vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 126907 / HA ZA 06-1445
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. A. Arslan,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J.G.M. Hovius.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2006 waarbij de kantonrechter zich onbevoegd heeft geacht en de zaak in conventie en reconventie heeft verwezen naar de civiele sector
- de akte vermindering van eis van [gedaagden] c.s..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] bewoont het hem in eigendom toebehorende pand aan de [adres]. [gedaagden] c.s. zijn eigenaar van het naastgelegen pand [pand], welk pand zij gebruiken als opslag- en hobbyruimte.
2.2. Sinds een aantal jaren is in beide panden sprake van vochtproblemen, voornamelijk in of bij de kelders en de tussenmuur tussen de twee panden. De verstandhouding tussen partijen is slecht.
2.3. Partijen hebben met elkaar gesproken en geschreven om tot een oplossing van deze vochtproblemen te komen. Namens [gedaagden] c.s.heeft [gedaagde sub 1] vrijwel steeds het woord gevoerd en geschreven. In een brief van 11 september 2004 stelt [eiser] aan [gedaagde sub 1] voor een deskundige in te schakelen om te achterhalen wat de oorzaak van de problemen is. Ook schrijft hij : ” Indien de oorzaak van de vochtplekken in mijn pand zit, zal ik de kosten van de expert op mij nemen en de oorzaak wegnemen. Indien de oorzaak van de vochtplekken in uw pand zit, zijn de kosten van de expert voor uw rekening en zult u de oorzaak wegnemen.”. [gedaagde sub 1] schrijft daarop in een brief van 15 september 2004 dat hij blij is met dat voorstel. Hij schrijft verder in die brief onder meer: “Dit alles uit te voeren onder de condities zoals u ze gesteld heeft in uw brief van 11 sep. j.l….Nu ik je voorstel onvoorwaardelijk heb geaccepteerd hoop ik dat we als goede buren verder kunnen, ongeacht de uitkomst en het verdere verloop….”.
2.4. Nadat een aantal door [eiser] voorgestelde deskundigen door [gedaagden] c.s. niet acceptabel zijn bevonden, hebben beide partijen op suggestie van [gedaagden] c.s. Munters B.V.. als deskundige ingeschakeld. C.Assies van dat bedrijf heeft op 25 januari 2005 de kelders en de tussenwand van de twee panden geinspecteerd en op 15 februari 2005 daarover schriftelijk gerapporteerd. In dat rapport schrijft Assies onder meer: “In beide kelders is er sprake van zeer hoge vochtpercentages rondom, dus niet alleen in de scheidende muur…. Vanwege de zeer vochtige kelders in beide woningen welke niet worden geventileerd, is hier sprake van …optrekkend vocht in de tussenmuur tussen de kelders in met als extra een vochtbelasting door condensatie van de stalenbalken welke zijn aangebracht in de tussenmuur.
Advies nummer [nummer]: voorkomen dat eventueel regenwater via de achtergevel in de kelder komt. Kelder voorzien van ventilatie eventueel geforceerd. Kelder tijdelijk gecontroleerd drogen. Mochten de vochtproblemen terug komen dan kelder constructie door een gespecialiseerd bedrijf waterdicht laten impregneren.
Nummer [nummer] ( uit een e-mail bericht blijkt dat hier [ander nummer] is bedoeld) kruipruimte voorzien van kruis ventilatie, en kelder eventueel geforceerd hierin mee laten ventileren. Kelder tijdelijk gecontroleerd drogen. Mochten de vochtproblemen terug komen dan kelder constructie door een gespecialiseerd bedrijf waterdicht laten impregneren.”
2.5. [eiser] heeft een deel van de rekening van Munters betaald en het rapport toegezonden gekregen. [eiser] heeft kruisventilatie laten aanbrengen in zijn kelder hetgeen
EURO 301,25 heeft gekost. Het herstel van het stucwerk van de tussenmuur aan de zijde van [eiser] heeft deze EURO 558,11 gekost. [gedaagden] c.s. hebben de rekening van Munters niet betaald, geen rapport toegezonden gekregen en het advies niet opgevolgd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagden] c.s. tot herstel van de gebreken overeenkomstig het rapport van Munsters B.V. en een schadevergoeding, een en ander zoals in het vonnis van de kantonrechter vermeld.
3.2. [gedaagden] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3. In reconventie vorderen [gedaagden] c.s. na vermindering van eis veroordeling van [eiser] tot betaling van EUR 1.000,- aan vergoeding voor tijd en kosten besteed aan de procedure, EUR 2.500,- aan smartegeld wegens vanaf juli 2004 toebrengen van emotionele schade, EUR 250,- aan vergoeding van schade aan kalk- en stucwerk, de verwijdering van de door [eiser] aangebrachte folie op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
3.4. [eiser] voert verweer tegen de reconventionele vordering. Op de stellingen van partijen wordt hierna voorzover van belang, nader ingegaan.
4. De verdere beoordeling
in conventie
4.1. [eiser] legt aan zijn vorderingen primair ten grondslag dat partijen in september 2004 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten om hun geschil over de vochtproblemen op te lossen en dat [gedaagden] c.s. deze overeenkomst moeten nakomen. [gedaagden] c.s. betwisten, naar de rechtbank begrijpt, dat destijds een vaststellingsovereenkomst is gesloten danwel dat zij gehouden zijn die overeenkomst na te komen. Zij voeren aan dat de werkelijke oorzaak van de vochtproblemen is dat [eiser] onder zijn vloer een dampdichte folie heeft laten aanbrengen tussen de oude houten vloer en de nieuwe houten vloer en de deskundige noemt in zijn rapport ten onrechte andere oorzaken.
4.2. Met de in 2.3 genoemde brief van [gedaagde sub 1] d.d. 15 september 2004 hebben [gedaagden] c.s. ondubbelzinnig en zonder enig voorbehoud ingestemd met het voorstel van [eiser] van 11 september 2004. Door de acceptatie van dat aanbod is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst is inderdaad, zoals [eiser] stelt, een vaststellingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7: 900 Burgerlijk Wetboek (BW). Want partijen hadden, gelet op hetgeen zij in hun brieven schreven, de bedoeling de tussen hen bestaande problemen over de vochtoverlast zo op te lossen dat zij een deskundige zouden inschakelen om de oorzaak te onderzoeken en te adviseren over een oplossing, waarna partijen “de oorzaak zouden wegnemen”. Met dat laatste kan niet anders bedoeld zijn dan dat partijen het advies van de deskundige zouden opvolgen.
4.3. Partijen konden door die overeenkomst het advies van de deskundige dus niet naast zich neerleggen. Een vaststellingsovereenkomst is, zie artikel 7: 904 BW alleen te vernietigen indien gebondenheid aan het rapport c.q. de overeenkomst in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Maar [gedaagden] c.s. hebben dat niet aangevoerd en het is ook niet uit wat zij wel hebben aangevoerd af te leiden. Het enige dat zij hebben aangevoerd is dat zij het met de bevindingen niet eens zijn en dat is onvoldoende. [gedaagden] c.s. zullen dus de door de deskundige aanbevolen maatregelen moeten treffen en de conventionele vordering 1a, b en c is toewijsbaar, zij het dat de rechtbank de bewoordingen van de diverse vorderingen niet precies zal volgen. Dat geldt ook voor de vordering onder 2, met dien verstande dat mogelijk ook [eiser] zijn kelder moet laten impregneren, in dat opzicht heeft Munters B.V. immers in haar advies geen verschil gemaakt tussen de twee percelen. De rechtbank zal daarbij de dwangsom matigen en tot een lager maximum beperken dan [eiser] heeft gevorderd.
4.4. Verder vordert [eiser] de helft van de kosten voor het herstel aan het verf- en stucwerk aan de tussenmuur. De rechtbank zal die vordering als ongegrond afwijzen. [eiser] stelt wel dat [gedaagden] c.s. voor die kosten aansprakelijk zijn, maar in de vaststellingsovereenkomst is daar geen grond voor te vinden en ook een andere grondslag is niet gebleken. De deskundige komt immers kort gezegd tot de conclusie dat de oorzaak van de vochtproblemen in beide kelders ligt en dat in beide percelen vergelijkbare maatregelen getroffen moeten worden. Dat betekent dat elke partij de aan haar kant te treffen maatregelen op haar kosten dient te nemen en de eigen schade dient te dragen.
4.5. Vervolgens vordert [eiser] 1.271,49 EUR voor de kosten van haar raadsman én zij vordert overeenkomstig Voorwerk II de buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] vordert dus eigenlijk twee maal vergoeding van deze kosten. In het rapport Voorwerk II is volgens objectieve maatstaven vastgelegd wat naar redelijkheid de vergoeding voor die buitengerechtelijke werkzaamheden zou moeten zijn. [eiser] heeft niet , althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld op grond waarvan die objectieve maatstaven in deze zaak niet toepasbaar dan wel tot te lage buitengerechtelijke incassokosten zouden leiden. Overeenkomstig Voorwerk II is twee punten van het toepasselijke liquidatietarief toewijsbaar, dus 904,-- EUR. Hoewel [eiser] de wettelijke rente over deze kosten vordert, is niet gesteld of gebleken dat hij deze rente aan de raadsman is verschuldigd en de rechtbank zal dus ook dat deel van de vordering afwijzen.
4.6. [gedaagden] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 262,94
- vast recht 248,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.414,94
4.7. [gedaagden] c.s. hebben onvoldoende onderbouwd op grond waarvan [eiser] gehouden zou zijn hen een vergoeding van 1.000,- EUR te betalen wegens tijd en kosten besteed aan deze procedure. Uit hetgeen hierboven in conventie is overwogen, vordert [eiser] immers terecht van [gedaagden] c.s. dat zij de vaststellingsovereenkomst nakomen.
4.8. [gedaagden] c.s. hebben niet of onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat zij een emotionele schade hebben geleden welke een smartegeld van 2.500,- EUR rechtvaardigt.
4.9. Zoals ook ten aanzien van de door [eiser] gevorderde vergoeding van de herstelkosten wegens verf- en stucwerk is overwogen ( zie 4.4), is er geen grondslag voor het toewijzen van een schadevergoeding van 250,-- EUR wegens herstel van het kalk- en stucwerk aan het pand van [gedaagden] c.s.
4.10. [gedaagden] c.s. dienen, zoals in conventie is overwogen, de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst na te komen en het advies van Munters B.V. op te volgen. Er is dus geen grond voor toewijzing van de gevorderde verwijdering van de folie.
4.11. De rechtbank zal daarom de vorderingen van [gedaagden] c.s. afwijzen en [gedaagden] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00) aan salaris procureur.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat als de een nakomt de ander zal zijn bevrijd, de overeenkomst d.d. 15 september 2004 deugdelijk na te komen door
a. binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis een bouwonderneming schriftelijk opdracht te geven overeenkomstig het advies d.d. 15 februari 2005 van de Munters B.V. kruisventilatie aan te brengen,
b. binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de kelder onder de [pand] te [woonplaats] overeenkomstig datzelfde advies gecontroleerd te drogen,
c. een medewerker van Munters B.V. of, indien deze de opdracht van [gedaagden] c.s. niet wenst te accepteren, een medewerker van Von der Lieck Meettechniek te Rosmalen binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis in die kelder toe te laten om de effecten van die maatregelen of voorzieningen te onderzoeken,
5.2. bepaalt dat de kosten van het onder 5.1.c genoemde onderzoek voor rekening van [gedaagden] c.s. komen,
5.3. veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat als de een nakomt de ander zal zijn bevrijd, voor het geval bij het onder 5.1 onder c genoemde onderzoek blijkt dat de maatregelen of voorzieningen onvoldoende effect hebben gesorteerd, een bouwonderneming opdracht te geven tot het voor hun rekening impregneren van de keldercontructie- en wanden van [pand] te [woonplaats] op een wijze als door Munters B.V. is bepaald in haar advies van 15 februari 2005, dit uit te voeren binnen twee maanden na het onder 5.1.c bedoelde onderzoek,
5.4. bepaalt dat [gedaagden] c.s. voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelen met het onder 5.1. en 5.3 bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeuren van EUR 200,-, tot een maximum van EUR 5.000,--,
5.5. veroordeelt [gedaagden] c.s. om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 904,- ,
5.6. veroordeelt [gedaagden] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.414,94,
5.7. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9. wijst de vorderingen af,
5.10. veroordeelt [gedaagden] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Zomer en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.?