vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 113616 / HA ZA 05-1288
Vonnis van 4 oktober 2006
de rechtspersoon naar Engels recht
1927 LTD.,
gevestigd en kantoorhoudende te Londen,
eiseres,
procureur mr. J.P. van Dijk,
advocaat mr. S.X.J. Zuidema te Echt,
[gedaagde] h.o.d.n. PASQUINO JEANS & SHOES, ook h.o.d.n. A1 WEARHOUSE,
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. R.J. Bakker.
Partijen zullen hierna 1927 en [familienaam gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte overlegging producties aan de zijde van 1927
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. 1927 is een Engelse onderneming die onder meer een groothandel in kleding en aanverwante zaken exploiteert.
2.2. [familienaam gedaagde], geboren op [datum] 1951, drijft een eenmanszaak genaamd Pasquino Jeans & Shoes te Almere, Palmpolstraat 10. Dit bedrijf heeft een drietal nevenvestigingen:
- Pasquino Shoes te Almere, Bottelaarspassage 89,
- Pasquino Jeans te Amstelveen, Rembrandtweg 97 en
- Pasquino Jeans te Almere, Bottelaarspassage 55-57.
2.3. [familienaam gedaagde] is eveneens indirect bestuurder van Pasquino B.V. met als adres van de door deze besloten vennootschap gedreven onderneming Pasquino Dona & Uonio: Bottelaarspassage 65-67 te Almere en correspondentie adres Palmpolstraat 10 te Almere. Checkpoint [familienaam gedaagde] Holding B.V. is enig aandeelhouder van Pasquino B.V. [familienaam gedaagde] is via Rokim Beheer B.V. bestuurder van Checkpoint [familienaam gedaagde] Holding B.V.
2.4. Sinds 1 januari 2004 is de eenmanszaak A1 Wearhouse gevestigd aan de Televisieweg 107-109 te Almere. Deze onderneming wordt gedreven voor rekening van
R. [familienaam gedaagde], geboren op [datum] 1983.
2.5. 1927 heeft uit hoofde van een overeenkomst strekkende tot levering van kleding en aanverwante zaken facturen verzonden, gericht aan Pasquino, Televisieweg 107 te Almere.
2.6. Wegens het niet voldoen van facturen is op 21 juni 2005 een betalingsregeling getroffen. De schriftelijke betalingsregeling, opgesteld door de Belgische raadsvrouwe van 1927, is gericht aan Pasquino, de heer R. [familienaam gedaagde], Televisieweg 107-109 te Almere. De regeling is, met een aanvulling daarop, voor akkoord getekend door mevrouw Ans van den Berk “namens de heer [familienaam gedaagde]”.
2.7. In het kader van voornoemde betalingsregeling heeft 1927 op 19 juli 2005 een creditnota verstuurd, gericht aan Pasquino B.V., Televisieweg 107-109 te Almere.
2.8. De betalingsregeling is vervolgens niet (geheel) nagekomen.
3. Het geschil
3.1. 1927 vordert samengevat - veroordeling van [familienaam gedaagde] tot betaling van EUR 33.314,38, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [familienaam gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [familienaam gedaagde] voert aan dat A1 Wearhouse en Pasquino Jeans & Shoes niet door dezelfde natuurlijke persoon worden gedreven zodat onvoldoende kenbaar is wie er als gedaagde heeft te gelden.
4.2. Dit verweer wordt gepasseerd. Zoals 1927 in haar conclusie van repliek heeft betoogd, is duidelijk welke persoon 1927 heeft gedagvaard, te weten R. [familienaam gedaagde] geboren op [datum] 1951. Voornoemde [familienaam gedaagde] is immers eigenaar van de eenmanszaak Pasquino Jeans & Shoes waarmee 1927 stelt een overeenkomst te hebben gesloten en uit welke hoofde 1927 thans nakoming vordert. 1927 stelt niet dat zij een overeenkomst met
A1 Wearhouse heeft gesloten zodat voldoende duidelijk is dat R. [familienaam gedaagde] met geboortedatum [datum] 1983 niet in rechte wordt betrokken. Derhalve is voldoende kenbaar wie er als gedaagde partij heeft te gelden, ook al verkeerde 1927 bij dagvaarding per abuis in de veronderstelling dat [familienaam gedaagde] tevens eigenaar van A1 Wearhouse was. Bovendien wordt [familienaam gedaagde] geacht dit verweer te hebben laten varen door in zijn conclusie van dupliek niet te reageren op hetgeen 1927 hieromtrent heeft gesteld in haar conclusie van repliek.
4.3. Gelet op het voorgaande wordt de vordering van 1927 geacht te zijn ingesteld ten aanzien van R. [familienaam gedaagde] handelend onder de naam Pasquino Jeans & Shoes.
4.4. Het geschil beperkt zich verder tot de vraag of 1927 de overeenkomst heeft gesloten met [familienaam gedaagde] als eigenaar van de eenmanszaak Pasquino Jeans & Shoes, dan wel met Pasquino B.V. waarvan [familienaam gedaagde] indirect bestuurder is.
4.5. 1927 stelt dat zij een overeenkomst met [familienaam gedaagde] heeft gesloten en voert in dat verband - kort samengevat - het volgende aan. De betalingsregeling van 21 juni 2005 welke was gericht aan Pasquino en de heer [familienaam gedaagde], is getekend namens de heer [familienaam gedaagde] zelf, zonder enige verwijzing naar een B.V. Daarnaast heeft [familienaam gedaagde] een tweetal brieven, gedateerd 9 juni 2005 en 14 juni 2005, aan de Belgische raadsvrouwe van 1927 verstuurd op briefpapier van Pasquino Jeans, dat een nevenvestiging van de eenmanszaak Pasquino Jeans & Shoes is. Beide brieven zijn afgesloten met de naam R. [familienaam gedaagde] en ondertekend. Nergens is vermeld dat sprake is van een B.V. noch is er een nummer van de Kamer van Koophandel of een btw-nummer op het briefpapier vermeld. Voorts is ter uitvoering van de getroffen betalingsregeling een bedrag van EUR 11.250,00 op de derdengeldenrekening van de Belgische raadsvrouw van 1927 overgemaakt waarvan Pasquino blijkens het bankafschrift opdrachtgever was. Wederom ontbreekt de toevoeging B.V. Dat het btw-nummer van de B.V., dat door [familienaam gedaagde] aan 1927 is verstrekt, op de facturen staat vermeld, zegt niets over de vraag wie als contractspartij heeft te gelden. 1927 voert tevens aan dat de creditnota van 19 juli 2005 op verzoek van [familienaam gedaagde] is geadresseerd aan Pasquino B.V. en dat daaruit niet kan volgen dat Pasquino B.V. contractspartij is.
4.6. [familienaam gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij als middellijke bestuurder van Pasquino B.V. heeft gecorrespondeerd met en goederen heeft besteld bij 1927. Ter onderbouwing voert hij - kort gezegd - aan dat op alle door 1927 verzonden facturen het btw-nummer van voornoemd B.V. staat vermeld en dat de creditnota is gericht aan Pasquino B.V. Daar komt volgens [familienaam gedaagde] bij dat levering van de goederen geschiedde aan het adres Televisieweg 107 te Almere waar het bedrijf A1 Wearhouse is gevestigd maar waar Pasquino B.V tevens gebruik maakte van de zich daar bevindende opslagruimte. De facturen van 1927 die naar voornoemd adres werden verstuurd en waar slechts Pasquino op stond vermeld, werden dan ook aan Pasquino B.V. doorgezonden. [familienaam gedaagde] stelt dat hij de aanduiding op de facturen mocht begrijpen als gericht aan Pasquino B.V. en dat hij in zijn communicatie naar 1927 voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij goederen bestelde namens Pasquino B.V. Dat op de bestelbonnen en de betalingsregeling is getekend met R. [familienaam gedaagde] komt omdat hij er van uit mocht gaan dat 1927 begreep dat hij handelde namens Pasquino B.V. Er is voorts per abuis tweemaal gecorrespondeerd op briefpapier van Pasquino Jeans hetgeen niet met zich brengt dat [familienaam gedaagde] zich persoonlijk heeft verbonden, aldus [familienaam gedaagde].
4.7. In dit verband is het volgende van belang. In het kader van de correspondentie tussen partijen zijn 2 brieven, afkomstig van [familienaam gedaagde] en gericht aan de Belgische raadsvrouwe van 1927, in het geding gebracht. Beide brieven zijn onderaan afgesloten met “De heer R. [familienaam gedaagde]”, gevolgd door een handtekening. Op voornoemde brieven wordt op geen enkele wijze gerefereerd aan Pasquino B.V. Wel zijn de brieven afgedrukt op briefpapier met als opdruk “Pasquino Jeans”, zijnde de nevenvestiging van de eenmanszaak Pasquino Jeans & Shoes. Tevens is een fax, eveneens gericht aan voornoemde raadsvrouwe, in het geding gebracht welke is afgedrukt op briefpapier met als opdruk “Pasquino Donna & Uomo”. Ook hier ontbreekt de aanduiding B.V. Daarnaast is de betalingsregeling van
21 juni 2005 ondertekend namens R. [familienaam gedaagde]. Bovendien is van belang dat 1927 de overgelegde correspondentie, facturen en bestelbonnen, met uitzondering van de creditnota, steeds richt aan ‘Pasquino’ en / of ‘de heer [familienaam gedaagde]’ terwijl is gesteld noch gebleken dat [familienaam gedaagde] heeft aangedrongen op correcte tenaamstelling door 1927.
4.8. Uit het voorstaande moet worden geconcludeerd dat 1927 uit de uitingen van [familienaam gedaagde] mocht afleiden dat hij de overeenkomst in zijn hoedanigheid van eigenaar van de eenmanszaak Pasquino Jeans & Shoes heeft gesloten.
4.9. Dat de creditnota door 1927 is geadresseerd aan ‘Pasquino b.v.’ doet aan het voorgaande niet af. Immers, 1927 heeft onweersproken gesteld dat dit is gedaan op verzoek van [familienaam gedaagde] terwijl daarnaast dit enkele feit onvoldoende is om aan te nemen dat Pasquino B.V. contractspartij is nu 1927 alle overige overgelegde correspondentie, facturen en bestelbonnen steeds heeft gericht aan ‘Pasquino’ en ‘de heer [familienaam gedaagde]’. In dit kader weegt zwaarder dat [familienaam gedaagde] zelf, die stelt Pasquino B.V. te hebben gebonden, in zijn schriftelijk contact met 1927 (voor zover dat is overgelegd) geen enkele maal de aanduiding B.V. heeft vermeld.
4.10. Het feit dat het op de facturen vermelde btw-nummer toebehoort aan Pasquino B.V., is evenmin voldoende om te kunnen concluderen dat de overeenkomst is aangegaan met Pasquino B.V. Van het btw-nummer kan immers door 1927 niet worden afgelezen of dat toebehoort aan Pasquino B.V. dan wel aan de eenmanszaak. 1927 heeft gesteld dat zij er van uit is gegaan dat het door [familienaam gedaagde] verstrekte nummer toebehoorde aan Pasquino Jeans & Shoes en daar mocht zij gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ook van uit gaan.
4.11. Voorts levert de enkele stelling van [familienaam gedaagde] dat Pasquino B.V. contractspartij is, dat dit aan 1927 duidelijk is gemaakt en dat dit voor 1927 ook duidelijk moet zijn geweest,
- zonder nadere onderbouwing met concrete feiten, omstandigheden of stukken - in het licht van de door 1927 aangedragen feiten en omstandigheden en overgelegde stukken, een onvoldoende gemotiveerde betwisting op.
4.12. Ook het verweer van [familienaam gedaagde] dat als er aan de zijde van 1927 al sprake was geweest van verwarring omtrent de identiteit van de contractspartij, het op de weg van 1927 lag daar nader onderzoek naar te doen, wordt gepasseerd. [familienaam gedaagde] drijft (al dan niet direct) meerdere ondernemingen met op elkaar gelijkende handelsnamen doch met verschillende rechtsvormen. Het is dan ook aan [familienaam gedaagde] om ervoor zorg te dragen dat in het handelsverkeer geen misverstanden ontstaan over de vraag met wie er zaken wordt gedaan door op heldere en eenduidige wijze deel te nemen aan het handelsverkeer. [familienaam gedaagde] heeft dit echter nagelaten door verschillende soorten briefpapier in zijn correspondentie met 1927 te gebruiken waarop telkenmale de toevoeging ‘B.V.’ ontbrak. De vordering van 1927 zal dan ook worden toegewezen.
4.13. De subsidiaire stelling van 1927 dat in elk geval de betalingsregeling van 21 juni 2005 met [familienaam gedaagde] in privé is gesloten, behoeft gelet op het voorgaande geen verdere bespreking.
4.14. 1927 vordert [familienaam gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 476,07 voor verschotten en EUR 579,00 voor salaris procureur (1 rekest x EUR 579,00).
4.15. [familienaam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van 1927 worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,60
- vast recht 735,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.978,60
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [familienaam gedaagde] om aan 1927 te betalen een bedrag van EUR 33.314,38 (drieëndertig duizend driehonderd veertien euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van EUR 11.250,00 vanaf 17 juli 2005, over EUR 11.032,19 vanaf 17 augustus 2005 en EUR 11.032,19 vanaf 17 september 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [familienaam gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 1.055,07,
5.3. veroordeelt [familienaam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van 1927 tot op heden begroot op EUR 1.978,60,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2006.