ECLI:NL:RBZLY:2006:BA9667

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105948 / HA ZA 05-203 en 111222 / HA ZA 05-930
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over levering van een kopie originele factuur en reparatieverplichtingen bij de aankoop van een plezierjacht

In deze zaak heeft eiser A een plezierjacht gekocht via bemiddeling van scheepsmakelaar Elburg Yachting, waarbij in het koopcontract is opgenomen dat de levering inclusief een btw-verklaring en een kopie van de originele factuur zou plaatsvinden. Eiser A ontving wel een Nederlandse douaneverklaring, maar geen kopie van de factuur. Dit leidde tot een geschil over de toerekenbaarheid van de tekortkoming en de bevoegdheid van de makelaar om de leveringsverplichtingen aan te gaan. Eiser A vorderde onder andere dat gedaagde B, de verkoper, binnen 14 dagen een kopie van de originele btw-factuur zou leveren, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke bleef. Daarnaast vorderde hij ontbinding van de koopovereenkomst en betaling van een schadevergoeding van EUR 121.400,00. Gedaagde B voerde verweer en stelde dat hij niet gebonden was aan de toezegging van de makelaar en dat de verplichtingen niet op hem rustten. De rechtbank oordeelde dat gedaagde B niet in gebreke was gesteld en dat de vorderingen van eiser A werden afgewezen. In reconventie vorderde gedaagde B betaling van buitengerechtelijke kosten, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde eiser A in de proceskosten van zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak, en gedaagde B in de kosten van de reconventie. Het vonnis werd uitgesproken op 5 juli 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 105948 / HA ZA 05-203 en 111222 / HA ZA 05-930
Vonnis van 5 juli 2006
in de hoofdzaak (105948 / HA ZA 05-203) aanhangig tussen:
[eiser A],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen,
en
[gedaagde B],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaat mr. P.A. Ruig te Den Haag,
en in de zaak in vrijwaring (111222 / HA ZA 05-930) aanhangig tussen
[gedaagde B],
wonende te [plaats],
eiser in vrijwaring,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. P.A. Ruig te Den Haag,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELBURG YACHTING B.V.,
gevestigd te Elburg,
gedaagde in vrijwaring,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. J.J.W. van Mens te Eindhoven.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser A], [gedaagde B] en Elburg Yachting.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de hoofdzaak
- de dagvaarding
- het vonnis in het vrijwaringsincident
- de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie tevens van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
in vrijwaring
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is in zowel de hoofdzaak als in vrijwaring vonnis bepaald.
2. De feiten
in de hoofdzaak en in vrijwaring
2.1. [gedaagde B] heeft, bij overeenkomst met Elburg Yachting van 17 november 2003, aan laatstgenoemde opdracht gegeven tot de verkoop van [gedaagde B]s plezierjacht, type [jachtnaam].
2.2. [eiser A] heeft, na onderhandelingen met Elburg Yachting, op 22 november 2003 voornoemd jacht gekocht. De heer [C] van Elburg Yachting heeft namens verkoper ([gedaagde B]) de koopovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst bevat, voor zover thans van belang, onder meer de volgende bepaling:
Artikel 3.1
(…)
Levering geschiedt tevens inclusief:
- Koelkast vastzetten
- Stuurboordmotor, water en brandstof lekkage
- Water injectie uitlaat systeem (uitlaat tussenstuk)
- Lekkage schroefaskoker
- Koelkast/ijsmaker
- Incl. btw verklaring en copy originele factuur
- Incl. aansluiten watersysteem.
2.3. Bij aankoop heeft [eiser A] een Nederlandstalige douaneverklaring voor het betreffende (plezier)vaartuig ontvangen. Een kopie originele factuur werd niet geleverd. [eiser A] heeft vervolgens meerdere malen contact opgenomen met zowel Elburg Yachting als [gedaagde B] en heeft daarbij verzocht voornoemde factuur aan hem te doen toekomen.
2.4. Bij conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, van 27 juli 2005 heeft [gedaagde B] als productie 7 een kopie originele (btw-)factuur overgelegd.
3. Het geschil
in de hoofdzaak
in conventie
3.1. De vordering van [eiser A] strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-1.
primair
a) [gedaagde B] zal veroordelen binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiser A] te leveren een kopie van de originele btw-factuur, op straffe van een dwangsom van EUR 250,00 voor elke dag dat [gedaagde B] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van EUR 7.500,00;
b) de koopovereenkomst tussen partijen gedeeltelijk zal ontbinden en [gedaagde B] zal veroordelen binnen 30 dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [eiser A] te voldoen een bedrag van EUR 121.400,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag als vermindering van de koopsom, te betalen nadat na betekening van het in deze te wijzen vonnis 30 dagen zijn verstreken zonder dat [gedaagde B] aan het gevorderde sub 1 a heeft voldaan;
subsidiair
[gedaagde B] zal veroordelen binnen 3 weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van EUR 2.500,00 per dag dat [gedaagde B] daarmee in gebreke blijft, aan [eiser A] een deugdelijke, door [eiser A] in geval van verkoop van het motorjacht, overdraagbare bankgarantie te stellen conform het NVB model voor een bedrag van
EUR 161.400,00, althans EUR 121.400,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, welke bankgarantie:
- door [eiser A] voor maximaal EUR 161.400,00 kan worden afgeroepen, indien en zodra [eiser A] binnen 12 maanden na het stellen van de bankgarantie door een daartoe bevoegde instantie wordt verplicht btw te betalen voor het motorjacht type [jachtnaam],
- door [eiser A] aan [gedaagde B] zal worden geretourneerd indien [gedaagde B] binnen 12 maanden na het stellen van de bankgarantie alsnog een kopie van de originele btw-factuur aan [eiser A] ter hand stelt, en [eiser A] op dat moment nog niet door een daartoe bevoegde instantie is verplicht btw te betalen voor het motorjacht type [jachtnaam],
- door [eiser A] voor maximaal EUR 121.400,00 kan worden afgeroepen, nadat 12 maanden na het stellen van de bankgarantie zijn verstreken, zonder dat [gedaagde B] alsnog een kopie van de originele btw-factuur aan [eiser A] ter hand heeft gesteld en ongeacht of [eiser A] op dat moment door een daartoe bevoegde instantie is of wordt verplicht btw te betalen voor het motorjacht type [jachtnaam];
-2.
[gedaagde B] zal veroordelen aan [eiser A] te betalen een bedrag van EUR 3.199,97 aan reparatiekosten met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juli 2004, althans de dag der dagvaarding;
-3.
[gedaagde B] zal veroordelen om aan [eiser A] te voldoen een bedrag van EUR 3.422,67 terzake buitengerechtelijke incassokosten met rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele betaling;
-4.
[gedaagde B] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde B] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. De vordering van [gedaagde B], na wijziging van eis, strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-1.
primair
[eiser A] zal veroordelen tot betaling aan [gedaagde B] van een bedrag van EUR 18.210,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair
[eiser A] zal veroordelen tot betaling aan [gedaagde B] van een bedrag van EUR 7.483,25 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze conclusie tot aan de dag der algehele voldoening;
-2.
[eiser A] zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4. [eiser A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaring
3.5. De vordering van [gedaagde B] strekt ertoe dat de rechtbank Elburg Yachting zal veroordelen om aan [gedaagde B] tegen kwijting te betalen al hetgeen waartoe [gedaagde B] bij vonnis in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Elburg Yachting in de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring.
3.6. Elburg Yachting voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in de hoofdzaak
in conventie
kopie originele factuur
4.1. [eiser A] stelt dat [gedaagde B] de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, waar het levering van een ‘kopie originele factuur’ betreft, niet is nagekomen nu [gedaagde B] een dergelijke factuur niet heeft afgeleverd. Dit klemt, zo stelt [eiser A], te meer nu hij voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst meerdere malen heeft aangegeven dat levering van voornoemd stuk voor hem van essentieel belang is. Verder laat de tussen partijen gesloten overeenkomst van 22 november 2003 op dit punt weinig aan duidelijkheid te wensen over, aldus [eiser A]. [eiser A] stelt dat [gedaagde B] weliswaar als productie 7 bij zijn conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, een kopie van de originele (btw-)factuur heeft overgelegd, doch nu uit deze kopie niet blijkt dat er ook daadwerkelijk btw is betaald is deze verklaring niets waard.
4.2. [gedaagde B] betwist dat hij gebonden is aan de door Elburg Yachting aan [eiser A] gedane toezegging tot levering van een kopie originele factuur nu de tussen [gedaagde B] en Elburg Yachting gesloten lastgevingsovereenkomst aan laatstgenoemde geen ruimte bood een dergelijke verplichting namens [gedaagde B] aan te gaan. [eiser A] had dit nader moeten onderzoeken. Voorts stelt [gedaagde B] dat [eiser A] geen enkel belang heeft bij afgifte van een kopie van de originele (btw-)factuur nu reeds uit de door [gedaagde B] aan [eiser A] geleverde douaneverklaring blijkt dat over het betreffende vaartuig btw is betaald. Voorts zou de in de overeenkomst opgenomen verplichting geen resultaatsverplichting doch een inspanningsverplichting betreffen. Tot slot stelt [gedaagde B] dat [eiser A] bij toewijzing van zijn vordering geen belang meer heeft nu [gedaagde B] de bij conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, overgelegde kopie van de originele btw-factuur op 20 april 2005 aan de raadsvrouw van [eiser A] heeft doen toekomen. Dat uit deze factuur, zoals [eiser A] stelt, niet zou zijn af te leiden dat de factuur daadwerkelijk zou zijn voldaan en dat btw zou zijn afgedragen doet niet terzake nu dienaangaande niets is overeengekomen.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde B] de stelling van [eiser A], dat hij er zonder nader onderzoek vanuit mocht gaan dat de tussen [gedaagde B] en Elburg Yachting gesloten lastgevingsovereenkomst voldoende ruimte bood tot het in de bewuste koopovereenkomst doen opnemen van de verplichting tot het leveren van een kopie originele factuur, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Zo heeft [eiser A] onder meer naar voren gebracht dat het hier een niet ongebruikelijke verplichting betreft, hetgeen door [gedaagde B] onvoldoende gemotiveerd is weerlegd. Derhalve is komen vast te staan dat tussen [eiser A] en [gedaagde B], ook waar het levering van de kopie originele factuur betreft, een overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde B]s stelling dat [eiser A] bij afgifte van de betreffende kopie geen belang zou hebben nu reeds uit de door [gedaagde B] overgelegde douaneverklaring zou blijken dat btw over het vaartuig zou zijn betaald treft geen doel nu partijen, wat hier ook van zij, bij overeenkomst uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat er een kopie originele factuur zou worden geleverd. Evenmin kan [gedaagde B] worden gevolgd in zijn stelling dat het hier een inspanningsverplichting zou betreffen nu [eiser A] deze stelling bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, voldoende gemotiveerd heeft betwist en [gedaagde B] hiertegen, bij conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, niets meer heeft ingebracht.
4.4. Gelet op het vorenoverwogene rustte op [gedaagde B], krachtens overeenkomst, de verplichting tot het leveren van een kopie originele factuur. Echter, bij conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, heeft [gedaagde B] gesteld dat hij op 20 april 2005 een kopie van de originele factuur aan de (raadsvrouw van) [eiser A] heeft doen toekomen, hetgeen door [eiser A] niet is betwist. Derhalve heeft [eiser A] geen belang meer bij onderdeel 1 van de vordering, zodat dat zal worden afgewezen. De stelling van [eiser A] dat de door [gedaagde B] overgelegde factuur niets waard is, nu deze niet als betalingsbewijs van de btw over de koopsom van het jacht heeft te gelden, doet hier niet aan af nu bij overeenkomst niet is bepaald dat de te leveren ‘kopie originele factuur’ als zodanig zou moeten gelden.
4.5. Overigens neemt het voorgaande niet weg dat [eiser A] belang heeft bij het kunnen beschikken over een bewijs van betaling van btw over de koopsom van het door hem gekochte jacht. [gedaagde B] heeft evenwel bij herhaling gemotiveerd gesteld dat de door hem aan [eiser A] geleverde douaneverklaring als zodanig te gelden heeft, hetgeen door [eiser A] telkenmale zonder enige feitelijke onderbouwing is weersproken. De publicaties in het Duitse blad “Boote”, zoals deze door [eiser A] bij dagvaarding (productie 25) en bij akte van 30 maart 2005 (productie 31) zijn overgelegd, kunnen niet als zodanig dienen nu hierin slechts - voor zover in het onderhavige geschil van belang - te lezen is dat men binnen de EU over een bewijsstuk dient te beschikken teneinde te kunnen aantonen dat over het betreffende vaartuig btw (‘Mehrwertsteuer’) is betaald. Uit voornoemde producties blijkt echter niet dat een douaneverklaring daartoe ontoereikend zou zijn.
reparatiekosten
4.6. [eiser A] stelt dat een deel van de overeengekomen reparaties niet zijn uitgevoerd en dat hij deze reparaties derhalve elders heeft moeten laten uitvoeren. [eiser A] betwist dat de verrichte reparatiewerkzaamheden bij oplevering aan hem zouden zijn getoond en als zodanig door hem zouden zijn geaccepteerd. Verder stelt [eiser A] dat [gedaagde B] krachtens artikel 6:83 onder a BW danwel krachtens artikel 6:83 onder c BW in verzuim is, nu Elburg Yachting geruime tijd heeft geweigerd de betreffende werkzaamheden correct danwel opnieuw uit te voeren. [eiser A] betwist dat [gedaagde B] buiten de afspraken zou staan die Elburg namens [gedaagde B] met [eiser A] heeft gemaakt terzake de in de overeenkomst opgenomen reparatiewerkzaamheden.
4.7. [gedaagde B] stelt dat hij niet is gebonden aan de door Elburg Yachting aan [eiser A] gedane toezegging tot het uitvoeren van enkele reparaties, nu de tussen [gedaagde B] en Elburg Yachting gesloten lastgevingsovereenkomst aan laatstgenoemde geen ruimte bood een dergelijke verplichting aan te gaan. [eiser A] had dit nader moeten onderzoeken. Verder stelt hij dat de werkzaamheden bij oplevering aan [eiser A] zijn getoond en door laatstgenoemde als zodanig zijn geaccepteerd. [gedaagde B] stelt dat Elburg Yachting aan [eiser A] heeft aangeboden de reparatiewerkzaamheden opnieuw uit te voeren, indien zou blijken dat deze inderdaad niet naar behoren zouden zijn uitgevoerd. [eiser A] heeft van dit aanbod echter geen gebruik gemaakt. Tot slot stelt [gedaagde B] dat Elburg Yachting door [eiser A] niet tijdig danwel niet deugdelijk in gebreke is gesteld.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat [eiser A] kan worden gevolgd in zijn stelling dat hij er zonder nader onderzoek vanuit mocht gaan dat de tussen [gedaagde B] en Elburg gesloten lastgevingsovereenkomst voldoende ruimte bood tot het in de bewuste koopovereenkomst doen opnemen van de verplichting tot het verrichten van enkele reparatiewerkzaamheden. In dit verband wordt van belang geacht dat [eiser A] voornoemd standpunt heeft onderbouwd door te stellen dat het om beperkte reparatiewerkzaamheden ging en dat hij, zeker gezien het beperkte bedrag dat met de reparaties gemoeid zou zijn in relatie tot de koopprijs, ervan uit mocht gaan dat dit geen enkel probleem zou opleveren. Nu [gedaagde B] voornoemde stelling onvoldoende gemotiveerd heeft betwist is komen vast te staan dat tussen [gedaagde B] en [eiser A], ook waar het het verrichten van reparatiewerkzaamheden betreft, een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.9. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of [gedaagde B] ten aanzien van de op hem rustende verplichting tot het doen uitvoeren van enkele reparatiewerkzaamheden in verzuim is geraakt. In dit verband wordt van belang geacht dat [eiser A] [gedaagde B] nimmer in gebreke heeft gesteld. Weliswaar heeft [eiser A] enkele brieven aan [gedaagde B] verstuurd, doch deze betroffen geen aanmaning aan [gedaagde B] om de reparatiewerkzaamheden binnen een redelijke termijn uit te voeren. Voorts heeft [eiser A] zijn stelling, dat er ten aanzien van [gedaagde B] sprake zou zijn van een geval waarin verzuim zonder ingebrekestelling mogelijk zou zijn, niet met feiten onderbouwd. Voor het geval [eiser A] heeft willen betogen dat het handelen - danwel nalaten te handelen - van Elburg Yachting, indien er vanuit zou moeten worden gegaan dat die verplichting niet op [gedaagde B], maar op Elburg Yachting rustte, aan [gedaagde B] zou zijn toe te rekenen, dan treft ook dit betoog geen doel. Zo heeft [eiser A] de stelling van [gedaagde B] dat Elburg Yachting niet in gebreke zou zijn gesteld niet betwist. Dit klemt te meer nu [gedaagde B] brieven van Elburg Yachting heeft overgelegd waarin laatstgenoemde heeft aangeboden de reparatiewerkzaamheden opnieuw uit te voeren, indien zou blijken dat deze niet naar behoren zouden zijn uitgevoerd. Gelet op het voorgaande dient ook onderdeel 2 van de vordering te worden afgewezen.
buitengerechtelijke kosten
4.10. Nu de vorderingen van [eiser A] worden afgewezen zullen ook de door hem gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
in reconventie
buitengerechtelijke kosten
4.11. [gedaagde B] vordert een vergoeding van de door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten aangezien hij door toedoen van [eiser A] een advocaat en fiscalist heeft moeten inschakelen, hetgeen kosten met zich heeft gebracht.
4.12. [eiser A] betwist dat de door [gedaagde B] gevorderde kosten buitengerechtelijke kosten betreffen nu deze aantoonbaar ten behoeve van de procedure zouden zijn gemaakt.
4.13. De rechtbank is van oordeel dat [eiser A] kan worden gevolgd in zijn stelling dat de door [gedaagde B] gevorderde advocaatkosten niet als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen nu deze, zoals [eiser A] onweersproken heeft gesteld, dateren van ná de dagvaarding en derhalve dienen te worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. De door [gedaagde B] gemaakte kosten ad EUR 1.785,00 voor het inschakelen van een fiscalist kunnen, nu deze door [eiser A] onvoldoende gemotiveerd zijn betwist, als vergoeding van door [eiser A] veroorzaakte schade, worden toegewezen. Dit geldt eveneens voor de over voornoemde kosten gevorderde wettelijke rente.
in vrijwaring
4.14. [gedaagde B] stelt dat hij, gelet op de inhoud van de overeenkomst van 17 november 2003, aan Elburg Yachting geen toestemming of uitdrukkelijke volmacht heeft gegeven tot het in de koopovereenkomst doen opnemen van een toezegging tot het verrichten van enkele reparaties en het leveren van een kopie originele factuur. [gedaagde B] stelt dat Elburg Yachting jegens [gedaagde B] wanprestatie heeft gepleegd door verplichtingen namens [gedaagde B] aan te gaan waarvoor geen toestemming is verleend en die daarom voor rekening en risico van Elburg Yachting zelf komen.
4.15. Elburg Yachting heeft voornoemde stellingen betwist.
4.16. Echter, wat hier ook van zij, nu de vordering van [eiser A] tegen [gedaagde B] in de hoofdzaak wordt afgewezen dient de vordering van [gedaagde B] tegen Elburg Yachting in vrijwaring eveneens te worden afgewezen.
proceskosten
in de hoofdzaak
in conventie
4.17. [eiser A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. Nu [gedaagde B] voldoende belang had bij het instellen van de vordering in vrijwaring, dient [eiser A] eveneens in de kosten in vrijwaring te worden veroordeeld. De door [gedaagde B] in de hoofdzaak gemaakte kosten worden begroot op:
- vast recht 1.100,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 3.942,00
4.18. Gelet op de omstandigheid dat [eiser A] zich, ten aanzien van de incidentele vordering van [gedaagde B] om Elburg in vrijwaring op te roepen, heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank zal [eiser A] niet in de door [gedaagde B] in het vrijwaringsincident gemaakte kosten worden veroordeeld.
in reconventie
4.19. [gedaagde B] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer worden de kosten van [eiser A] in reconventie op EUR 452,00 ( 2 x 0,5 punt x tarief EUR 452,00) gewaardeerd.
in vrijwaring
4.20. In de verhouding tussen partijen in de zaak in vrijwaring moet [gedaagde B] worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en in de proceskosten worden verwezen.
4.21. De proceskosten in vrijwaring aan de zijde van [gedaagde B] worden begroot op:
- vast recht 0,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 2.842,00
4.22. De proceskosten in vrijwaring aan de zijde van Elburg Yachting worden begroot op:
- vast recht 2.670,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 5.512,00
5. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser A] in de kosten van de hoofdzaak, tot op heden aan de zijde van [gedaagde B] gevallen, begroot op EUR 3.942,00;
5.3. veroordeelt [eiser A] in de kosten van de vrijwaringszaak, tot op heden aan de zijde van [gedaagde B] gevallen, begroot op EUR 2.842,00;
5.4. verklaart voornoemde proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5. veroordeelt [eiser A] om aan [gedaagde B] te betalen een bedrag van EUR 1.785,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2005 tot aan de dag der betaling;
5.6. veroordeelt [gedaagde B] in de kosten van de reconventie, tot op heden aan de zijde van [eiser A] gevallen, begroot op EUR 452,00;
5.7. verklaart de voorgaande beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
in vrijwaring
5.9. wijst de vordering af;
5.10. veroordeelt [gedaagde B] in de kosten van de vrijwaringszaak, tot op heden aan de zijde van Elburg Yachting gevallen, begroot op EUR 5.512,00;
5.11. verklaart voornoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2006.