Op de gemeentebesturen rust ingevolge de Wet Voorzieningen Gehandicapten (Wvg) een zorgplicht voor vervoersvoorzieningen voor gehandicapten die daarop zijn aangewezen. Deze zorgplicht is in beginsel beperkt tot de directe woon- en leefomgeving van die gehandicapten (het regionale vervoer).
Ten behoeve van het bovenregionale vervoer van gehandicapten heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: Minister), naar aanleiding van de (tweede) evaluatie van de Wvg, na overleg met en met instemming van de Tweede Kamer met ingang van 1 juli 1999 een landelijke voorziening in het leven geroepen. Deze voorziening (TraXX geheten) hield in dat gehandicapten, voor zover geen toegankelijk openbaar vervoer aanwezig was, taxiritten konden maken vanaf vijf (later: zes) tariefzones van het openbaar vervoer zonder maximering van het aantal kilometers. Daartoe was door de Staat een overeenkomst gesloten met de vervoersonderneming ConneXXion B.V.
Na een evaluatie heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: Staatssecretaris) bij brief aan de Tweede Kamer van 23 april 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 25 847, nr. 29) aangekondigd dat voor het bovenregionale vervoer van gehandicapten een nieuw stelsel zal worden ontwikkeld. Het nieuwe stelsel zal enerzijds bestaan uit het verbeteren van de reismogelijkheden met het openbaar vervoer (met name de assistentieverlening door NS Reizigers (hierna: NSR) aan gehandicapten op de stations en perrons) en anderzijds uit de verstrekking van een jaarlijks persoonlijk kilometerbudget (hierna: persoonlijk kilometerbudget) voor taxiritten aan gehandicapten die niet dan wel slechts beperkt in staat zijn van de trein gebruik te maken. Nadat de Tweede Kamer met het voorstel had ingestemd, is voor de organisatie, coördinatie en uitvoering van het stelsel een zogeheten Europese aanbesteding gehouden. Deze heeft ertoe geleid dat de Staat overeenkomsten heeft gesloten met de vervoersonderneming Transvision B.V. (hierna: Transvision) en met Argonaut B.V., een onderneming die zich onder meer bezighoudt met dienstverlening op het gebied van medische en ergonomische indicatiestelling.
Het met ingang van 1 april 2004 ingevoerde vervoerssysteem (Valys geheten) houdt in dat Transvision aan een gehandicapte die op grond van de Wvg beschikt over een scootmobiel of een andere vervoersvoorziening dan wel een rolstoel, of over een OV-begeleiderskaart (die recht geeft op het gratis meenemen van een begeleider in de trein), tegen betaling van € 6,80 een zogeheten Valys-pas verstrekt. De houder van een Valys-pas krijgt de beschikking over een standaard persoonlijk kilometerbudget, hetgeen inhoudt dat op jaarbasis maximaal 450 (per 1 maart 2005: 750) kilometer met de taxi kan worden gereisd tegen een tarief van € 0,16 per kilometer. Dit bedrag komt overeen met het gemiddelde openbaarvervoertarief. Voor gehandicapten die in het geheel niet in staat zijn gebruik te maken van de trein en die zelf geen alternatief voor taxivervoer hebben, is voorzien in een hoog persoonlijk kilometerbudget. In verband met deze laatste voorwaarde komt de houder van een Valys-pas die over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt, niet voor een hoog persoonlijk kilometerbudget in aanmerking. Met ingang van 1 maart 2005 is deze uitsluiting vervallen voor houders van de zogenoemde passagierskaart; voor houders van de zogenoemde bestuurderskaart is zij echter gehandhaafd. Het hoge persoonlijk kilometerbudget houdt in dat op jaarbasis 900 (per 1 maart 2005: 2250) kilometer met de taxi kan worden gereisd tegen het tarief van € 0,16 per kilometer. Transvision is verplicht om de houder van een Valys-pas te vervoeren tegen een tarief van € 0,16 per kilometer. De staat heeft zich jegens Transvision verbonden om een vergoeding te betalen ter hoogte van het verschil tussen € 0,16 per kilometer en de werkelijke vervoerskosten. Indien de houder van een Valys-pas het toegekende persoonlijk kilometerbudget overschrijdt, is hij gerechtigd te reizen tegen een -gereduceerd- tarief van € 1,25 per kilometer.
Voor een hoog persoonlijk kilometerbudget komen alleen die gehandicapten in aanmerking, die daarvoor zijn geïndiceerd. De organisatie en uitvoering van de indicatiestelling vindt krachtens de tussen de Staat en Argonaut gesloten overeenkomst plaats door Argonaut, welke onderneming daarbij optreedt onder de naam Argonaut Advies. De overeenkomst heeft een looptijd van drie jaar, met een mogelijke verlenging van tweemaal één jaar. In de (als bijlage bij de overeenkomst behorende) offerteaanvraag zijn de beoogde toekenningscriteria voor een hoog persoonlijk kilometerbudget en de door de Staatssecretaris verlangde wijze van taakuitoefening beschreven. De toekenningscriteria en de wijze van taakuitoefening zijn uiteindelijk vastgesteld in een (eveneens als bijlage bij de overeenkomst behorend) indicatieprotocol (hierna: protocol).
Het protocol is opgesteld door Argonaut en goedgekeurd door de Staatsecretaris en het kan op grond van de overeenkomst alleen worden gewijzigd met goedkeuring van de Staatssecretaris. Het bevat voorschriften en procedureregels die bij de indicatiestelling in acht moeten worden genomen. Op grond van het protocol – en ter uitwerking van de offerteaanvraag, waarin is opgenomen dat voor toekenning van een hoog persoonlijk kilometerbudget is vereist dat de gehandicapte als gevolg van langdurig aanwezige, consistente en toetsbare beperkingen in het geheel niet in staat is gebruik te maken van de trein- kan een indicatie voor een hoog persoonlijk kilometerbudget alleen worden gegeven aan gehandicapten die wegens ergonomische belemmeringen dan wel chronische medische beperkingen niet met de trein kunnen reizen (en die zelf geen alternatief voor taxivervoer hebben). Van ergonomische belemmeringen is sprake als de gehandicapte gebruik moet maken van een scootmobiel of een rolstoel waarvan gewicht en/of maatvoering in combinatie met de betrokkene zodanig is, dat deze de grenzen van de mogelijkheid van assistentieverlening door NSR overschrijdt. Van chronische medische beperkingen is sprake als door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek de betrokkene niet in staat is om met de trein te reizen. In het protocol is voorts opgenomen dat bij de indicatiestelling geen rekening wordt gehouden met omgevingsgebonden factoren, zoals de bereikbaarheid en toegankelijkheid van stations en perrons en de mogelijkheid van assistentieverlening door NSR.