ECLI:NL:RBZLY:2007:AZ7375

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
341042 HA 06-393
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde verhoudingen in kleine onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 januari 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met verweerder, die in dienst was als commercieel/administratief medewerker. De ontbinding werd verzocht wegens verstoorde verhoudingen binnen de kleine onderneming, waar slechts vijf medewerkers werkzaam waren. Verzoekster stelde dat de werkhouding van verweerder na een ziekteperiode sterk verslechterd was en dat zijn gedrag de werksfeer negatief beïnvloedde. Verweerder heeft het verzoek bestreden en een billijke vergoeding geëist.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen onherstelbaar verstoord waren. Dit werd onderbouwd door schriftelijke verklaringen van de overige medewerkers, die bevestigden dat de werksfeer verbeterde na de non-actiefstelling van verweerder. De kantonrechter heeft besloten de arbeidsovereenkomst per 28 februari 2007 te ontbinden en verweerder een vergoeding van € 10.000,- bruto toe te kennen. Tevens is verzoekster in de gelegenheid gesteld om het verzoek tot ontbinding in te trekken tot 15 februari 2007. Indien verzoekster dit niet deed, zou de ontbinding definitief zijn en diende zij de vergoeding aan verweerder te betalen.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg, tenzij verzoekster haar verzoek introk, in welk geval zij de kosten van verweerder zou moeten vergoeden. De kantonrechter benadrukte dat de schriftelijke vastlegging van kritiek op het functioneren van verweerder in het verleden ontbrak, wat mogelijk had bijgedragen aan de escalatie van de situatie. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en documentatie binnen een organisatie, vooral in kleine ondernemingen waar de onderlinge verhoudingen cruciaal zijn voor een goede samenwerking.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 341042 HA VERZ 06-393
datum : 12 januari 2007
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [VERZOEKENDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde mr. P.J.B.M. Besselink, werkzaam ten kantore van de naamloze vennootschap D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Arnhem,
tegen
[VERWEERDER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde mr. W.N.F. Weimar, werkzaam ten kantore van SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift.
De mondelinge behandeling is gehouden op 5 januari 2007.
Verschenen zijn:
- verzoekster bij monde van haar bestuurder en bijgestaan door mr. Besselink voornoemd;
- verweerder, bijgestaan door mr. Weimar voornoemd.
Het geschil
Verzoekster (hierna ook: [verzoekster]) heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met verweerder (hierna ook: [verweerder]) wegens gewijzigde omstandigheden. [verweerder] heeft dat verzoek bestreden en primair verzocht om afwijzing en subsidiair om toekenning van een billijke vergoeding.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [verweerder], thans [X] jaar oud, is op [datum] bij [verzoekster] in dienst getreden in de functie van commercieel/administratief medewerker tegen een bruto maandsalaris van thans € 1.608,18 exclusief vakantietoeslag.
b. [verzoekster] heeft [verweerder] op 24 oktober 2006 op non actief gesteld wegens verstoring van de onderlinge verhoudingen.
2.
[verzoekster] heeft haar verzoek als volgt, kort samengevat, toegelicht.
Zij heeft [verweerder] in 2000 in dienst genomen toen hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO. Eind 2005 is [verweerder] gedurende enige maanden door ziekte uitgevallen. Die ziekte werd veroorzaakt door persoonlijke omstandigheden. Vooral na die ziekteperiode (vanaf voorjaar 2006) is de werkhouding van [verweerder] sterk verslechterd. Hij toonde zich een dwarsligger die zeer slecht met de overige medewerkers communiceerde. Hij maakte ook in toenemende mate fouten bij de uitoefening van zijn functie. Zijn houding beïnvloedde de werksfeer in haar kleine organisatie van vijf medewerkers, inclusief [verweerder] en de bestuurder en diens echtgenote, sterk negatief. [verweerder] is op zijn gedrag herhaaldelijk aangesproken doch dat leidde niet tot een verbetering van de situatie. Deze gesprekken zijn niet schriftelijk vastgelegd omdat dat in de bedrijfscultuur niet gebruikelijk was en de leiding vreesde dat dat opnieuw tot negatieve reacties van [verweerder] zou leiden. Tijdens een speciaal daartoe belegde bespreking heeft de bestuurder van [verzoekster] op 23 oktober 2006 aan [verweerder] een laatste kans geboden om zijn houding binnen een tijdsbestek van een maand te verbeteren. In die bespreking is [verweerder] voorgehouden dat hij over de inhoud van het gesprek niet met zijn collega’s mocht praten. Toen de volgende dag bleek dat hij dat niet alleen toch had gedaan maar daarbij ook de persoon van haar bestuurder zwart had afgeschilderd is hij op non actief gesteld en zijn ontslagmaatregelen in het vooruitzicht gesteld. [verzoekster] acht terugkeer van [verweerder] in haar kleine organisatie onmogelijk. Zij verwijst daartoe naar door haar overgelegde schriftelijke verklaringen van haar bestuurder en zijn echtgenote en van de twee overige werknemers. Daaruit valt onder meer af te leiden dat volgens hen de werksfeer na de op non actiefstelling van [verweerder] sterk is opgeklaard.
3.
[verweerder] heeft zich tegen het verzoek gekeerd, kort samengevat als volgt.
Hij heeft zich op 23 oktober 2006 tijdens de bespreking met de bestuurder van [verzoekster] ziek gemeld. De bestuurder van [verzoekster] heeft toen geweigerd die ziekmelding te aanvaarden met het argument dat [verweerder] op non actief was gesteld. Hij beroept zich dan ook primair op het bestaan van een opzegverbod. Voor het overige is de in het verzoekschrift opgeschreven kritiek hem een volslagen raadsel. Tot aan de bespreking van 23 oktober 2006 verkeerde hij in de veronderstelling dat hij prima overweg kon met zijn collega’s en er op zijn werk geen aanmerkingen van betekenis waren. Ook zijn met hem nooit kritische functioneringsgesprekken gevoerd. Natuurlijk is er wel eens kritiek op zijn functioneren geuit, want dat overkomt iedereen, maar dat was niet wezenlijk. Er is ook nooit iets schriftelijk vastgelegd. De inhoud van de schriftelijke verklaringen van zijn collega’s heeft hem verbaasd omdat die helemaal niet aansluit bij zijn beleving van de onderlinge verhoudingen. Hij heeft zich in het gesprek van 23 oktober 2006 totaal overvallen gevoeld. Inderdaad heeft hij een spreekverbod gekregen voor zover het dat gesprek betrof, en heeft hij desondanks de volgende dag een collega, op diens uitdrukkelijke aandringen, uiteindelijk in grote lijnen verteld wat hem was meegedeeld. Echter, dat kan hem niet zo zwaar worden aangerekend dat daardoor de hem aanvankelijk geboden kans niet alsnog geboden zou kunnen worden. Hij heeft ook mediation voorgesteld, maar dat voorstel is door [verzoekster] afgewezen. Hij wil gewoon terug naar zijn werkplek en is bereid er alles aan te doen om de gerezen problemen op te lossen.
4.
[verzoekster] heeft verklaard geen enkele ziekmelding van [verweerder] te hebben ontvangen, ook niet op 23 oktober 2006, waarbij dan de persoonlijke coach van de bestuurder aanwezig moet zijn geweest. Bij die stand van zaken is tenminste onzeker of sprake is van het bestaan van een opzegverbod. Wat daarvan verder ook zij, [verweerder] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, terwijl die ook overigens niet zijn gebleken, op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat tussen een ziekmelding op 23 oktober 2006 en het onderhavige verzoek een rechtens relevant verband zou bestaan.
5.
Het verweer van [verweerder] is weinig consistent. Enerzijds betoogt hij met verve dat hij op 23 oktober 2006 werd overvallen door de geuite kritiek omdat hij tot die datum in de stellige overtuiging verkeerde dat er niets aan de hand was, en anderzijds verklaart hij bereid te zijn alle medewerking te verlenen aan de oplossing van de problemen, waartoe hij zelf mediation heeft voorgesteld. Het is niet goed te volgen hoe iemand die totaal geen problemen in de werkrelatie onderkent toch bereid kan zijn om die niet bestaande problemen (al dan niet door mediation) op te lossen. De overgelegde getuigenverklaringen van onder meer zijn twee collega’s Visch en Jonker, waarvan opvalt dat zij een persoonlijke signatuur hebben en veel details bevatten, heeft hij slechts weersproken door de mededeling dat papier geduldig is, hetgeen niet overtuigt. De conclusie uit het voorgaande kan geen andere zijn dan dat het ontbindingsverzoek kan worden toegewezen wegens onherstelbaar verstoorde onderlinge verhoudingen. Daarbij speelt tevens een rol de omstandigheid dat [verzoekster] een kleine onderneming is en zij door de overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat haar voltallige personeel grote moeite heeft met voortgezette samenwerking met [verweerder]. Daardoor is terugkeer van [verweerder] naar zijn werkplek geen serieuze optie meer. De verzochte ontbinding zal worden toegewezen met ingang van 28 februari 2007.
6.
Voor wat betreft de vraag of billijkheidshalve een vergoeding behoort te worden toegekend geldt het volgende.
[verzoekster] heeft erkend dat zij haar in het verleden geuite kritiek nooit schriftelijk heeft vastgelegd. [verweerder] heeft daarop ook gewezen en aangevoerd dat daaruit moet worden afgeleid dat van (voldoende serieuze) kritiek nooit sprake is geweest. De kantonrechter volgt die redenering niet maar sluit niet uit dat schriftelijke vastlegging van de kritiek bij [verweerder] eerder indringender was overgekomen met als mogelijk gevolg dat de situatie niet zo zou zijn geëscaleerd als thans klaarblijkelijk het geval is. In die omstandigheid vindt de kantonrechter aanleiding voor toekenning van een vergoeding die billijkheidshalve wordt gesteld op € 10.000,- bruto.
7.
In de omstandigheden van het geval vindt de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, behalve in het geval [verzoekster] haar verzoek alsnog zou intrekken omdat zij dan die kosten dient te dragen.
8.
Nu aan de uit te spreken ontbinding een vergoeding zal worden verbonden en [verzoekster] geen vergoeding heeft aangeboden, zal aan [verzoekster] overeenkomstig de wet een termijn worden gegund waarbinnen zij haar verzoek desgewenst kan intrekken.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 28 februari 2007 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] van een vergoeding van € 10.000,- bruto;
- stelt [verzoekster] in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 15 februari 2007 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
voor het geval [verzoekster] het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 28 februari 2007 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] van een vergoeding van € 10.000,- bruto en veroordeelt [verzoekster] tot betaling van dat bedrag aan [verweerder] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval [verzoekster] het verzoek intrekt:
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 400 voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 12 januari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.