ECLI:NL:RBZLY:2006:AY8866

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120582 / KG ZA 06-186
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot openbaarmaking en verveelvoudiging van liefdesgedichten van [A]

In deze zaak vorderde eiser, erfgenaam van de overleden mevrouw [A], afgifte van de originele liefdesgedichten van [A] en een verbod op de verveelvoudiging en openbaarmaking van deze gedichten door gedaagde. Mevrouw [A] overleed op 31 januari 2005 aan vasculaire dementie. Eiser stelde dat [A] de gedichten aan gedaagde had meegegeven voor een CD, maar dat zij expliciet had aangegeven dat hij moest beslissen over publicatie na haar dood. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2006 verklaarde gedaagde dat er geen andere verveelvoudigingen of openbaarmakingen hadden plaatsgevonden, wat door eiser niet werd betwist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiser, met uitzondering van de vorderingen tot afgifte van de gedichten, bij gebrek aan belang werden afgewezen. De rechter oordeelde dat gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat gedaagde niet het recht had om de gedichten openbaar te maken, gezien de eerdere uitlatingen van [A] en het gebrek aan schriftelijke afspraken over de publicatie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 120582 / KG ZA 06-186
Vonnis in kort geding van 23 juni 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
procureur mr. C. Borstlap,
advocaat mr. A.P. Maes te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. L. Bakers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling d.d. 15 juni 2006
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 31 januari 2005 is mevrouw [A] (hierna: [A]) overleden aan de gevolgen van de ziekte vasculaire dementie. Erfgenaam van [A] is [eiser].
2.2. [A] geniet landelijke bekendheid met haar religieuze gedichten. Van haar hand zijn verschillende dichtbundels verschenen. In totaal zijn er ook vier CD's uitgegeven met gedichten van [A] op muziek gezet. Deze CD's zijn door [gedaagde] geproduceerd.
2.3. [A] heeft behalve haar religieuze werk ook ongeveer 200 liefdesgedichten geschreven. Deze gedichten zijn nooit uitgegeven en - op één uitzondering na - ook nooit op andere wijze openbaar gemaakt. In de map waarin deze gedichten verzameld zijn, heeft zij geschreven:
"Na mijn dood mag hier eventueel uit gepubliceerd worden. [voornaam eiser] moet hierover beslissen."
2.4. In 1997 heeft [A] in het tv-programma Villa Felderhof één liefdesgedicht voorgedragen. Zij heeft in datzelfde programma aangegeven dat zij niet wilde dat deze gedichten openbaar zouden worden gemaakt.
2.5. Op 21 februari 2001 heeft [A] aan [gedaagde] een aantal originele gedichten meegegeven met de begeleidende tekst:
"Op 21 februari 2001 meegegeven aan [voornaam gedaagde] [gedaagde] t.b.v. een te maken CD.
Nel [A]"
2.6. In april 2001 of 2002 is [A] in de studio van [gedaagde] geweest, waar zij de aan [gedaagde] meegegeven gedichten heeft ingesproken.
2.7. Op 21 juli 2001 verschijnt in de Groene Amsterdammer een interview met [A]. In dit interview verklaart [A] dat ze haar liefdesgedichten nooit heeft gepubliceerd, niet alleen omdat ze nogal persoonlijk zijn, maar vooral ook omdat ze zo droevig zijn.
2.8. Op 3 april 2002 heeft [A] aan [gedaagde] twee oude foto's van haarzelf overhandigd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat - afgifte van al de originele (liefdes)gedichten van mevrouw [A], een verbod tot het verveelvoudigen en/of openbaar maken van deze gedichten, afgifte van de eventueel reeds gemaakte verveelvoudigingen en het terughalen daarvan bij de afnemers en tot slot, indien verveelvuldigingen en/of openbaarmaking inderdaad al heeft plaatsgevonden, opgave te verstrekken van:
- de per afnemer genoemde aantallen inbreukmakende producten die [gedaagde] heeft geproduceerd, laten produceren, verkocht, geleverd, in bestelling heeft of in voorraad houdt;
- de inkoop- en verkoopprijzen van deze producten;
- de namen van de afnemers en toeleveranciers en hun adres en telefoongegevens.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu door [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling is verklaard dat er, buiten de door hem gemaakte CD, geen verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de gedichten heeft plaatsgevonden en [eiser] dit niet heeft bestreden, zullen de vorderingen van [eiser] sub 3 tot en met 6 bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.2. Van het spoedeisend belang bij het overige gevorderde is in voldoende mate gebleken.
4.3. In geschil is de vraag of [gedaagde] het recht heeft om de gedichten van [A] die hij in bezit heeft openbaar te maken en te verveelvoudigen door deze uit te geven op CD. Vast staat dat [A] de bewuste gedichten aan [gedaagde] heeft meegegeven en dat zij met betrekking tot die gedichten heeft geschreven: "t.b.v. een te maken cd". De vraag is echter of dit voldoende is om daar de rechten aan te ontlenen die [gedaagde] stelt te hebben.
4.4. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De vraag is welke betekenis toegekend moet worden aan de zin: "t.b.v. een te maken CD". Enerzijds is hierbij van belang dat [gedaagde] [A] nadien heeft opgehaald en dat [A] vervolgens in de studio de gedichten ten behoeve van de opname heeft gedeclameerd, terwijl [A] ook nog foto's heeft meegegeven voor de CD-hoes. Anderzijds heeft [A] aangegeven dat [eiser] moest beslissen of haar liefdesgedichten na haar dood zouden worden gepubliceerd. Voorts heeft zij zowel in 1997 (in het Tv-programma Villa Felderhof) als in 2001 (het interview in de Groene Amsterdammer) een duidelijke schroom getoond als het ging om de publicatie van haar liefdesgedichten. Het komt de voorzieningenrechter in het licht van het bovenstaande dan ook onwaarschijnlijk voor dat de enkele medewerking van [A] aan het maken van een CD reeds impliceerde dat voor de publicatie van de CD na het overlijden van [A] de medewerking van [eiser] niet nodig was. De door [gedaagde] verdedigde gedachte valt moeilijk te rijmen met de eerdere uitlatingen van [A], maar ook met haar verklaring in de Groene Amsterdammer, welke uit diezelfde periode stamt. Voorts is ook opmerkelijk dat niets is vastgelegd over de omvang van de publicatie, over de financiering en over andere punten die normaal gesproken bij publicatie en uitgave van een CD geregeld worden. Daarnaast is het ook nog de vraag of [A] in de betreffende periode nog in staat was om haar wil te bepalen en of [gedaagde] gerechtvaardigd op de verklaring van [A] af mocht gaan.
4.5. Gelet op het feit dat [gedaagde] een professional is in de muziekindustrie en weet wat er bij productie en uitgave van een CD komt kijken en hoe zoiets geregeld hoort te worden, is zijn handelwijze bij de totstandkoming van de CD, nu er niets geregeld is, althans niet op papier, het om een hoogbejaarde vrouw gaat en alles buiten medeweten van de naasten van [A] om heeft plaatsgevonden, onzorgvuldig te noemen. Temeer aangezien [gedaagde], naar eigen zeggen, een goede relatie had met [A] en haar eerdere wens om de gedichten niet te publiceren bij hem bekend mag worden verondersteld.
4.6. Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter de overige vorderingen van [eiser] toewijsbaar, met dien verstande dat het enkele maken van de bedoelde CD, gelet op het schrijven van [A], niet als onrechtmatig kan worden beschouwd. Om die reden zal [gedaagde] in deze procedure niet veroordeeld worden tot afgifte van de CD aan [eiser]. Voor het overige zullen de vorderingen worden toegewezen als verzocht.
4.7. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,88
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.236,88
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] tot het binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan de raadsman van [eiser] (Apeldoorn, Europaweg 202, Postbus 695, 7300 AR) aangetekend toezenden van al de originele (liefdes)gedichten welke hij van mevrouw [A] onder zich heeft c.q. tot zijn beschikking heeft, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 2.500,-- voor iedere dag dat hij daarmee op enigerlei wijze in gebreke blijft, zulks met een maximum van EUR 100.000,--,
5.2. veroordeelt [gedaagde] tot het, na betekening van dit vonnis, onmiddellijk staken en gestaakt houden van iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] op de werken van mevrouw [A], meer in het bijzonder door deze gedichten c.q. werken, of één van hen, of delen van één van de werken, op welke wijze en in welke vorm ook, te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 2.500,-- voor iedere overtreding, waarbij elk inbreukmakend gedicht dat in strijd met voornoemde auteursrechten is c.q. wordt verveelvoudigd en/of is c.q. wordt geopenbaard, heeft te gelden als een afzonderlijke overtreding, zulks met een maximum van 100.000,--,
5.3. bepaalt de termijn, als bedoeld in artikel 260 lid 1 Rv op zes maanden,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.236,88,
5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2006.