RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 320231 HA VERZ 06-201
datum : 3 juli 2006
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
de stichting STICHTING ROC AVENTUS,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
verzoekende partij, verder te noemen: “Aventus”,
gemachtigde mr. S.M.C. Verheyden, advocaat te Zutphen,
[WERKNEEMSTER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen “[werkneemster]”,
gemachtigde mr. L.P.M. Klijn, advocaat te Tilburg.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 24 mei 2006 met aangehechte producties,
- het verweerschrift d.d. 16 juni 2006, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding met aangehechte producties en
- de van de zijde van Aventus bij faxbrief van 22 juni 2006 nader ingezonden producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 23 juni 2006. Verschenen zijn:
- namens Aventus [lid], lid van het college van bestuur, vergezeld van mr. Verheyden en
- [werkneemster], vergezeld van mr. Klijn.
Aventus heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] wegens gewichtige redenen zonder toekenning van een vergoeding naar billijkheid.
[werkneemster] heeft zich niet verzet tegen een ontbinding en deze harerzijds verzocht voor het geval Aventus haar verzoek daartoe zou intrekken. Zij heeft voorts de toekenning bepleit van een vergoeding naar billijkheid van € 43.333,30 te vermeerderen met een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schadevergoeding.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. Aventus verzorgt beroepsopleidingen en educatie voor jongeren en volwassenen.
b. [werkneemster], geboren op [datum], is per [datum] bij Aventus in dienst getreden in de functie van “coördinator PR en communicatie”. Het laatst door haar verdiende salaris bedraagt € 3.961,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een vaste 13e maand. Op de arbeidsovereenkomst is toepasselijk de CAO Bve.
c. Tot 1 januari 2005 viel [werkneemster] onder de leiding van de voorzitter van het college van bestuur, de heer [A] en na 1 januari 2005 onder de leiding van [lid] voormeld.
d. In een gesprek op 19 januari 2006 heeft [lid] aan [werkneemster] om opheldering verzocht over vier punten omtrent haar functioneren en de door haar aangestuurde afdeling. Tijdens dat gesprek is afgesproken dat die onderwerpen tijdens het eerstvolgende werkoverleg op 14 februari 2006 opnieuw aan de orde zouden komen.
e. Bij brief van 30 januari 2006 heeft [werkneemster] aan [lid] meegedeeld dat zij het gesprek van 19 januari 2006 als zeer bedreigend en intimiderend heeft ervaren en dat zij vervolggesprek-ken voortaan alleen in het bijzijn van haar rechtskundig adviseur wil laten plaatsvinden. [werkneemster] heeft voorts meegedeeld dat zij “gezien de huidige situatie en de sluimerende conflicten die er liggen” niet zal ingaan op de uitnodiging voor een planningsgesprek van 6 februari 2006. Bij brief van 2 februari 2006 heeft [lid] het planningsgesprek geannuleerd en [werkneemster] uitgenodigd om op 6 februari 2006 te spreken over haar brief van 30 januari 2006, desgewenst vergezeld door een rechtskundig adviseur.
f. [werkneemster] heeft op 4 februari 2006 zich bij [lid] afgemeld voor de afspraak van 6 februari 2006 wegens klachten omtrent een te hoge bloeddruk. [lid] heeft [werkneemster] daarop uitgenodigd om op 8 februari 2006 met elkaar te spreken. [werkneemster] heef zich vervolgens op 6 februari 2006 bij Aventus arbeidsongeschikt gemeld.
g. Aventus heeft daarop vergeefs getracht [werkneemster] uit te nodigen voor het (spoed)spreekuur van de bedrijfsarts van 7 februari 2006. Bij brief van 7 februari 2006 heeft Aventus [werkneemster] opgeroepen om te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts d.d. 10 februari 2006, onder aanzegging dat, indien [werkneemster] zich niet aan de ziekteverzuimvoorschriften houdt, jegens haar disciplinaire maatregelen genomen kunnen worden.
h. De bedrijfsarts heeft [werkneemster] op 10 februari 2006 gezien en haar volledig arbeidsongeschikt beoordeeld. In een daarover aan Aventus gericht werkhervattingsadvies d.d. 27 februari 2006 is verwoord dat het ziekteverzuim is gerelateerd aan de beleving van de werksituatie “waarbij een conflict al langer spelend gaande is en geleid heeft tot psychische klachten en beperkingen van tijdelijke aard” en dat [werkneemster] naar verwachting per 6 maart 2006 arbeidsgeschikt zal zijn. In dit advies is tot slot verwoord dat voorafgaande aan een werkhervatting via gesprekken oplossingen gezocht moeten worden voor de knelpunten waardoor [werkneemster] zich niet goed in staat acht haar functie uit te voeren en dat conflictbemiddeling moet worden overwogen.
i. Bij emailbericht van 13 februari 2006 heeft [werkneemster] aan [lid] meegedeeld dat zij op 10 februari 2006 door de bedrijfsarts is gezien en dat zij binnenkort de rapportage daarover zal ontvangen. Zij heeft daarbij voorts verwoord dat “de tirannieke en dwangmatige wijze van handelen” haar noodzaakt om de communicatie verder te laten verlopen via haar raadsman.
j. Bij brief van 23 februari 2006 heeft Aventus [werkneemster] uitgenodigd om, tezamen met haar
raadsman, op 3 maart 2006 met elkaar te spreken. Bij emailbericht van 25 februari 2006 heeft [werkneemster] geantwoord dat zij door haar lichamelijke en psychische situatie niet in staat is om een gesprek met [lid] aan te gaan.
k. De bedrijfsarts heeft [werkneemster] op 6 maart 2006 gezien en haar medisch arbeidsgeschikt beoordeeld. De bedrijfsarts heeft daarop, onder verwijzing naar haar advies van 10 februari 2006, geadviseerd om de knelpunten onderling te bespreken. In dit advies is voorts verwoord dat [werkneemster] wordt aangemeld bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten “als uitgevallen met een werkgerelateerde aandoening”.
l. Bij brief van 8 maart 2006 heeft Aventus aan [werkneemster] meegedeeld dat zij heeft vernomen dat zij inmiddels arbeidsgeschikt is verklaard en dat voorafgaande aan een werkhervatting eerst tussen haar en [lid] gesproken dient te worden over de door [werkneemster] ervaren knelpunten. [werkneemster] heeft daarop “tot haar stomme verbazing” geantwoord dat correspondentie moet worden gericht aan haar raadsman en dat hij op de mededeling van Aventus zal reageren.
m. In overleg tussen de manager P&O van Aventus en de gemachtigde van [werkneemster] is afgesproken dat op 16 maart 2006 verder wordt gesproken. [werkneemster] heeft zich bij dit gesprek door haar gemachtigde laten vertegenwoordigen. Op verzoek van Aventus heeft [werkneemster]s gemachtigde bij brief van 27 maart 2006 de bij haar levende bezwaren toegelicht.
n. Op 20 maart 2006 heeft [werkneemster] zich opnieuw bij Aventus ziekgemeld. Zij is vervolgens op 27 maart 2006 door de bedrijfsarts gezien die haar volledig arbeidsongeschikt heeft beoordeeld. In het werkhervattingsadvies is daaromtrent verwoord: “advies tijdelijk geen reïntegratie, ruimte bieden voor verder herstel”. Daarbij is voor [werkneemster] een volgende afspraak bij de bedrijfsarts gepland voor 20 april 2006.
o. Bij brief van 3 april 2006 heeft de gemachtigde van Aventus [werkneemster] uitgenodigd voor een gesprek tussen haar en [lid] op 12 april 2006 en is meegedeeld dat [werkneemster] zich in dat gesprek mag laten bijstaan door haar gemachtigde. [werkneemster]s gemachtigde heeft daarop geantwoord dat zijn cliënte niet op dat gesprek zal verschijnen.
p. Bij brief van 13 april 2006 heeft Aventus haar ongenoegen uitgesproken over de weigering van [werkneemster] om het gesprek deel te nemen. Zij verwoordt daarin voorts dat zij inmiddels heeft begrepen dat [werkneemster] de afspraak bij de bedrijfsarts d.d. 20 april 2006 heeft afgezegd, dat de daarvoor opgegeven reden van “afwezigheid” haars inziens geen geldige reden is en dat Aventus er vanuit gaat dat [werkneemster] op 20 april 2006 de bedrijfsarts zal bezoeken.
q. Bij faxbericht van 14 april 2006 heeft de gemachtigde van [werkneemster] geantwoord dat de toon van de brief van 13 april 2006 aanmatigend en respectloos is, dat [werkneemster] op 20 maart 2006 is ziekgemeld wegens ernstige maag- en darmklachten, dat de bedrijfsarts [werkneemster] volledig arbeidsongeschikt heeft beoordeeld en dat deze heeft geadviseerd tijdelijk geen reïntegratie-activiteiten te ondernemen, waaronder ook het door Aventus verlangde gesprek gerekend moet worden. Voorts is verwoord dat [werkneemster] met toestemming van de bedrijfsarts “afwezig” is en de afspraak heeft verzet naar 2 mei 2006.
r. Bij faxbericht van 19 april 2006 heeft de gemachtigde van Aventus aan [werkneemster]s gemachtigde verwoord dat zij heeft vernomen de bedrijfsarts niet van oordeel is dat er geen mogelijkheid zou bestaan voor een gesprek tussen partijen, dat het gesprek juist de bedoeling heeft om er achter te komen in hoeverre [werkneemster] weer de draad kan oppakken en dat er geen aanleiding kan bestaan om het gesprek bij de bedrijfsarts van 20 april 2006 uit te stellen. [werkneemster] is vervolgens uitgenodigd om op 24 april 2006 te verschijnen voor een gesprek. Bij dit faxbericht zijn gevoegd twee berichten van de bedrijfsarts d.d. 18 april 2006 waarin is aangegeven dat zij na 27 maart 2006 geen contact meer heeft gehad met [werkneemster] en dat afgaande op het laatste spreekuurcontact er haars inziens geen dusdanige medische beperkingen waren dat [werkneemster] geen gesprek aan zou kunnen, mits er rekening mee wordt gehouden dat zij is beperkt voor stressvolle momenten.
s. Bij faxbericht van 20 april 2006 heeft de gemachtigde van [werkneemster] geantwoord dat de afspraak bij de bedrijfarts op verzoek van [werkneemster] is verzet naar 2 mei 2006 naar aanleiding van een door haar in het buitenland gevolge kuur. Voorts is volhard in de stelling dat een gesprek tussen [werkneemster] en [lid] van alles te doen heeft met reïntegratie, dat de bedrijfsarts juist heeft geadviseerd om dat tijdelijk na te laten en dat [werkneemster] op dat moment niet tot een gesprek niet in staat is. Tot slot is verwoord dat [werkneemster] wel bereid is om een gesprek aan te gaan met Van Andel, voorzitter van het college van bestuur van Aventus. Tussen de gemachtigden is vervolgens overeengekomen dat [werkneemster] op 11 mei 2006 met hem zal spreken, welke afspraak op verzoek van [werkneemster] vervolgens is verschoven naar 15 mei 2006.
t. De bedrijfsarts heeft [werkneemster] op 2 mei 2006 gezien en haar met ingang van die datum voor 50% arbeidsgeschikt beoordeeld. De bedrijfsarts heeft daarbij haar adviezen van 10 februari en 6 maart 2006 herhaald en aangedrongen dat vooraf aan een terugkeer wordt gesproken over oplossingen voor de door [werkneemster] ervaren knelpunten.
u. Bij brief van 4 mei 2006 heeft de gemachtigde van [werkneemster] aan de gemachtigde van Aventus verzocht toe te staan dat bij het gesprek van 15 mei 2006 tevens aanwezig zal zijn de partner van [werkneemster] en is voorts verzocht dat gesprek te laten plaatsvinden op een neutrale lokatie buiten de gebouwen van Aventus.
v. Bij faxbericht van 10 mei 2006 is daarop geantwoord dat Aventus het niet bij de aard van het te houden gesprek vindt passen dat [werkneemster] door twee personen wordt bijgestaan en dat zij niet inziet dat het gesprek niet bij haar kan plaatsvinden en dat Van Andel overigens gezien zijn agenda niet in staat is om het gesprek elders te houden.
w. Bij faxbericht van 10 mei 2006 heeft de gemachtigde van [werkneemster] geantwoord dat de houding van Aventus zeer teleurstellend is, dat daardoor het gevoel is versterkt dat er geen begrip bestaat voor haar situatie, dat er bij [werkneemster] geen enkel vertrouwen meer bestaat in een gesprek met wie dan ook van Aventus, dat het gesprek van 15 mei 2006 geen doorgang behoeft te vinden, dat [werkneemster] er nu de buik helemaal vol van heeft en dat zij hem opdracht heeft gegeven om tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te komen, waarna een minnelijke regeling is voorgesteld. Bij faxbericht van 12 mei 2006 heeft de gemachtigde van Aventus geantwoord dat er harerzijds geen behoefte bestaat om met [werkneemster] tot een regeling te komen.
Aventus heeft aan haar verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegd dat binnen de arbeidsrelatie van partijen van een gewichtige reden sprake is die dusdanig van aard is dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [werkneemster] in strijd met haar verplichtingen heeft geweigerd om tot overleg te komen omtrent de hervatting van haar werkzaamheden. [werkneemster] heeft vanaf januari 2006 op basis van ongefundeerde kritiek op Aventus, in het bijzonder op [lid], gesteld dat er een onwerkbare situatie is ontstaan. Zij heeft zich vervolgens ziekgemeld en is doelbewust ieder gesprek uit de weg gegaan waarin zij haar kritiek nader deugdelijk had kunnen toelichten en waarna Aventus had kunnen onderzoeken hoe zij de door [werkneemster] ervaren knelpunten in de samenwerking had kunnen oplossen. In plaats daarvan heeft [werkneemster] laten weten dat zij geen heil meer ziet in een voortzetting van de arbeidsrelatie. Er is dan ook een dringende reden althans een verandering van omstandigheden die tot een ontbinding noopt. Nu Aventus geen verwijt van de thans ontstane situatie valt te maken, is zij niet bereid om aan [werkneemster] een vergoeding te betalen.
[werkneemster] heeft ten verwere aangevoerd dat zij steeds naar behoren heeft gefunctioneerd, dat zij na 1 januari 2005 bij voortduring door [lid] kleinerend en onheus is bejegend en dat er na het gesprek van 19 januari 2006, waarin [lid] [werkneemster] opnieuw vage en onjuiste verwijten maakte, iets bij haar is geknapt, zodanig dat zij daarvan ernstige klachten ontwikkelde die tot haar arbeidsongeschiktheid hebben geleid. In plaats van het van Aventus te verwachten begrip voor haar situatie, is zij alleen maar door Aventus opgejaagd en onder druk gezet, terwijl het een redelijk werkgever duidelijk had moeten zijn dat zij geen gesprek aankon. [werkneemster] is immers niet ten onrechte aangemeld met een beroepsziekte. Volstrekt ten onrechte wordt haar verweten dat zij niet zou willen meewerken aan haar reïntegratie. Het is juist Aventus die de adviezen van de bedrijfsarts in de wind slaat en haar verplichtingen omtrent het creëren van een veilige werkomgeving niet nakomt en niet wil nakomen. Zij heeft dan ook geen dringende reden gegeven voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Nu zij door de handelwijze van Aventus geen enkel vertrouwen meer heeft in een zinvolle voortzetting van de arbeidsrelatie, moet zij beamen dat er een verandering in de omstandigheden is die tot een ontbinding moet leiden, doch deze verandering is louter aan Aventus te wijten. Zonodig dient de ontbinding dan ook op haar verzoek te worden uitgesproken. [werkneemster] heeft daarop aanspraak gemaakt op een vergoeding naar billijkheid van € 43.333,30, uitgaande van A = 10, B = € 4.333,33 en C = 2. Voorts is er reden voor een immateriële schadevergoeding van € 25.000 wegens de onterechte, schofferende en intimiderende gang van zaken, de ernstige beschadiging van haar reputatie en goede naam en het toebrengen van een beroepsziekte, aldus [werkneemster].
1.
Nu [werkneemster] als werknemer harerzijds een (tegen)verzoek tot ontbinding heeft gedaan en de in de artikel 7:670 BW neergelegde opzegverboden zich richten tot een werkgever, staat [werkneemster]s (gedeeltelijke) ongeschiktheid voor haar werk niet aan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg.
2.
[werkneemster] heeft zich één en andermaal op het standpunt gesteld en daarin ter zitting expliciet volhard dat zij hoe dan ook niet (meer) bereid is om in de toekomst arbeid voor Aventus te verrichten. Die houding leidt op zichzelf al tot een verandering in de omstandigheden die een ontbinding rechtvaardigt. Dit leidt er toe dat de kantonrechter het voornemen heeft de overeenkomst te ontbinden en wel per 1 augustus 2006.
3.
Die ontbinding kan naar het oordeel van de kantonrechter evenwel niet tevens worden gestoeld op de door Aventus aangedragen gronden, zodat haar verzoek worden afgewezen.
3.1
Tegen de achtergrond van het ‘Vixia’-arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 2004 (JAR 2004,
259) kon [werkneemster]s (herhaalde) weigering om met Aventus te spreken over haar (gedeeltelijke) werkhervatting naar het oordeel van de kantonrechter krachtens het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 BW immers in beginsel slechts leiden tot een verlies van een aanspraak op loonbetaling. Alleen in geval van bijkomende omstandigheden kan zo’n weigering tot een beëindiging van de arbeidsrelatie leiden. Anders dan Aventus stelt, zijn zulke bijkomende omstandigheden niet gebleken.
3.2
De kantonrechter stelt voorop dat geenszins onredelijk was dat Aventus van [werkneemster] verlangde dat zij - voorafgaande aan een (gedeeltelijke) werkhervatting - zouden spreken over de door [werkneemster] ervaren problemen in de samenwerking met [lid] en de door haar aan het adres van [lid] ter zake gemaakte verwijten.
3.3
Het was Aventus evenwel (in ieder geval medio mei 2006) bekend dat [werkneemster] vanaf begin februari 2006 te kampen heeft gehad met enerzijds forse lichamelijke klachten en anderzijds psychische klachten. Aventus heeft evenmin in twijfel getrokken het oordeel van de bedrijfsarts dat [werkneemster] beperkt was voor stressvolle momenten. Gesteld noch gebleken is voorts dat na 2 mei 2006 een verandering is opgetreden in de door de bedrijfsarts geschatte mate van [werkneemster]s arbeidsongeschiktheid van 50%. Uit de gevoerde correspondentie blijkt voorts dat [werkneemster] haar situatie, wat daar verder ook van zij, in de eerste plaats emotioneel benaderde. Uit een en ander had Aventus aldus kunnen afleiden dat de psychische toestand van [werkneemster] zodanig was dat zij niet in volle omvang in staat was om haar belangen adequaat te behartigen zodat zij niet zonder meer kon verwachten dat [werkneemster] ten volle haar verplichtingen jegens Aventus zou beseffen.
3.4
Met het voorgaande is niet gezegd dat Aventus zich dan maar alles van [werkneemster] had moeten welgevallen. Van Aventus had echter wel mogen worden verwacht dat zij eerst de in lid 6 van artikel 7:629 BW bedoelde loonprikkel had toegepast om [werkneemster] te brengen tot (allereerst) een gesprek over haar reïntegratie en over de door haar ervaren problemen in de samenwerking met [lid]. Nu die prikkel niet is toegepast, kan niet worden uitgesloten dat (mede) daardoor het niet tot een gesprek met [werkneemster] is gekomen. Aventus heeft aldus het mede in de hand gehad dat niet is gebleken dat een feitelijke terugkeer van [werkneemster] en/of het klaren van de lucht tussen [werkneemster] en [lid] werkelijk onmogelijk was. Eerst indien die loonprikkel niet het gewenste effect had gehad en [werkneemster] onwillig zou blijven om op redelijke verzoeken van haar in te gaan, was het nastreven van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst door Aventus opportuun geweest. Haar huidige verzoek moet dan ook als voorbarig worden betiteld.
3.5
Voormeld oordeel wordt niet anders indien daarbij betrokken wordt de - voor het eerst bij faxbericht van 10 mei 2006 betrokken - stelling van [werkneemster] dat de arbeidsverhouding van partijen blijvend verstoord is en dat zij harerzijds een beëindiging daarvan zal nastreven. Enerzijds ontslaat die stellingname van [werkneemster] Aventus nog niet van haar verplichting om tot een reïntegratie van [werkneemster] te komen, al dan niet in passende arbeid bij een andere werkgever, zoals bedoeld in lid 1 van artikel 7:658a BW. Anderzijds is, gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 3.3. en 3.4 is overwogen en tegen de achtergrond van [werkneemster]s psychische klachten, daarmee nog niet gezegd dat in haar opstelling geen wijziging had kunnen worden gebracht. Die stelling van [werkneemster] kan haar dan ook niet in die mate worden tegengeworpen als Aventus dat nu doet.
4.
Het bovenstaande betekent dat de ontbinding zal worden uitgesproken op [werkneemster]s verzoek.
5.
Wat betreft de vraag of aan de ontbinding een vergoeding naar billijkheid dient te worden verbonden, zoals [werkneemster] bepleit en Aventus bestrijdt, geldt het volgende.
5.1
Uit de door [werkneemster] overgelegde verklaring van haar psycholoog/psychotherapeut blijkt dat meerdere, jarenlang bestaande hebbende stressfactoren hebben geleid tot haar inschakeling per mei 2005 en dat de door de werksituatie ervaren stress en haar onvermogen om daarmee om te gaan uiteindelijk hebben geleid tot de lichamelijke en psychische klanten, resulterende in een arbeidsongeschiktheid. Wat daar verder ook van zij, daarmee is voldoende gebleken dat niet alleen de (door [werkneemster] ervaren) situatie op het werk de oorzaak van haar uitval is geweest.
5.2
De kern van [werkneemster]s verwijt aan het adres van Aventus ziet voorts op de wijze waarop [lid] in de periode vanaf 1 januari 2005 met haar is omgegaan en haar heeft bejegend. [werkneemster] heeft in dat kader termen gebezigd als “dwingend”, “tiranniek”, “intimiderend” en
“treiterend”. Aventus heeft bestreden dat [lid] op zo’n wijze met [werkneemster] is omgegaan. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter niet kunnen blijken dat zulke kwalificaties op het gedrag van [lid] jegens [werkneemster] toepasselijk zijn (geweest).
5.3
Voorts geldt dat [werkneemster] desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat zij die door haar ervaren bejegening tot haar brief van 30 januari 2006 niet als zodanig bij [lid] aan de orde heeft gesteld. Niet valt in te zien dat daarin een aan Aventus te maken verwijt schuilt.
5.3
Vast staat dat Aventus - in eerste instantie in de persoon van [lid] - onmiddellijk na de brief van 30 januari 2006 heeft getracht om met [werkneemster] in gesprek te komen over de kennelijk bij haar levende bezwaren. Dit kan, gelet op de op Aventus’ rustende verplichtingen als bedoeld in artikel 7:611 BW, bezwaarlijk aan haar worden tegengeworpen. Als de kantonrechter het goed ziet, heeft Aventus negen (sic!) pogingen ondernomen om daarover met [werkneemster] te spreken.
5.4
Tegen de achtergrond van het gegeven dat [werkneemster] haar bezwaren nimmer met [lid] had besproken en het herhaalde advies van de bedrijfsarts aan zowel Aventus als [werkneemster] om over de door de laatste ervaren knelpunten te spreken, valt het voor de kantonrechter niet te begrijpen dat [werkneemster] daartoe niet is kunnen komen.
5.5
Het advies van de bedrijfsarts zag immers juist op het voeren van een gesprek terwijl daarnaast in de periode van 6 tot 20 maart 2006 en vanaf 2 mei 2006 in ieder geval sprake was van (gedeeltelijke) arbeidsgeschiktheid. Aventus heeft daarenboven bij faxbericht van 19 april 2006, met gedocumenteerde verwijzing naar een oordeel van de bedrijfsarts d.d. 18 april 2006, aan [werkneemster] overgebracht dat er medisch gezien geen beletsel aanwezig kon worden geacht voor zo’n gesprek. Nu geen second opinion als bedoeld in artikel 7:629a althans 658b BW voorligt, dient te worden uitgegaan van de juistheid van die oordelen van de bedrijfsarts. Dit betekent dat Aventus er geen verwijt van kan worden gemaakt dat zij begin april 2006 opnieuw aan [werkneemster] duidelijk maakte dat zij met haar in gesprek diende te komen, terwijl de bedrijfsarts op 27 maart 2006 had geadviseerd om [werkneemster] circa twee weken de tijd te geven voor herstel. Het één sloot volgens de bedrijfsarts het ander niet uit. Het betekent voorts dat niet kan worden aanvaard de na 19 april 2006 met beroep op haar gezondheidstoestand herhaalde weigering om met [lid] of een ander van Aventus een gesprek aan te gaan.
5.6
Anders dan [werkneemster] doet, kan naar het oordeel van de kantonrechter evenmin aan Aventus worden tegengeworpen dat zij niet voetstoots wilde accepteren dat [werkneemster] de vervolgafspraak bij de bedrijfsarts voor 20 april 2006 had afgezegd en evenmin op een gesprek met Aventus wilde komen, te houden op 24 april 2006. Daarvoor werd in eerste instantie ten onrechte gesteld dat een en ander met instemming van de bedrijfsarts was, terwijl [werkneemster] ter zake geen overleg met Aventus had gevoerd. Vervolgens werd namens [werkneemster] zonder nadere toelichting gesteld dat zij “afwezig” zou zijn. Van die onjuiste mededeling en die gelaten onduidelijkheid kan [werkneemster] Aventus uiteraard geen bezwaar maken.
5.7
Het verwijt van [werkneemster] omtrent Aventus’ weigering om het op 15 mei 2006 te houden gesprek te verplaatsen en om daarbij, naast haar gemachtigde, tevens haar echtgenoot aanwezig te laten zijn, kan evenmin dat gewicht worden toegekend zoals zij dat voorstaat. Allereerst geldt dat [werkneemster] een en ander had ingekleed als een verzoek zodat niet valt in te zien dat Aventus had moeten begrijpen dat een negatief antwoord tot gevolg zou hebben dat het gesprek niet zou doorgaan. Daargelaten de vraag of Aventus’ weigering de toets der kritiek kan doorstaan, moet voorts worden vastgesteld dat zulks in ieder geval niet geldt voor [werkneemster]s reactie daarop, zoals verwoord in het faxbericht d.d. 10 mei 2006. Die reactie geeft immers geen blijk van een besef dat zij tot zo’n gesprek gehouden was en houdt - wederom - slechts kritiek in op Aventus, waarna namens [werkneemster] het vertrouwen in de - inmiddels voor beide partijen kenbaar onder hoge druk staande - arbeidsrelatie is opgezegd.
5.8
Het door [werkneemster] - achteraf - aan het adres van Aventus gemaakte verwijt dat zij niet tot mediation is overgegaan, is voor de kantonrechter, gelet op het bovenstaande, onnavolgbaar. Hetzelfde geldt voor het verwijt dat Aventus niet onderzocht zou hebben of [werkneemster] haar werkzaamheden niet onder een andere leidinggevende zou kunnen verrichten. Voorts moet als gezocht worden beschouwd het - eveneens achteraf - gemaakte verwijt dat Aventus met de aanstelling van een anders gehonoreerde interim-manager zich jegens [werkneemster] schuldig heeft gemaakt aan een ongeoorloofd onderscheid in de arbeidsvoorwaarden. Tot slot is gebleken dat geen hout snijdt het verwijt dat Aventus met de openstelling van de vacatures “manager communicatie en marketing” en “adviseur communicatie en marketing” aan [werkneemster], vooruitlopend op de uitkomst van deze procedure, haar functie heeft ontnomen. Dit geldt overigens te minder nu [werkneemster] vanaf medio mei 2006 een afscheid ambieert.
5.9
De slotsom uit het bovenstaande is dat niet kan worden vastgesteld dat Aventus een verwijt treft van het ontstaan en/of het voortduren van [werkneemster]s arbeidsongeschiktheid dan wel van de door [werkneemster] ervaren bejegening voorafgaande aan haar uitval. Evenmin treft Aventus naar het oordeel van de kantonrechter een relevant verwijt van het gegeven dat het niet is gekomen van een reïntegratie, een poging daartoe of zelfs maar een gesprek daarover. Er is dan ook geen grond aanwezig voor toekenning van een vergoeding naar billijkheid, een vergoeding voor immateriële schade daaronder begrepen.
6.
Aan het bovenstaande doet niet af de aanmelding van [werkneemster] per 6 maart 2006 door de bedrijfsarts bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten als uitgevallen met een werkgerelateerde aandoening. Uit die enkele aanmelding volgt immers nog geen verwijtbaarheid aan de zijde van Aventus als werkgever. De daaromtrent door [werkneemster] nader aangevoerde omstandigheden zijn, zoals overwogen, te licht bevonden.
7.
Bovenstaande beslissing brengt mee dat [werkneemster] overeenkomstig het bepaalde in het tiende lid van artikel 7:685 BW de gelegenheid krijgt het verzoek in te trekken.
8.
Ongeacht of het verzoek tot ontbinding wordt ingetrokken, wordt in de omstandigheden van het geval aanleiding gevonden voor compensatie van de proceskosten op na te melden wijze. Op de afwijzing van Aventus’ verzoek zal dienovereenkomstig worden beslist.
op het verzoek van Aventus
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
op het tegenverzoek van [werkneemster]
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereen-komst te ontbinden per 1 augustus 2006;
- stelt [werkneemster] in de gelegenheid haar verzoek in te trekken uiterlijk op 28 juli 2006 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij,
voor het geval [werkneemster] haar verzoek niet intrekt:
- ontbindt - op verzoek van [werkneemster] - de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 1 augustus 2006;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af wat meer of anders is verzocht;
voor het geval [werkneemster] haar verzoek intrekt:
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 3 juli 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.