ECLI:NL:RBZLY:2007:AZ8140
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontheffing voor waardetransporten in voetgangersgebied Almere
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 februari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarschrift tegen de weigering van de gemeente Almere om ontheffing te verlenen voor het betreden van het voetgangersgebied van het Stadshart van Almere door waardetransportvoertuigen. De verzoeksters, Group 4 Securicor Cash Services BV, Brink's Nederland BV en SecurCash BV, hadden op 18 oktober 2006 een aanvraag ingediend voor een ontheffing op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, maar deze aanvraag werd op 16 november 2006 afgewezen. Hiertegen hebben zij bezwaar aangetekend en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij gedurende de bezwaarfase als in het bezit van de ontheffing konden worden beschouwd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 februari 2007 behandeld. De gemachtigde van de verzoeksters voerde aan dat er een spoedeisend belang was, omdat klanten sinds 4 september 2006 niet meer bediend konden worden, wat leidde tot onhoudbare situaties. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeksters niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat er een spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter constateerde dat de aanvraag voor de ontheffing pas zeven maanden na de opening van het voetgangersgebied was ingediend en dat er in de tussentijd geen wezenlijke veranderingen waren opgetreden die een spoedeisend belang rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat de verzoeksters niet konden aantonen dat de waardetransporten voor hun klanten met spoed hervat moesten worden en dat de bezwaarfase kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier C. Kuiper.