ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ9400

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122730 / KG ZA 06-300
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot getuigenverhoor en afgifte medisch dossier in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 augustus 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde dat [gedaagde], de huisarts van haar overleden vader, zou verschijnen en een verklaring zou afleggen bij een getuigenverhoor. Daarnaast vorderde zij de afgifte van het medisch dossier van haar vader. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen.

De rechtbank overwoog dat [gedaagde] op grond van artikel 165 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) al verplicht is om te verschijnen en getuigenis af te leggen. Echter, [gedaagde] kan zich beroepen op een verschoningsrecht, dat pas kan worden ingeroepen na het stellen van specifieke vragen. De voorzieningenrechter kan niet vooruitlopen op de beantwoording van deze vragen in het kader van een kort geding. De rechtbank benadrukte dat het verschoningsrecht ook van toepassing is in situaties waarin er geen geheim meer is, en dat de beoordeling van het verschoningsrecht aan de geheimhouder is.

Daarnaast werd opgemerkt dat de vordering tot afgifte van het medisch dossier door [gedaagde] is toegezegd, waardoor [eiseres] geen belang meer had bij deze vordering. De rechtbank heeft [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op EUR 1.152,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 122730 / KG ZA 06-300
Vonnis in kort geding van 10 augustus 2006
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.J.C. de Jong te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In juni 2003 is de vader van [eiseres], de heer vader (hierna: vader), geopereerd aan poliepen in de blaas en aan prostaatkanker. In de zomer van 2004 is vader hier opnieuw voor geopereerd.
2.2. In maart 2004 heeft vader kleine hersenbloedingen gehad.
2.3. Vader heeft vanaf eind augustus 2004 tot aan zijn overlijden thuiszorg gekregen, dat werd verzorgd door Icare. Van de thuiszorg is een zorgadministratie bijgehouden.
2.4. Vader kreeg verschillende medicijnen in de weken voorafgaand aan zijn overlijden.
2.5. Op 21 of 22 september 2004 heeft [eiseres] een woordenwisseling gehad met vader.
2.6. Vader heeft op 23 september 2004 een testament op laten maken, dat om 13.25 uur is voorgelezen en ondertekend in bijzijn van getuigen. In dit testament is [eiseres] onterfd en heeft vader de Rooms Katholieke Parochie van de Heilige Ludgerus tot enig erfgenaam benoemd, met legaten voor de twee kinderen van [eiseres].
2.7. [gedaagde], huisarts van vader, is diezelfde middag bij vader geweest.
2.8. Na de woordenwisseling en na het opmaken van het nieuwe testament is [eiseres] nog eenmaal bij vader geweest. Toen [eiseres] begreep dat zij onterfd was is zij niet meer bij vader op bezoek geweest.
2.9. Op 29 september 2004 is vader overleden.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen te verschijnen en een verklaring af te leggen bij het te houden getuigenverhoor. Daarnaast vordert [eiseres] een veroordeling verstrekking van een afschrift van het medisch dossier van vader aan haar of aan een (door partijen of de rechtbank) te benoemen deskundige.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vorderingen van [eiseres] met betrekking tot de door [gedaagde] af te leggen getuigenis dienen te worden afgewezen. Gelet op het bepaalde in art. 165 Rv is [gedaagde] al verplicht om te verschijnen en om getuigenis af te leggen. Het bepaalde in art. 165 lid 2 sub b Rv biedt een verschoningsrecht waar [gedaagde] zich tijdens het getuigenverhoor op kan beroepen. Om zich op het verschoningsrecht te kunnen beroepen zal echter eerst een specifieke vraag moeten zijn gesteld waarop [gedaagde] dient te antwoorden. Vervolgens dient bij iedere vraag naar aanleiding waarvan [gedaagde] zich op zijn verschoningsrecht beroept afzonderlijk te worden beoordeeld of [gedaagde] inzake de beantwoording van die vraag een verschoningsrecht toekomt. Een voorzieningenrechter oordelend in kort geding kan daar niet, en zeker niet in zijn algemeenheid, op vooruitlopen.
4.2. Terzijde wordt opgemerkt dat een doorbreking van een geheimhoudingsplicht niet impliceert dat aan de geheimhouder geen verschoningsrecht meer toekomt. Naar vaste rechtspraak heeft ontslag uit de geheimhoudingsplicht geen invloed op het bestaan van het verschoningsrecht. In samenhang hiermee wordt opgemerkt dat het verschoningsrecht ook bestaat in gevallen waarin er geen geheim meer is. Het gebruik van een verschoningsrecht is een bevoegdheid waarvan de hantering uitsluitend ter beoordeling van de geheimhouder staat. De rechter heeft alleen te oordelen over het bestaan van een dergelijke bevoegdheid, niet over de hantering ervan. Zolang de rechter aan redelijke twijfel onderhevig acht of de beantwoording van de vraag naar waarheid zal kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven, dient een beroep op het verschoningsrecht te worden gehonoreerd.
Dit is een ander criterium dan voor de doorbreking van de geheimhoudingsplicht geldt. Door eiseres wordt dit verschil tussen geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht ten onrechte over het hoofd gezien.
4.3. De vorderingen van [eiseres] met betrekking tot afgifte van het medisch dossier dienen te worden afgewezen. Aangezien [gedaagde] heeft toegezegd hieraan volledig tegemoet te willen komen heeft [eiseres] geen belang meer bij deze vorderingen. [gedaagde] heeft toegezegd (een afschrift van) het volledige bij hem voorhanden zijnde medische dossier van vader, voor zover dit betrekking heeft op de periode van januari 2004 tot en met het overlijden van vader, aan een door partijen te benoemen medisch deskundige af te geven.
4.4. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.152,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.152,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2006.