ECLI:NL:RBZLY:2007:AZ9427
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.I. Lammertsma-van der Heij
- Rechtspraak.nl
Weigering vergoeding proceskosten rechtsbijstand in faillissementsaanvraag
In deze zaak is de rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 februari 2007 tot een uitspraak gekomen over de weigering van de Raad van Bestuur van het UWV om aan eiser kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 840,50 te vergoeden. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.L. Wilke, had een verzoek ingediend om vergoeding van deze kosten, die voortvloeiden uit een faillissementsaanvraag van zijn werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 24 januari 2006 het verzoek tot vergoeding had afgewezen, waarna eiser bezwaar had aangetekend. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de faillietverklaring van de werkgever van eiser op 12 oktober 2005 en de aanvraag van eiser voor overname van betalingsverplichtingen. De rechtbank heeft ook het beleid van het UWV in overweging genomen, dat in bepaalde gevallen tot vergoeding van proceskosten kan leiden, maar alleen als deze kosten ten laste van de werknemer komen. In dit geval was dat niet het geval, omdat de kosten door de Bond werden gedragen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemaakte kosten niet als loon in de zin van de Werkloosheidswet (WW) kunnen worden aangemerkt, en dat het UWV terecht had geweigerd om de kosten te vergoeden. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien de omstandigheden in andere gevallen niet identiek waren aan die van eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen partij in de proceskosten veroordeeld.