ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7849
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Brandstichting zonder gemeen gevaar voor goederen
In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, behandeld door politierechter G.M.J. Vijftigschild, vond de zitting plaats op 22 augustus 2006. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat, werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en diefstal door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie, mr. H. Timmer, eiste een gevangenisstraf van negen maanden en een schadevergoeding van € 1.411,18 aan de benadeelde partij.
De politierechter oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de brandstichting, omdat er geen gemeen gevaar voor andere goederen dan de in brand gestoken auto was. De rechter concludeerde dat het opzet van de daders gericht was op het in brand steken van de auto zelf en niet op andere delen ervan. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de brandstichting.
Wel achtte de politierechter de verdachte schuldig aan de andere twee tenlasteleggingen. De rechter baseerde zijn beslissing op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en de omstandigheden van de zaak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering zou worden gebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
De uitspraak werd gedaan op 28 augustus 2006, waarbij de politierechter de beslissing motiveerde op basis van de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De rechter vond dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk was, gezien de aard en ernst van de feiten.