vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 127748 / KG ZA 06-545
Vonnis in kort geding van 4 januari 2007
1. de stichting
STICHTING ISLAMITISCHE SCHOOL,
gevestigd te Amsterdam,
2. [A],
wonende te [plaats],
3. [B],
wonende te [plaats],
4. [C],
wonende te [plaats],
5. [D],
wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. B.P. van Luyn,
1. [E],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. R.J. Bakker,
2. [F],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3. [G],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4. [H],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. R.J. Bakker.
Partijen zullen hierna [A] c.s., [E] c.s. of ieder bij hun naam genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de eis in reconventie
- de mondelinge behandeling
- de intrekking van de vorderingen tegen de gedaagde sub [F]
- de verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagde s[G]
- de pleitnota van [A] c.s.
- de pleitnota van [E] c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Stichting Islamitische School (hierna de Stichting) beheert scholen op islamitische grondslag.
2.2. Tot 6 november 2006 bestond het bestuur van de Stichting uit [A], [B] en [E].
2.3. Op 6 november 2006 zijn [D] en [C] door [A] als bestuurslid ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel. Op deze datum heeft een door [A] bijeengeroepen bestuursvergadering plaatsgevonden, waarbij [D] en [C] zijn verwelkomd als nieuwe bestuursleden. [E] was bij deze vergadering niet aanwezig.
2.4. Op 15 november 2006 hebben [D] en [C] ten overstaan van de notaris de statuten van de Stichting gewijzigd.
2.5. [E] heeft op of omstreeks 6 december 2006 [A], [B], [D] en [C] uitgeschreven en [H], [F] en [G] ingeschreven als bestuursleden van de Stichting.
2.6. Op 27 december 2006 heeft een vergadering plaatsgevonden waarbij [B], [C], [D] en [A] (telefonisch) aanwezig waren. [E] was op deze vergadering niet aanwezig. Tijdens deze vergadering is besloten de benoeming van [C] en [D] tot bestuursleden van de Stichting voor zover nodig te bevestigen en om [E] te schorsen als bestuurslid.
2.7. De statuten van de Stichting luiden, voor zover van belang:
Bestuursbevoegdheid
Artikel 6
Het bestuur bestaat uit tenminste drie leden die worden benoemd door het bestuur.
Vertegenwoordiging
Artikel 10
De Stichting wordt in en buiten rechte uitsluitend vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende leden van het dagelijks bestuur.
Bestuursvergadering en besluitvorming
Artikel 11
(...)
7. (...) Voor zover niet anders bepaald, worden besluiten gnomen met een gewone meerderheid van stemmen.
3. Het geschil in conventie
3.1. [A] c.s. vordert - samengevat - gedaagden te verbieden zich voor te doen als bestuurders van de Stichting en bestuurshandelingen te verrichten en gedaagden te gebieden zich als bestuurslid van de Stichting uit te schrijven en eisers als bestuursleden van de Stichting in te schrijven. Voor zover gedaagden als bestuurslid van de Stichting moeten worden aangemerkt vordert [A] c.s. hen als bestuurslid conform art. 2:298 lid 2 BW te schorsen en te voorzien in eventueel ontstane ledige plaats(en).
3.2. [E] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [E] c.s. vordert - samengevat - eisers te verbieden zich voor te doen als bestuurders van de Stichting en bestuurshandelingen te verrichten. Voor zover eisers als bestuurslid van de Stichting moeten worden aangemerkt vordert [E] c.s. hen als bestuurslid conform art. 2:298 lid 2 BW te schorsen en daarbij te voorzien in de vervulling van de lege plaats.
4.2. [A] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Gelet op de samenhang van de vordering in reconventie met de vordering in conventie, zullen de geschillen tezamen worden behandeld.
5.2. Van het spoedeisend belang bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken.
5.3. Tussen partijen is in geschil wie van de betrokkenen moet worden aangemerkt als bestuurslid van de Stichting en wie uit dien hoofde de daaraan gekoppelde bevoegdheden uit mogen oefenen.
5.4. Ter zitting is tussen partijen vast komen te staan dat aan de benoeming van [H] en [G] in ieder geval geen rechtsgeldig bestuursbesluit ten grondslag ligt. Zij kunnen dan ook niet worden aangemerkt als bestuurders van de Stichting en zijn derhalve niet bevoegd om uit hoofde van die functie taken te vervullen.
Ook aan de uitschrijving van [A] en [B] door [E] ligt geen rechtsgeldig bestuursbesluit ten grondslag. Hieruit volgt dat in ieder geval [A] en [B] samen met [E] het rechtsgeldige bestuur van de Stichting vormen. Op de vermeende schorsing van [E] zal hierna nog worden ingegaan.
5.5. Of [C] en [D] ook aangemerkt kunnen worden als bestuursleden is onduidelijk. Uit de door eisers overgelegde notulen van de bestuursvergadering van 6 november 2006 blijkt niet dat deze personen toen tot bestuurslid zijn benoemd. Er zijn ook geen andere stukken overgelegd waaruit de rechtsgeldige benoeming van [C] en [D] blijkt. [E] heeft bovendien aangevoerd dat hij nooit is betrokken bij de benoeming van deze twee en dat hij voor de vergadering (op 6 november 2006) waar beide heren volgens eisers tot bestuurslid zouden zijn benoemd, niet rechtsgeldig is opgeroepen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn [C] en [D] ook niet rechtsgeldig tot bestuurders benoemd door de besluitvorming tijdens de door eisers bijeengeroepen bestuursvergadering van 27 december jl. Ook voor deze vergadering betwist [E] een correcte oproep te hebben gekregen en eisers hebben niet aangetoond dat dit wel het geval is. Vooralsnog bestaat dermate onduidelijkheid over de status van [C] en [D] dat er niet met voldoende mate van zekerheid van uit kan worden gegaan dat de rechter in de bodemprocedure zal oordelen dat [C] en [D] vanaf 6 november 2006 bestuurders van de Stichting zijn. In het kader van deze procedure dient er daarom van uit te worden gegaan dat dit niet het geval is.
5.6. Het tijdens deze laatste vergadering genomen besluit om [E] te schorsen mist, nu allerminst vaststaat dat [E] voor deze vergadering correct is opgeroepen, om dezelfde reden haar werking. De situatie waar thans van uit moet worden gegaan is, gelet op het voorgaande, dat het bestuur van de Stichting op dit moment bestaat uit: [A], [B] en [E] (die vooralsnog niet geschorst is).
Verbod de Stichting te vertegenwoordigen en bestuurshandelingen te verrichten
5.7. Omdat, zoals hierboven is geconstateerd, [G] en [H] geen bestuursleden zijn is deze vordering jegens hen toewijsbaar. [E] is bestuurslid en is uit dien hoofde bevoegd, voor zover een en ander conform de statuten van de Stichting plaatsvindt, de Stichting te vertegenwoordigen en bestuurshandelingen te verrichten. Vooralsnog kan [E] immers niet als geschorst worden beschouwd. De voorzieningenrechter ziet in het door [A] c.s. naar voren gebrachte geen aanleiding om [E] verder te beperken in zijn bevoegdheden dan de statuten voorschrijven.
Gebod de inschrijvingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te wijzigen
5.8. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is deze vordering in zoverre toewijsbaar dat het handelsregister in die zin wordt aangepast dat als bestuur van de Stichting staan vermeld [A], [B] en [E]. [H] en [G] zullen veroordeeld worden alle nodige medewerking te verlenen zichzelf uit te schrijven en [E] zal veroordeeld worden alle nodige medewerking te verlenen om [A] en [B] (weer) in te schrijven.
Indeplaatstreding van dit vonnis
5.9. Nu er geen aanwijzingen bestaan dat gedaagden in conventie zich niet zullen houden aan hetgeen hen opgelegd wordt onder 5.8 en de geboden bovendien ondersteund worden door dwangsommen, acht de voorzieningenrechter toewijzing van deze vordering vooralsnog prematuur.
Schorsing bestuurder van de Stichting ex art. 2:298 lid 2 BW
5.10. Deze vordering ziet op de positie van [E], van de gedaagden is alleen hij immers bestuurder. [E] heeft eigenmachtig rechtmatige bestuursleden uitgeschreven en vervangen door mensen van zijn eigen keuze, zonder dat hier een geldig bestuursbesluit aan ten grondslag lag, zelfs zonder dat de overige bestuursleden er zelfs maar van wisten. Indien [E] het niet eens is met het door het bestuur van de Stichting gevoerde beleid, staan hem andere middelen ten dienste dan de door hem gepleegde eigenrichting. Gelet op de ernst van de gedragingen van [E] ziet de voorzieningenrechter aanleiding de vordering op dit punt toe te wijzen, met dien verstande dat aan de toewijzing de voorwaarde zal worden gekoppeld dat eisers ([A] en [B]) een verzoek tot ontslag van [E] in zullen dienen. Immers is de mogelijkheid tot schorsing van bestuurders in art. 2:298 lid 2 BW gegeven, hangende het onderzoek naar de bestuurder van wie ontslag wordt gevorderd of verzocht. De rechter oordelend in die procedure kan de schorsing eventueel ook weer opheffen.
Voorzien in ledige plaats ex art. 2:299 BW
5.11. Nu aan de schorsing van [E] een voorwaarde is gekoppeld, bestaat het bestuur van de Stichting vooralsnog uit drie personen, te weten [A], [B] en [E]. De statuten van de Stichting schrijven voor dat het bestuur van de Stichting minimaal bestaat uit drie personen. Op dit moment is er derhalve geen ledige plaats en hoeft daarin dus ook niet voorzien te worden. Deze vordering zal worden afgewezen.
Inschrijving vonnis conform art. 2:302 BW
5.12. Schorsing van een bestuurder krachtens art. 2:298 lid 2 BW dient, als "voorziening in het bestuur" te worden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De griffier zal zorg dragen voor inschrijving van dit vonnis in bedoeld register zodra hij van de procureur van eisers in conventie vernomen heeft dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en de voorwaarde waaraan de schorsing gekoppeld is, vervuld is.
5.13. De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
Proceskosten
5.14. [E] c.s. zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] c.s. in conventie worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,87
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.236,87
5.15. In reconventie moet worden geoordeeld dat [H] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen. Immers is alleen [E] te beschouwen als bestuurslid van de Stichting en [H] niet. [H] is in het geheel niet bevoegd om namens de Stichting op te treden, daarnaast is hij niet aan te merken als belanghebbende in de zin van art. 2:298 BW, althans heeft hij niet gemotiveerd aangevoerd dat hij wel als belanghebbende dient te worden aangemerkt. Ten aanzien van [E] heeft te gelden dat hij als belanghebbende, namelijk bestuurslid, wel een dergelijke vordering in kan stellen. Er moet van uit worden gegaan dat [A] en [B] bestuurslid zijn van de Stichting. Uit dien hoofde zijn zij gerechtigd, conform de statuten voorschrijven, de Stichting te vertegenwoordigen en bestuurshandelingen te verrichten. In hetgeen door [E] naar voren is gebracht ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding hier wijziging in aan te brengen. Dat [E] het oneens is met het beleid van de overige bestuursleden acht de voorzieningenrechter onvoldoende. De vordering kan wel worden toegewezen voor zover het [C] en [D] betreft, nu hiervoor is overwogen dat het geenszins duidelijk is of zij als bestuursleden kunnen worden aangemerkt. Tot er een rechtsgeldig bestuursbesluit is genomen waarbij deze twee tot bestuurders worden benoemd, dienen zij zich te onthouden van gedragingen waardoor de indruk kan worden gewekt dat zij bestuurders zijn van de Stichting.
5.16. [E] en [H] zullen als de in reconventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] c.s. in reconventie worden begroot op:
- salaris procureur EUR 452,00 (factor 0,5 × tarief EUR 904,00)
- overige kosten 0,00
Totaal EUR 452,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. verbiedt [G] en [H] na betekening van dit vonnis de Stichting te vertegenwoordigen of andere bestuurshandelingen te verrichten of op wat voor manier dan ook de indruk te wekken dat zij bestuurslid zijn, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per keer dat dit verbod overtreden wordt tot een maximum van EUR 25.000,00,
6.2. gelast [G] en [H] na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen om zichzelf in het handelsregister van de Kamer van Koophandel uit te schrijven als bestuurslid van de Stichting en gelast [E] na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen [A] en [B] als bestuurslid van de Stichting in te schrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, alles in de vorm van correct ondertekende en van de voorgeschreven bijlagen voorziene formulieren voor in- en uitschrijving als aan de dagvaarding gehecht, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de overtreding van dit gebod aanhoudt tot een maximum van EUR 25.000,00,
6.3. schorst [E] met ingang van de datum indiening verzoekschrift ex art. 2:298 lid 1 BW door eisers ([A] en [B]), als bestuurder van de Stichting tot de rechtbank in die procedure anders beslist,
6.4. gelast de griffier van deze rechtbank dit vonnis in het schrijven conform art. 2:302 BW, zodra de procureur van eisers in conventie schriftelijk heeft bericht dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en aan de voorwaarde geformuleerd onder 6.3 is voldaan,
6.5. veroordeelt [E] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.236,87,
6.6. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
6.7. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.8. verklaart [H] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
6.9. verbiedt [D] en [C] na betekening van dit vonnis de Stichting te vertegenwoordigen of andere bestuurshandelingen te verrichten of op wat voor manier dan ook de indruk te wekken dat zij bestuurslid zijn, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 per keer dat dit verbod overtreden wordt tot een maximum van EUR 25.000,00,
6.10. verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
6.11. wijst de vorderingen voor het overige af,
6.12. veroordeelt [E] en [H] in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op EUR 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff op 4 januari 2007.