vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 100075 / HA ZA 04-1092
de rechtspersoon naar het recht van Spanje
[eiser] S.A.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. C. Borstlap,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
S.S.T. B.V.,
gevestigd te [woonplaats] en kantoorhoudende te [woonplaats]
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. F. van Emst.
Partijen zullen hierna [eiser] en SST genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2005
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 december 2005
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 januari 2006
- het aanvullende proces-verbaal
- de akte van SST
- de antwoordakte van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
In conventie en in reconventie
2.1. Ook in dit vonnis zal de rechtbank de conventie en reconventie vanwege de samenhang tussen beide vorderingen gezamenlijk behandelen.
2.2. De rechtbank heeft in het vonnis van 14 september 2005 SST bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de door [eiser] aan haar geleverde wijnen van dermate slechte kwaliteit waren dat zij onverkoopbaar waren zodat zij niets voor die wijnen hoeft te betalen en dat zij daardoor een schade heeft geleden als door haar gevorderd.
2.3. SST heeft twee getuigen laten horen en nog een aantal producties overgelegd. [eiser] heeft in tegengetuigenverhoor drie getuigen laten horen.
2.4. De door SST voorgebrachte getuigen zijn [getuige 1] en [getuige 2].
De eerste is directeur van SST en partijgetuige. Hij verklaart onder meer dat hij van diverse klanten klachten over van [eiser] afkomstige wijnen heeft gekregen en dat hij deze meermalen aan [eiser] heeft doorgegeven. De getuige noemt vier klanten die hebben geklaagd: een hotel in Luttelgeest, een slijterij en wijngroothandel in Heerenveen, het bedrijf van de getuige [getuige 2] en [klant] uit Ierland. [getuige 1] verklaart een deel van de [eiser] wijnen te hebben verkocht en het overgrote deel gratis te hebben weggegeven voor de productie van varkensvoer omdat de wijnen onverkoopbaar waren.
2.5. De getuige [getuige 2] verklaart van zijn afnemers klachten over van [eiser] afkomstige wijnen te hebben gekregen. Nadat de getuige eerst zegt niet te weten om hoeveel wijn en welke wijn het gaat, herkent hij later in het verhoor een aantal namen. Hij noemt Nueve Dos en de namen die Meron in haar testrapporten vermeldt. Hij verklaart dat hij [getuige 1] voor die wijnen heeft betaald en hij dacht niets voor die wijnen te hebben terug ontvangen.
2.6. SST heeft op de enquete een brief en fax van [klant] overgelegd. De een dateert van november 2003 en de ander van augustus 2004. Daarin valt te lezen dat [klant] 295 dozen Nuevedos Blanco, 478 dozen Rey de Copas Blanco, 120 dozen Nuevedos Tinto, 110 dozen Vega Robledo Reserva en 87 dozen Delmia Macabeo ongeschikt voor menselijke consumptie beschouwt en dat zij deze wijnen weigert.
2.7. Tenslotte brengt SST een stuk in het geding waarin de certificering c.q. accreditatie van het testlaboratorium Meron is vastgelegd, een e-mailbericht waarin P. Kooijman van het productschap Wijn, kort samengevat, schrijft dat wijn sulfiet behoort te bevatten om bederf te voorkomen en een e-mailbericht van J. Eijsten. Deze schrijft dat “wij in 2005 een kwaliteitsklacht met één van de wijnen van [eiser] hebben gehad”.
2.8. De drie door [eiser] voorgebrachte getuigen zijn partijgetuige F.J. [getuige A], M. [getuige B] en A.[getuige C].
De eerste getuige verklaart dat [getuige 1] behalve over de Delmio Gran Reserva, waarover hij met [getuige 1] heeft afgesproken dat het daarvoor in rekening gebrachte zou worden verrekend met andere wijnen, pas na lang en herhaaldelijk aandringen op betaling klachten heeft geuit over de kwaliteit van de wijn. [getuige 1] doet dat pas in een reactie op een brief van een incassobureau. Verder verklaart de getuige onder meer over de interne en externe kwaliteitscontroles in zijn ISO gecertificeerde bedrijf. Hij verklaart verder dat de ontwikkeling van de wijn wordt beïnvloed door de opslag, de temperatuur is bijvoorbeeld van belang. Er kunnen ook problemen ontstaan met de kurk. De getuige acht het onmogelijk dat zijn wijnen de aangetroffen nivo’s hebben. Hij twijfelt niet aan Meron, maar er moet volgens hem met de wijn zijn geknoeid of gemanipuleerd; ze moet bijvoorbeeld slecht zijn opgeslagen.
2.9. Ook de getuige [getuige B] verklaart over de kwaliteitscontroles. Hij is enoloog/vinoloog en is als adjunct-directeur bij [eiser] verantwoordelijk voor de productie en alle kwaliteitsaspecten. Hij verklaart het opvallend te vinden dat Meron in sommige wijnen zeer lage waarden van sulfiet, in sommige zelfs nihil, heeft aangetroffen. Hij denkt dat het betreffende monster één of ander verandering moet hebben ondergaan of dat het niet goed is onderzocht, anders kan hij dat lage gehalte niet verklaren. Oxidatie van een wijn wordt, volgens de getuige, door verschillende factoren beïnvloed. De positie van de fles, de temperatuur en de duur van de opslag zijn van belang.
2.10. Getuige [getuige C] verklaart sinds 2001 of 2002 “Berater” van een Duits bedrijf te zijn dat diverse wijnen van [eiser] heeft gekocht. Hij kent een aantal van de in deze procedure bedoelde wijnen en hij heeft alleen maar goede ervaringen met [eiser].
2.11. De verklaringen en de overgelegde schriftelijk stukken in onderlinge samenhang beschouwd, bieden zeker in het licht van de uit het tegengetuigenverhoor blijkende uitvoerige interne en externe kwalititeitscontroles onvoldoende bewijs van SST’s stellingen.
Slechts van twee klanten is er naast de verklaring van [getuige 1] enig steunbewijs, namelijk het bedrijf van de getuige [getuige 2] en [klant]. De verklaring van [getuige 2] vermeldt wel klachten, maar een door SST geleden schade volgt er niet uit. [getuige 2] verklaart immers voor de wijnen te hebben betaald en niets te hebben terugontvangen. Resteert [klant]. De wijnen genoemd in hun brief en fax staan inderdaad alle op de facturen van [eiser], overigens zonder jaartal. Wat echter opvalt is dat de brief en fax dateren van minstens anderhalf jaar na levering van de wijnen door [eiser] aan SST. Onduidelijk is wanneer de wijnen aan [klant] zijn geleverd en wat er in de tussentijd mee is gebeurd. Zeker omdat, zoals ook getuigen van [eiser] verklaren, duur en wijze van opslag de oxidatie van wijn beïnvloedt, betekenen de bevindingen van [klant] nog niet dat [eiser] jegens SST is tekortgeschoten.
2.12. Het e-mailbericht van Kooijman is niet van belang, tussen partijen is immers niet in het geding dat wijnen sulfiet horen te bevatten. Het gaat er veeleer om hoe het komt dat er geen of weinig sulfiet (meer) inzat hetgeen volgens getuige [getuige B] betekent het dat het betreffende monster een verandering moet hebben ondergaan of dat het niet goed is onderzocht. De rechtbank gaat er gelet op de verklaringen van de getuigen van [eiser] vanuit dat de wijnen bij levering aan SST wel sulfiet bevatten en, gelet op de certificering van Meron, dat de monsters goed zijn onderzocht.
Dat een andere afnemer van [eiser] 2 tot 3 jaar na de onderhavige leveringen een kwaliteitsklacht met één van de wijnen van [eiser] heeft gehad is ook van geen belang.
2.13. Dat alles betekent dat SST niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs van de door haar gestelde wanprestatie en schade, zodat de vordering in conventie zal worden toegewezen en die in reconventie als ongegrond zal worden afgewezen.
2.14. In het tussenvonnis is overwogen dat [eiser] te zijner tijd eventueel nog nader moet aantonen dat de door haar gestelde buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. [eiser] vordert EURO 1.540,- . Uit de verklaring van de getuige [getuige A] en overgelegde stukken blijkt dat Gerling Namur het incassotraject heeft ingezet en naar aanleiding van het verweer van SST inhoudelijk heeft gereageerd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dergelijke kosten zijn gemaakt, die overeenkomstig het Rapport Voorwerk II ten hoogste twee punten van het toepasselijke liquidatietarief kunnen bedragen. [eiser] heeft minder dan dat gevorderd en ook dit deel van haar vordering is dus toewijsbaar.
2.15. SST zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding EUR 70,40
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 1.420,00
- getuigenkosten 1.070,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 3.576,00 (4,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 6.666,40
2.16. SST zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- salaris procureur 904,00 (4,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00).
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt SST om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 64.543,73 (vierenzestig duizend vijfhonderd drieënveertig euro en drieënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 56.217,01 vanaf 24 december 2003 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt SST in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 6.666,40,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4. wijst de vordering af,
3.5. veroordeelt SST in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 904,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Zomer en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.