ECLI:NL:RBZLY:2007:AZ8140

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
awb 06/711
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontheffing voor waardetransporten in voetgangersgebied Almere

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 februari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarschrift tegen de weigering van de gemeente Almere om ontheffing te verlenen voor het betreden van het voetgangersgebied van het Stadshart van Almere door waardetransportvoertuigen. De verzoeksters, Group 4 Securicor Cash Services BV, Brink's Nederland BV en SecurCash BV, hadden op 18 oktober 2006 een aanvraag ingediend voor een ontheffing op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, maar deze aanvraag werd op 16 november 2006 afgewezen. Hiertegen hebben zij bezwaar aangetekend en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij gedurende de bezwaarfase als in het bezit van de ontheffing konden worden beschouwd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 februari 2007 behandeld. De gemachtigde van de verzoeksters voerde aan dat er een spoedeisend belang was, omdat klanten sinds 4 september 2006 niet meer bediend konden worden, wat leidde tot onhoudbare situaties. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoeksters niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat er een spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter constateerde dat de aanvraag voor de ontheffing pas zeven maanden na de opening van het voetgangersgebied was ingediend en dat er in de tussentijd geen wezenlijke veranderingen waren opgetreden die een spoedeisend belang rechtvaardigden.

De rechtbank concludeerde dat de verzoeksters niet konden aantonen dat de waardetransporten voor hun klanten met spoed hervat moesten worden en dat de bezwaarfase kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier C. Kuiper.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: AWB 06/2711
Uitspraak betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen:
Group 4 Securicor Cash Services BV, Brink's Nederland BV en SecurCash BV, verzoeksters,
gemachtigde: mr. R.E. Beverwijk, advocaat te Utrecht,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder,
gemachtigde: mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam.
1. Procesverloop
Op 18 oktober 2006 hebben verzoeksters bij verweerder een aanvraag ingediend voor een ontheffing voor onbepaalde tijd op grond van artikel 87 van het Reglement Verkeersregels
en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) voor het berijden van het voetgangersgebied van het winkelgebied van het nieuwe Stadshart van Almere met de waardetransportvoertuigen van verzoeksters. De ontheffing moet tevens het stoppen en parkeren in het nieuwe Stadshart ten behoeve van het laden en lossen van geld, waardepapieren en andere kostbaarheden, mogelijk maken.
Bij besluit van 16 november 2006 heeft verweerder de ingediende aanvraag afgewezen.
Op 27 december 2006 hebben verzoeksters tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Gelijktijdig hebben verzoeksters aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voor-ziening te treffen, inhoudende schorsing van genoemd besluit en verweerder te gelasten verzoeksters gedurende de periode van deze schorsing te beschouwen en te behandelen als waren zij in het bezit van de gevraagde ontheffingen.
Op 12 januari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2007. Verzoeksters zijn verschenen bij mr. P.M. Smid, kantoorgenoot van hun gemachtigde. Voorts was regiomanager R.A.M. Huijgens namens Group 4 Securicor Cash Services BV
en J.G.D. Jansens namens SecurCash BV aanwezig.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde voornoemd en J.W. Huizenga. Voorts waren namens verweerder aanwezig R. Telderman en J. Kroese. Tenslotte was T.J.W. Smid aanwezig namens verhuurder Rodamco.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op
de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het is aan de
verzoeker(s) van de gevraagde voorziening het spoedeisend belang aannemelijk te maken.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeksters in dit verband aangevoerd dat (bijna alle) klanten van verzoeksters in het nieuwe Stadshart van Almere sinds 4 september 2006 om redenen van veiligheid niet meer worden bediend. Dit betekent dat deze klanten sindsdien met problemen kampen. Enkele van deze klanten worden bediend door andere waardetransporteurs (zoals VTS), maar de overige klanten verzorgen nu hun eigen waardetransporten. Naar de mening
van de drie verzoeksters behoeft het weinig betoog dat dit vanuit het oogpunt van (maatschappe-lijke) veiligheid een volstrekt onhoudbare situatie is. Alle klanten van verzoeksters hebben hun steun aan verzoeksters betuigd en achten de situatie zoals die nu is onhoudbaar. Naar het oordeel van de gemachtigde van verzoeksters is er derhalve een spoedeisend belang aanwezig doordat medewerkers van de klanten van de drie verzoeksters nu buitenproportioneel hoge risico's op zich nemen door zelf de transporten te verzorgen en ten tweede kunnen verzoeksters het zich niet permitteren hun klanten nog langer te laten wachten op hun mededeling of ze wel of niet hun werkzaamheden voor deze klanten kunnen hervatten.
Namens verweerder is betoogd, dat er geen spoedeisend belang aanwezig is.
De voorzieningenrechter overweegt dat het voetgangersgebied in het nieuwe Stadshart van Almere reeds vanaf de opening op 22 maart 2006 door middel van paaltjes voor al het auto-verkeer is afgesloten. Niettemin moet worden vastgesteld dat verzoeksters eerst op 18 oktober 2006 - derhalve bijna zeven maanden na de opening - bij verweerder een aanvraag hebben ingediend voor het verkrijgen van een ontheffing om het voetgangersgebied met waarde-transportvoertuigen te mogen berijden. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeksters toegelicht dat vanaf 22 maart 2006 verzoeksters wel werkzaamheden hebben verricht via
de laad- en loshoven maar, dat na een aantal maanden bleek dat beide wegen van bediening (via de laad- en loshoven én via het plaatsen van het voertuig tegen een paal waar de afzetting begint om vervolgens per voet de klant te bereiken) niet veilig genoeg waren. Op 4 september 2006 hebben verzoeksters hun werkzaamheden voor een groot aantal klanten uit veiligheids-overwegingen moeten staken. Alleen de enkele klanten in het nieuwe Stadshart die nog wel veilig te bereiken zijn, worden sindsdien nog bediend. Er hebben voortdurend gesprekken plaatsgevonden met de gemeente en met Rodamco om tot een oplossing te komen. Ook na
4 september 2006 is er nog één gesprek geweest met Rodamco over de situatie.
De rechtbank constateert, dat het tot 17 oktober 2006 heeft geduurd alvorens namens verzoeksters bij verweerder een formele aanvraag is ingediend. Vervolgens moet worden vastgesteld dat tegen het primair afgegeven besluit van 16 november 2006 eerst ruim een maand later bezwaar is gemaakt en het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend.
Nu de omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de loop van de tijd
niet wezenlijk zijn gewijzigd, acht de voorzieningenrechter onvoldoende door verzoeksters
aannemelijk gemaakt dat thans een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig is. De gevraagde voorlopige voorziening heeft betrekking op de klanten die – naar zeggen van verzoeksters - al sinds 4 september 2006 niet meer worden bediend. Klaarblijkelijk is er in de tussentijd een werkbare oplossing gevonden. Niet aannemelijk is gemaakt, dat de waardetransporten voor die klanten juist nu met spoed zouden moeten worden hervat. Niet is in te zien, waarom de bezwaarfase niet kan worden afgewacht.
Bij het vorenstaande heeft de voorzieningenrechter in zijn oordeel betrokken dat de klanten van verzoeksters tot op heden de bestaande contracten niet hebben opgezegd ( alleen klant Maxeda heeft kennelijk aangegeven niet langer te willen of kunnen wachten).
Een spoedeisend belang zou toch aanwezig kunnen zijn, indien het evident is dat het voor een ieder onmogelijk is de waardetransporten op veilige wijze uit te voeren. De voorzieningen-rechter overweegt hierover het volgende
Door verzoeksters zijn veiligheidsrisico’s geschetst. Verzoeksters kunnen terzake deskundig worden geacht. Aan de andere kant gaan zij uit van hun eigen bedrijfsvoering en speelt ook hun eigen bedrijfsbelang een rol. Met name de risico’s door de “vrije” toegankelijkheid van de laad- en loshovens, de gangen en de liften en de aanwezigheid van meerdere vluchtwegen naar buiten, zoals ter zitting door de heer Smid van Rodamco zijn bevestigd, gelet op de aannemelijkheid dat de getroffen veiligheidsmaatregelen zoals cameratoezicht en patrouilles door beveiligers een toch beperkte impact hebben, baren naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zorg.
Aan de andere kant brengt verweerder ook expertise in en worden door verweerder op basis van die expertise de veiligheidsrisico’s aanvaardbaar geacht. Verweerder heeft ook gewezen op de andere wijze van werken van de waardetransporteurs VTS en MCH die thans een deel van de waardetransporten verzorgen en die dat volgens verweerder op veilige manier doen.
Een rapport van een derde deskundige ontbreekt.
Gelet op het vorenstaande doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter een situatie als bedoeld in de inleidende zin niet voor.
In bezwaar zal een volledige heroverweging dienen plaats te hebben waarbij aan alle (veiligheids)aspecten en belangen aandacht geschonken zal moeten worden
Tenslotte is gebleken dat verzoekster SecurCash BV in genoemd winkelhart enkel de ABN-AMRO Bank aan de Bordes 5 bedient. Dit gebouw is niet rechtstreeks via het gangenstelsel bereikbaar, hetgeen voor verweerder reden is geweest ter zake een ontheffing te verlenen.
De gevraagde voorlopige voorziening heeft betrekking op de geldautomaat binnen het nieuwe stadshart waarop genoemde ontheffing geen betrekking heeft. Ter zitting is echter gebleken dat deze geldautomaat op dit moment nog niet is geplaatst zodat ten aanzien van verzoekster SecurCash BV ook reeds om deze reden geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening aanwezig is.
Ook overigens hebben verzoeksters naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoed-eisend belang bij het op dit moment treffen van een voorlopige voorziening niet aannemelijk gemaakt.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang dient te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C. Kuiper als griffier, op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.