer nadat de functie-indeling overeenkomstig artikel 17 heeft plaatsgevonden, krachtens de artikelen 18 of 19 recht kan doen gelden, en is het vast overeengekomen loon het garantieloon vermeerderd met het bedrag van het prestatieloon van artikel 21 lid 1.
4.5
Uit een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd volgt, dat (in elk geval) vanaf 1 januari 2001 de voorliedentoeslag niet tot het garantieloon wordt gerekend. Die toeslag wordt door artikel 18 immers bovenop het vast overeengekomen loon, dat blijkens de definitie bestaat uit het garantieloon + prestatieloon, toegekend.
In een formule weergegeven:
garantieloon + prestatieloon = vast overeengekomen loon + voorliedentoeslag = te betalen loon.
4.6
Een consequente toepassing van de uitleg van FNV Bouw zou tot gevolg hebben dat, zo de definitie van het begrip garantieloon van artikel 1 lid 12 dat al zou toelaten, de voorliedentoeslag eerst tot het garantieloon wordt gerekend, waarna het resultaat van de optelsom van dat garan-tieloon en het prestatieloon, zijnde het vast overeengekomen loon, op grond van artikel 18 met diezelfde voorliedentoeslag wordt verhoogd.
Het rechtsgevolg van die uitleg, te weten dat de voorliedentoeslag twee keer wordt meegeteld, is onaannemelijk.
4.7
Tabel I van bijlage 8 van de achtereenvolgende CAO’s --te beginnen bij die van 2000-- geeft telkens de loonbedragen behorend bij de functiegroepen A t/m E weer. Tabel II telkens de loon-bedragen behorend bij de functiegroepen A t/m D maar dan vermeerderd met het bedrag van de voorliedentoeslag. Die tabellen bevatten een uitwerking van artikel 18 maar definiëren niet, anders dan FNV Bouw lijkt te betogen, de begrippen garantieloon en vast overeengekomen loon.
Dit blijkt (ook) uit een vergelijking van artikel 18 van de algemeen verbindend verklaarde CAO 2003/2004 en bijlage 8 van die CAO. In dat artikel 18 wordt naar tabel I, bijlage 8 verwezen waar het betreft het loon overeenkomstig de functiegroep waarin een werknemer is ingedeeld. Ten aanzien van ‘het vastovereengekomen loon verhoogd met een voorliedentoeslag’, wordt in artikel 18 verwezen naar tabel II bijlage 8. Boven tabel I staat: ‘Garantielonen voor vakvolwas-sen werknemers’ en daaronder staat weliswaar ook tabel II afgedrukt zodat een oppervlakkige lezing tot de conclusie leidt dat ook tabel II garantielonen vermeldt, maar uit de tekst van artikel 18 volgt uitdrukkelijk dat tabel II niet de garantielonen vermeldt maar ‘het vastovereengekomen loon verhoogd met een voorliedentoeslag’. In dit verband valt op dat direct boven tabel II niet staat garantieloon voor voorlieden, maar ‘loon voor voorlieden’, hetgeen de juistheid van deze uitleg onderstreept.
4.8
De stelling van FNV Bouw dat de CAO-partijen artikel 18 per 1 januari 2001 niet hebben be-doeld te wijzigen faalt, omdat gesteld noch gebleken is dat die bedoeling ook voor Moes ken-baar is geweest. Een beroep op de bedoeling van de CAO-partijen staat hier haaks op de uitleg van de CAO’s naar objectieve maatstaven.
4.9
Nu de uitleg van de CAO’s waarop de vorderingen van FNV Bouw zijn gebaseerd in rechte geen stand houdt, dienen die vorderingen te worden afgewezen.
FNV Bouw dient als verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt FNV Bouw in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Moes begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde;
- verklaart het vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 8 augustus 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.