ECLI:NL:RBZLY:2006:BA8911

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119781 / HA ZA 06-540
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.A. Ariëns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op dwaling verworpen; dwaling niet kenbaar voor de wederpartij en onvoldoende onderzoeksplicht

In deze zaak, uitgesproken op 27 december 2006 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, betreft het een geschil tussen twee buren over een erfdienstbaarheid van weg. De eisers, eigenaren van een perceel, hebben een geschil met de gedaagden, die het aangrenzende perceel bezitten. Het geschil ontstond na een ruilverkaveling in 2004, waarbij de gedaagden gebruik wilden maken van een niet-openbare verbindingsweg die over de percelen van beide partijen loopt. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het gebruik van deze weg door zwaar vrachtverkeer, terwijl de gedaagden zich beroepen op een recht van overpad dat volgens hen al generaties lang bestaat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden zich op dwaling hebben beroepen, omdat zij meenden dat er beperkingen golden voor het gebruik van de weg. De rechtbank oordeelt echter dat de gedaagden onvoldoende aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan en dat de dwaling niet kenbaar was voor de eisers. De rechtbank concludeert dat de gedaagden niet kunnen terugkomen op de overeenkomst die zij met de eisers hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de weg.

De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en hen verplicht om de weg te gebruiken volgens de gemaakte afspraken. Tevens zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het aangaan van overeenkomsten en de noodzaak om goed onderzoek te doen naar rechten en plichten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 119781 / HA ZA 06-540
Vonnis van 27 december 2006
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [plaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [plaats],
eisers,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
gedaagden,
procureur mr. H.J. Voors,
advocaat mr. Roodenburg te 's Gravenhage.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het herstelexploot
- de akte van [eisers] c.s.
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 16 augustus 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 19 oktober 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Tussen partijen bestaat een geschil over een erfdienstbaarheid van weg. [eisers] is sedert 1998 eigenaar van een perceel aan de [adres] te [plaats], [gedaagden] heeft het belendende perceel [adres] aldaar in eigendom. Het is al sinds generaties in handen van de familie [gedaagden].
2.2 Het onderhavige gebied is in 2004 betrokken geweest bij de ruilverkaveling “Raarhoek-Veldhoek”. Verwezen wordt naar de aan dit vonnis gehechte en daarvan deel uitmakende kaart. Daarop is de niet-openbare verbindingsweg tussen [straat] en [straat] die over de percelen van [eisers] en [gedaagden] loopt met drie kleuren gemerkt. Het geel gemerkte gedeelte is bij de ruilverkaveling aan [gedaagden] toegekend, het groen gemerkte deel aan een zekere [naam] en het oranje gemerkte deel aan een zekere [naam].
[eisers] wilde de beide laatste delen van de weg niet toegedeeld krijgen omdat hij, naar hij ter comparitie heeft verklaard, voor de aanwezigheid van astbest onder het wegdek beducht was en dienaangaande geen risico’s wilde lopen.
3. Het geschil
3.1 Het geschil tussen partijen heeft met name betrekking op het op de aangehechte tekening oranje en groen gemerkte deel van de weg tussen de [straat] en het huisperceel van [eisers]. [gedaagden] wil daarvan gebruik (blijven) maken om te komen van en te gaan naar de [straat] zoals dat volgens hem al “sinds mensenheugenis” door zijn familie wordt gedaan, en wel zonder beperkingen, dus ook in voorkomende gevallen voor het gebruik door zwaar vrachtverkeer. Dat gebruik is nooit bij notariële akte gelegaliseerd maar dat kan niet verhelen dat sprake is van een buurweg krachtens overeenkomst met (de rechtsvoorgangers van) [naam] en [naam] enerzijds en (de rechtsvoorgangers van) [gedaagden] anderzijds.
Subsidiair stelt [gedaagden] dat sprake is van een persoonlijk recht tot onbeperkt gebruik van de weg.
3.2 [eisers] daarentegen verzet zich tegen gebruik door zwaar vrachtverkeer. Hij heeft dat gedurende enige tijd gedoogd, zolang [gedaagden] een schuur aan het bouwen was, maar die is nu voltooid. Hij is bereid toe te staan dat [gedaagden] uitsluitend gebruik van het bedoelde weggedeelte maakt ten behoeve van zijn schoolgaande kinderen. [gedaagden] heeft volgens [eisers] zelf aangegeven zijn gebruik aldus te willen beperken en hij heeft zich daartoe ook bij overeenkomst van juli 2004 verbonden.
3.3 [gedaagden] heeft zich met betrekking tot die overeenkomst beroepen tot dwaling en heeft deze buitengerechtelijk vernietigd bij brief van zijn rechtsbijstandverzekeraar van [22 oktober 2004]. Hij achtte zich vanaf dat moment niet langer gebonden aan ter zake gemaakte afspraken.
4. Beoordeling
4.1 Blijkens het door [eisers] in geding gebrachte proces-verbaal van de behandeling van zijn bezwaar tegen het plan van toedeling in de ruilverkaveling van [21 april 2004], is op verzoek van de Landinrichtingscommissie vastgelegd:
Ten laste van de aan [naam] toe te delen ontsluitingsweg, waarvan [eisers] de onderhoudskosten draagt, wordt ten gunste van een aan het BBL toebedeeld perceel ter grootte van 2,3 ha, alsmede ten gunste van het aan [gedaagden] toebedeelde perceel, een recht van uitweg gevestigd.
Het proces-verbaal vermeldt dat [eisers] vervolgens verklaart zijn bezwaren in te trekken.
4.2 In het kadaster is op [21 november 2005] ingeschreven de erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar de [straat] ten behoeve van onder meer kavel 034.510, zijnde het perceel van [gedaagden],Het
en ten laste van de kavels 034.515 en 034.527. De erfdienstbaarheid die niet aan enige beperking is onderworpen, betreft het recht van overpad over de “oranje” en “groene” weggedeelten die in eigendom (zijn blijven) toebehoren aan [naam] en [naam]. [eisers] is zelf geen eigenaar van enig weggedeelte. Hij heeft daar zelf voor gekozen. Bovendien staat vast dat ook “in de inbrengsituatie”(vergelijk het proces-verbaal van bezwarenbehandeling) het recht voor [gedaagden] bestond om te komen en te gaan “over de ontsluitingsweg”, zoals overigens onbetwist is gebleven van de kant van [eisers] dat er al generaties lang een dergelijk (zij het niet gelegaliseerd) recht voor (de familie) [gedaagden] bestond.
4.2 Hoewel in het voorstel van de Landinrichtingscommissie om een erfdienstbaarheid ten behoeve van onder meer [gedaagden] in het kadaster in te doen schrijven niet is overgenomen, de suggestie van de adviseur van de commissie [naam] om die erfdienstbaarheid te beperken tot het gebruik van de weg door schoolgaande kinderen, heeft [eisers] zijn bezwaren tegen de toedeling ingetrokken. Blijkens een brief van het kadaster van [5 juli 2004], ondertekend door dezelfde [naam] heeft de commissie aldus besloten omdat hij het een zaak voor partijen vond om in overleg te treden over de wijze van gebruik en de kosten van onderhoud.
4.3 Partijen zijn dat overleg aangegaan. Het heeft geresulteerd in een overeenkomst die is voorafgegaan door drie concepten met uiteenlopende redacties die het niet hebben
gehaald. De uiteindelijk door beide partijen getekende overeenkomst luidt in zijn geheel aldus:
Afspraken m.b.t. de toegangsweg van [straat] tot perceel [adres]
Uitgangspunten
- De eigenaren van de weg zijn de heren [naam] en [naam].
- Op uitdrukkelijk verzoek van de familie [gedaagden] is de weg vanaf de familie [eisers] tot het perceel van de familie [gedaagden] blijven bestaan vanwege hun schoolgaande kinderen.
- Recht van overweg hebben het bestemmingsverkeer voor het perceel grenzend aan de waterleiding ten noordoosten van de weg en de familie [eisers]. De familie [gedaagden] heeft het recht van overpad voor hun schoolgaande kinderen.
- De familie [gedaagden] maakt ondanks dat dit niet per akte is vastgelegd regelmatig gebruik van deze weg.
- De toegangsweg voor bestemmingsverkeer inzake perceel [adres] is de toegangsweg vanaf de [straat]
Afspraken voor 2004
- In verband met een verbouwing van de schuur door de familie [gedaagden] zal de weg voor een bepaalde periode gebruikt worden voor bouwverkeer. Hoewel de familie [eisers] hiermee niet gelukkig is, gaan zij onder voorwaarden mee akkoord.
- De familie [gedaagden], zal in verband met dit bouwverkeer, de huidige gaten in de weg dichten met gefreesd asfalt voordat er sprake kan zijn van bouwverkeer.
- Indien als gevolg van het bouwverkeer verzakkingen optreden zal de familie [gedaagden] deze naar genoegen herstellen.
- De weg kan niet gebruikt worden voor bouwverkeer indien deze zacht is als gevolg van langdurige regen of sneeuw.
- In het najaar van 2005 zal, na de verbouwing van de schuur van de familie [gedaagden], het onderhoud van de weg vanaf [straat] tot perceel [adres], gedaan worden door de familie [eisers] en de familie [gedaagden] op een 50./50 basis.
Afspraken voor de toekomst
- Vanaf heden, met uitzondering van de afspraken genoemd onder “Afspraken voor 2004” zal het onderhoud van de weg, vanaf [straat] tot perceel [adres], gedaan worden door de familie [eisers] en de familie [gedaagden] op een 50/50 basis.
- De weg zal om de 2 jaar op de even jaartallen door de familie [eisers] en [gedaagden] onderhouden worden met gefreesd asfalt.
Algemeen
- De afspraken omtrent de aankoop van gefreesd asfalt op 50/50 basis zullen in gezamenlijk overleg worden gemaakt.
Voor akkoord juli 2004 Voor akkoord juli 2004
w.g. w.g.
Fam. [gedaagden] p/a [adres] Fam. [eisers] p/a [adres]
[postcode] [plaats] [postcode] [plaats]
4.4 Niet valt in te zien dat het uitsluitend aan de eigenaren van de weg zou zijn, zoals
[gedaagden] heeft betoogd, om dergelijke afspraken met betrekking tot het gebruik van de erfdienstbaarheid te maken. Een direct belanghebbende derde als [eisers], wiens woning aan de weg ligt, kan vanzelfsprekend uit hoofde van de contracteervrijheid pogen afspraken met de rechthebbende over de wijze van invulling van het recht te maken.
4.5 [gedaagden] heeft zich op dwaling beroepen. Hij stelt te zijn afgegaan op informatie die
door [eisers] was gegeven. Deze zou “zwart op wit” hebben gegeven dat [gedaagden] helemaal geen recht van overweg had en dat er alleen maar mocht worden gewandeld en gefietst over het betrokken weggedeelte. [eisers] verbiedt zwaar verkeer.
Na die informatie, die [gedaagden] stelt helemaal niet te hebben kunnen plaatsen, vinden dan gesprekken tussen partijen plaats. Eerst wordt op 1 juli 2004 gesproken. Nadat dat niet veel oplevert spreken partijen elkaar weer op 8 juli 2004. Dan volgt de serie van 3 concepten, waarvan het tweede van de hand van [gedaagden] was. Tijdens het uitwisselen van de tekstvoorstellen heeft [gedaagden] contact gezocht met [naam]. Hij wilde zich door deze nader laten informeren met betrekking tot de vraag of er een onbeperkt recht dan wel een op enigerlei wijze beperkt recht van weg bestond.
4.6 Eerst na de ondertekening van de overeenkomst vindt begin augustus 2004 een
bijeenkomst plaats met [naam] en mevrouw [naam] “van de ruilverkaveling”. Bij die gelegenheid wordt [gedaagden] naar zijn zeggen duidelijk dat van enige beperking met betrekking tot het gebruik van het bewuste weggedeelte helemaal geen sprake was.
4.7 De geschetste gang van zaken rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank geen
beroep op dwaling door [gedaagden] respectievelijk buitengerechtelijke vernietiging. Hij stelt weliswaar dat hij is afgegaan op “een inlichting van de wederpartij” (BW art.6:228 lid 1 sub a) doordat [eisers] hem had meegedeeld dat zwaar vrachtverkeer niet was toegestaan, maar deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder die inlichting zou zijn gesloten gelet op de uitwisseling van drie concepten met verschillende redacties gedurende een langere periode van onderhandelingen en de van de zijde van [gedaagden] onweersproken gebleven mededeling ter comparitie van [eisers] dat mevrouw [gedaagden] bij de laatste beraadslagingen had voorgesteld aan haar echtgenoot dat hij het concept nog even mee zou nemen naar huis om er nog eens rustig over na te denken. [gedaagden] had dat echter niet nodig gevonden. Dat [gedaagden] eerst na ondertekening van de overeenkomst zich heeft verstaan met [naam] en bij die gelegenheid van deze zou hebben vernomen dat er helemaal geen beperkingen waren, blijft voor zijn rekening en risico. De geschetste omstandigheden leveren een ondersteuning op voor de gevolgtrekking dat de gestelde dwaling van [gedaagden] voor [eisers] niet kenbaar was. [gedaagden] heeft bovendien in onvoldoende mate invulling gegeven aan zijn (aan het effectueren van de rechtshandeling voorafgaande) onderzoeksplicht.
4.8 Ten overvloede overweegt de rechtbank dat haar niet duidelijk is geworden
waarom [gedaagden] er zo op gebrand is dat de toegang vanaf de [straat] voor zwaar verkeer gehandhaafd blijft. Zijn schuur is afgebouwd zodat werkverkeer niet meer voor dat doel van het betreffende weggedeelte gebruik behoeft te maken. Indien in incidentele gevallen een zwaarder voertuig de toegang zou moeten gebruiken omdat de toegang vanaf de [straat] daarvoor geen ruimte biedt, zal [eisers] als goede nabuur zijn toestemming daarvoor zeker willen geven. Indien dat niet het geval mocht zijn staat voor [gedaagden] de weg naar de voorzieningenrechter in kort geding open.
Daarnaast lijkt denkbaar dat [gedaagden] de toegang vanaf de [straat] zelf verbreedt opdat inkomend verkeer gemakkelijker kan “insteken”.
4. 9 De rechtbank oordeelt het gevorderde in de dagvaarding onder I toewijsbaar, zij het met matiging van de gevorderende dwangsom tot EUR 500,- per overtreding. Het gevorderde onder II is niet toewijsbaar. [eisers] is er niet in geslaagd aan te tonen dat de beschadiging van de weg is opgetreden door toedoen van [gedaagden]. Eveneens is toewijsbaar het gevorderde onder III, zij het zonder oplegging van een afzonderlijke dwangsom.
4.10 Nu partijen elkaars buren zijn, terwijl zij bovendien beiden voor een deel in het
ongelijk zijn gesteld, acht de rechtbank termen aanwezig de proceskosten tussen hen te compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 Veroordeelt [gedaagden] tot nakoming van de overeenkomst tussen partijen
(“Afspraken”) van juli 2004 onder verbeurte van een dwangsom van EUR 500,- per overtreding van de bepalingen van die overeenkomst vanaf een termijn van 14 dagen na betekening van de uitspraak,
5.2 Verstaat dat [gedaagden] zijn eigen toegangsweg aan de [straat] zal gebruiken voor alle vormen van transport die niet te maken hebben met vervoer van zijn kinderen naar hun school,
5.3 Wijst af het meer of anders gevorderde,
5.4 Compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten
zal dragen,
5.5 Verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2006.
119781 / HA ZA 06-540
27 december 2006