vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 120741 / KG ZA 06-193
Vonnis in kort geding van 1 juni 2006
ONDERNEMINGSRAAD VAN DE PENITENTIAIRE INRICHTINGEN FLEVOLAND,
zetelend te Lelystad,
eiser,
procureur mr. E.R. van Schaik,
advocaat mr. W.A. van Veen te Utrecht,
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
2. ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE PENITENTIAIRE INRICHTINGEN FLEVOLAND,
wonende te Lelystad,
3. DIRECTEUR VAN DE PENITENTIAIRE INRICHTING FLEVOLAND LOCATIE ALMERE BINNEN,
wonende te Almere Binnen,
gedaagden,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. L.V. Sloot te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna de Ondernemingsraad en gedaagden genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 18 mei 2006
- de pleitnota van gedaagden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1. De feiten
1.1. Bij brief van 26 maart 2006 meldt de sectordirecteur Gevangeniswezen dat is besloten dat de capaciteit van de PI Almere Binnen met 14 meerpersoonscel-plaatsen (MPC-plaatsen) zal worden uitgebreid en dat deze uitbreiding op zeer korte termijn zal worden gerealiseerd.
1.2. Bij brief d.d. 10 april 2006 wordt door de bestuurder van de PI Flevoland aan de Ondernemingsraad om instemming en advies gevraagd.
1.3. De Ondernemingsraad antwoordt bij brief d.d. 4 mei 2006 de uitkomst van het overleg dat de Groepsondernemingsraad op landelijk niveau zal voeren af te willen wachten en geeft voorts aan in dit stadium advies nog niet aan de orde te achten.
1.4. In de PI Almere Binnen worden vervolgens de feitelijke voorbereidingen voor de noodzakelijke verbouwing van een aantal cellen getroffen.
1.5. Op 8 mei 2006 bericht de Ondernemingsraad per e-mail aan de medewerkers van de PI Almere Binnen dat omtrent de uitbreiding met 14 MPC in Almere negatief is geadviseerd.
1.6. De bestuurder van de PI Almere Binnen verstuurt op 9 mei 2006 een emailbericht aan de medewerkers met daarin een uitleg over de gang van zaken rond de mogelijke uitbreiding met 14 MPC.
1.7. De Ondernemingsraad vraagt per brief en e-mail d.d. 10 mei 2005 aan de bestuurder van de PI Flevoland om zijn standpunt terzake de uitbreiding met 14 MPC, gelet op het negatieve advies van de Ondernemingsraad en de verbouwing die desondanks in gang is gezet. Daarnaast verklaart de Ondernemingsraad het besluit tot voorbereiding ten behoeve van de daadwerkelijke uitbreiding nietig.
1.8. De bestuurder antwoordt hierop per brief d.d. 10 mei 2005.
1.9. Bij brief d.d. 16 mei 2006 bericht de waarnemend algemeen directeur van de PI Flevoland aan de raadsman van de Ondernemingsraad dat inmiddels besloten is tot het opschorten van de werkzaamheden in het kader van de uitbreiding van de capaciteit met 14 MPC.
3.1. De Ondernemingsraad vordert - samengevat - gedaagden sub 2 en 3 te verbieden verdere uitvoering te geven aan de verbouwing van 14 eenpersoonscellen in 14 meerpersoonscellen en te gebieden de reeds verbouwde cellen terug te brengen in de staat van eenpersoonscel. Voorts vordert de Ondernemingsraad gedaagde sub 1 te gebieden de opdracht tot de verbouwing van de 14 eenpersoonscellen in te trekken en te gehengen en te gedogen dat de reeds verbouwde eenpersoonscellen worden teruggebracht in de oude situatie.
3.2. Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
1. De beoordeling
1.1. Nu tussen partijen overeenstemming bestaat ten aanzien van de vordering tot het staken van de verbouwing, heeft de Ondernemingsraad geen belang meer bij deze vordering. De vordering zal op dit punt worden afgewezen.
1.2. Tussen partijen is thans nog in geschil of de reeds verbouwde cellen in de "oude" staat teruggebracht moeten worden. De Ondernemingsraad heeft aangevoerd dat de MPC luxer zijn dan de éénpersoonscellen. Omdat op dit moment ook op de MPC maar één gedetineerde wordt geplaatst leidt dit tot ongelijkheid tussen de gedetineerden met onrust als gevolg. Volgens de Ondernemingsraad zullen de gedetineerden op alle mogelijke manieren proberen een plaatsing op een MPC te bewerkstelligen. Hierbij wordt door de Ondernemingsraad niet uitgesloten dat personeel op de werkvloer onder druk wordt gezet, dan wel tegen elkaar wordt uitgespeeld.
1.3. Door gedaagden is echter aangevoerd dat de verschillen tussen een MPC en een éénpersoonscel niet zodanig zijn dat over de MPC gesproken kan worden als een luxe-cel ten opzichte van de éénpersoonscel. Na bestudering van de vergelijkende foto's ter zitting en de overige relevante stukken, volgt de voorzieningenrechter het standpunt van gedaagden. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat er op dit moment al gedetineerden in de MPC zijn geplaatst. Onweersproken is door gedaagden gesteld dat incidenten met betrekking tot de plaatsing op deze cellen zich in het geheel niet hebben voorgedaan. Bovendien is het voor de gedetineerden, blijkens de verklaring ter zitting van een afdelingshoofd van de PI, ook niet mogelijk om invloed uit te oefenen op de plaatsing van gedetineerden in deze cellen. De enige invloed die gedetineerden hebben met betrekking tot plaatsing in een MPC, is inzake de persoon met wie zij samen op die cel komen, maar dat is hier juist niet aan de orde.
Met het terugbrengen in de "oude" staat van de reeds verbouwde cellen is volgens gedaagden een geldbedrag van ca. EUR 47.000,-- gemoeid. Dit is niet betwist door de Ondernemingsraad. Op dit moment staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vast dat de beoogde capaciteitsuitbreiding geen doorgang zal hebben. Het besluit dienaangaande moet nog genomen worden. Het is alleen uitgesteld in afwachting van de uitkomst van het overleg dat de GOR zal voeren medio juni 2006. Mochten de verbouwde cellen thans worden teruggebracht in de oude staat, dan is niet uitgesloten dat deze verbouwing op korte termijn weer ongedaan zal worden gemaakt (met de daarmee gepaard gaande kosten) omdat alsnog wordt besloten tot de capaciteitsuitbreiding.
1.4. Op basis van al het voorgaande moet de vordering tot het in de "oude" staat terugbrengen van de reeds verbouwde cellen dan ook worden afgewezen. De vordering dat de Staat dient te gehengen en gedogen dat de verbouwing van éénpersoons- naar meerpersoonscellen ongedaan moet worden gemaakt zal derhalve ook worden afgewezen.
1.1. Gelet op de positie van partijen tot elkaar zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. Koene op 1 juni 2006.