ECLI:NL:RBZLY:2007:AZ9672

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119410 / HA ZA 06-466
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor elektriciteitsdiefstal door huurder met hennepkwekerij

In deze zaak vorderde Essent Netwerk BV schadevergoeding van de gedaagde, die als huurder een hennepkwekerij in zijn woning had. Essent stelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit het afnemen van elektriciteit buiten de meter om. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst tot levering van elektriciteit, zoals vastgelegd in de algemene voorwaarden. De gedaagde had de meetinrichting niet goed bereikbaar gehouden en had handelingen verricht die de registratie van de afgenomen elektriciteit belemmerden. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde de verplichtingen uit de overeenkomst had geschonden en dat hij aansprakelijk was voor de schade die Essent had geleden. De schade werd berekend op EUR 6.501,75, gebaseerd op een geschat verbruik van 42.183 kWh elektriciteit. De gedaagde voerde verweer, maar kon de berekening van Essent niet voldoende betwisten. De rechtbank wees de vordering van Essent toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 17 januari 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 119410 / HA ZA 06-466
Vonnis van 17 januari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT NETWERK BV,
gevestigd te 's Hertogenbosch,
eiseres,
procureur mr. J. Possel,
advocaat mr. W.Ph. Steenhuisen te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. A.J. ter Wee.
Partijen zullen hierna Essent en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] was op 17 mei 2004 woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats]. Tussen hem en Essent bestond op dat moment een overeenkomst tot levering en transport van elektriciteit.
2.2. Op genoemde datum heeft de politie tezamen met Essent een inval gedaan in de woning van [gedaagde]. Daarbij is geconstateerd dat er een aparte kabelaansluiting voor de meter was aangelegd, ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van een aldaar aanwezige hennepkwekerij. Hierdoor werd de afgenomen elektriciteit niet via de meter geregistreerd. Essent heeft deze toevoer vervolgens verbroken en de elektriciteitsmeter verwijderd.
2.3. Op de in r.o. 2.1 genoemde overeenkomst zijn de "Algemene voorwaarden aansluiting en transport van elektriciteit 2002 voor huishoudelijke afnemers" van toepassing.
Artikel 11 lid 3 luidt:
De afnemer draagt er zorg voor dat de meetinrichting steeds goed bereikbaar is en goed kan worden afgelezen. Voorts dient hij de meetinrichting te beschermen tegen beschadiging en tegen verbreking van de verzegeling.
Artikel 18 lid 1 aanhef en sub b en c luidt:
Het is de afnemer verboden: (...) b. door of vanwege de netbeheerder aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken; c. handelingen te verrichten of te doen verrichten, waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektriciteit niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen, waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netwerkbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd of de tarievenregeling van de netbeheerder niet of niet juist kan worden toegepast.
3. Het geschil
Essent vordert primair op grond van wanprestatie, subsidiair op grond van onrechtmatige daad dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 6.501,75 met nevenvorderingen.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] verweert zich primair door te stellen dat niet Essent, maar Essent Netwerk Noord BV te [plaats] eigenaar van de elektriciteit was. Er is niet namens Essent, maar namens Essent Netwerk Noord BV op 30 juni 2004 bij de politie aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Volgens [gedaagde] heeft Essent derhalve geen vordering op hem en wordt hij door de verkeerde procespartij aangesproken.
4.2. Essent heeft daartegenover gesteld dat zij als rechtsopvolger onder algemene titel van onder andere Essent Netwerk Noord BV in alle rechten en plichten van Essent Netwerk Noord BV is getreden, zodat zij ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] deze stelling van Essent niet, althans onvoldoende heeft weersproken. Immers, [gedaagde] heeft aangegeven dat de stelling hem niet onaannemelijk voorkomt, hetgeen de rechtbank onderschrijft. Verder heeft [gedaagde] weliswaar gesuggereerd dat sprake kan zijn geweest van een activa/passivatransactie, maar gelet op hetgeen hiervoor is overwogen had [gedaagde] die suggestie, die zou uitsluiten dat het om rechtsopvolging onder algemene titel gaat, nader moeten onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten.
Gelet op het voorgaande staat vast dat Essent als rechtopvolger onder algemene titel in alle rechten en plichten van Essent Netwerk Noord BV is getreden, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering tegen [gedaagde].
4.3. Niet in geschil is dat [gedaagde] de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 11 lid 3 en 18 lid 1 aanhef en onder b en c van de algemene voorwaarden, zoals vermeld in r.o. 2.3, heeft geschonden en daarmee toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst. Hij is derhalve aansprakelijk voor de schade die Essent daardoor heeft geleden.
4.4. Over de methode om de hoogte van de schadevergoeding te berekenen verschillen partijen van mening. Volgens Essent is 42.183 kWh aan elektriciteit buiten de meter om weggenomen, hetgeen leidt tot een schade van EUR 6.501,75 (productie 3 bij dagvaarding).
Als niet (langer) door [gedaagde] weersproken staat vast welke apparatuur in de woning van [gedaagde] is aangetroffen en welk vermogen die apparatuur vertegenwoordigde. Een en ander staat ook vermeld in de opnameformulieren (productie 8 bij repliek).
Voor de berekening van de verbruikte elektriciteit heeft Essent aan de hand van de door haar geschatte periode van exploitatie, waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, het vermogen van de verschillende apparaten vermenigvuldigd met de hoeveelheid branduren. Voor de hoeveelheid branduren is rekening gehouden met de aangetroffen tijdschakelaars, hetgeen blijkt uit het door Essent overgelegde proces-verbaal van politie (productie 9 bij repliek).
Hiertegenover verweert [gedaagde] zich weliswaar door te stellen dat deze berekeningsmethode te simpel en feitelijk onjuist is, waartoe hij betoogt dat de lampen en andere apparatuur niet in alle groeifasen op gelijke wijze worden gebruikt, maar hij geeft niet aan welke concrete andere berekeningsmethode dient te worden gebruikt of tot welke correctie in de berekening het variabele gebruik van de lampen en andere apparatuur in de uiteenlopende groeifasen zou moeten leiden. Daarmee heeft [gedaagde] de door Essent deugdelijk onderbouwde berekening onvoldoende betwist, zodat de juistheid daarvan vaststaat.
4.5. [gedaagde] heeft zijn verweer tegen de post 'schadeafhandeling' ter hoogte van EUR 255,00 niet langer gehandhaafd, zodat dit onderdeel van de vordering toewijsbaar is. Hetzelfde geldt voor de post 'toeslagen buiten werktijd'. Overigens vraagt de rechtbank zich ten stelligste af of hiervoor een bedrag is gerekend, aangezien in de berekening (productie 3 bij dagvaarding) in de kaders op pagina 1 en 3 achter de regels betreffende 'toeslag uren buiten werktijd' in de kolom 'totaal' niets staat vermeld.
4.6. Essent heeft in haar petitum de wettelijke rente tot en met 27 maart 2006 ten bedrage van EUR 492,28 gevorderd. Uit de ter onderbouwing daarvan als productie 7 in geding gebrachte renteberekening blijkt dat de wettelijke rente tot 27 maart 2006 EUR 492,28 bedraagt, zodat de rechtbank het petitum overeenkomstig zal lezen. Overigens kan de gevorderde wettelijke rente, ook die vanaf 27 maart 2006, als niet weersproken worden toegewezen.
4.7. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Essent heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.8. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Essent worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,32
- vast recht 296,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.135,32
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Essent te betalen een bedrag van EUR 6.501,75 (zesduizend vijfhonderd een euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente tot 27 maart 2006 ten bedrage van EUR 492,28 en vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 6.501,75 vanaf 27 maart 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Essent tot op heden begroot op EUR 1.135,32,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2007.