ECLI:NL:RBZLY:2007:BA0828

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
347152 VG 07-72
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring berekening vordering minderjarige na wettelijke verdeling in erfrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 maart 2007, werd een verzoek ingediend voor machtiging tot boedelbeschrijving en verdeling van de nalatenschap van een overleden persoon. De verzoekers, waaronder de echtgenote van de erflater en hun minderjarige kinderen, vroegen goedkeuring voor de berekening van de geldvordering van de minderjarige na de wettelijke verdeling. De kantonrechter oordeelde dat het van belang was om de waarde van het erfdeel nauwkeurig vast te stellen om toekomstige problemen te voorkomen. De kantonrechter benadrukte dat de belangen van de minderjarige beschermd moeten worden, vooral wanneer de ouder ook als executeur van de nalatenschap optreedt. De rechter keurde de berekening van de geldvordering goed, ondanks dat dit niet expliciet was verzocht, en verklaarde de verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek om machtiging voor de akte van boedelbeschrijving en verdeling. De beslissing werd genomen met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent de bescherming van minderjarigen in erfrechtelijke zaken. De kantonrechter stelde vast dat de wettelijke verdeling van de nalatenschap van rechtswege had plaatsgevonden en dat er geen voorafgaande goedkeuring nodig was voor de verdeling. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de afhandeling van nalatenschappen, vooral wanneer minderjarigen betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknummer. : 347152 VG 07-72
datum : 15 maart 2007
Beschikking op een verzoek tot machtiging boedelbeschrijving en verdeling
ingediend door:
J.M. de Jonge, verbonden aan Eenhorst Landman Nord Notarissen & Advocaten, kantoorhoudende te (8375 ZP) Oldemarkt, postbus 2518,
namens mevrouw [verzoekster] alsmede haar kinderen, waarvan één minderjarig,
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
met betrekking tot de nalatenschap van:
[Erflater], geboren te [geboorteplaats] op [datum] en overleden op [datum], laatst gewoond hebbende te [woonplaats].
De procedure
Op 29 januari 2007 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift, waarin machtiging wordt verzocht voor de notariële akte van boedelbeschrijving en verdeling. Op 16 februari 2007 is aan het verzoek nog toegevoegd een kopie van het testament evenals een schriftelijke toelichting met betrekking tot de waardering van de onroerende zaken.
De beoordeling
1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat erflater is overleden op [datum]. Erflater was zonder het maken van huwelijkse voorwaarden getrouwd met mevrouw [verzoekster]. Erflater heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament d.d. 6 maart 2006 waarbij niet van de wettelijke verdeling is afgeweken. De nalatenschap is daardoor verdeeld op de in artikel 4:13 lid 2 en volgende BW voorziene wijze. Genoemde [verzoekster] is, zoals blijkt uit het testament, tevens executeur van de nalatenschap.
2.
De notaris vraagt om machtiging voor de akte van boedelbeschrijving en verdeling. De moeder is als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige op grond van artikel 4:16 lid 2 BW, gehouden om binnen één jaar na overlijden een afschrift van de definitieve notariële akte van boedelbeschrijving in te leveren, dan wel een door haar ter bevestiging van haar deugdelijkheid ondertekende boedelbeschrijving ter griffie in te leveren. Die termijn is al overschreden doch de wet verbindt hieraan geen sanctie. De notaris als gemachtigde van de erven wordt verzocht om zo spoedig mogelijk na het verlijden van de akte, doch uiterlijk binnen twee maanden na heden, een afschrift van de boedelbeschrijving aan de kantonrechter te doen toekomen. Deze boedelbeschrijving zal ten behoeve van het minderjarige kind ter griffie in zijn dossier worden gelegd. Machtiging dan wel goedkeuring aan de boedelbeschrijving kan de kantonrechter niet geven omdat de wet de kantonrechter die bevoegdheid niet heeft verleend. In zoverre zijn verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek.
3.
Voorts wordt machtiging gevraagd voor de verdeling van de nalatenschap. De wet draagt de kantonrechter niet met zoveel woorden op de door wettelijke verdeling ontstane geldvordering van (minderjarige) kinderen, ter hoogte van hun erfdeel, vast te stellen, behoudens in bijzondere gevallen, genoemd in artikel 4:15 leden 1 en 2 BW waarvan niet is gesteld dat die zich hier voordoen. De vaststelling van de vordering van het minderjarige kind kan ook niet onder de huidige tekst van artikel 1:345 lid 1 sub a. BW “aangaan van een overeenkomst strekkende tot beschikking over goederen van minderjarigen” worden geschaard. Ook wat betreft dit deel van het verzoek zijn verzoekers daarin niet ontvankelijk.
4.
Op zichzelf hoeft bij wettelijke verdeling geen nadere handeling plaats te vinden om de nalatenschap te verdelen. De verdeling vond van rechtswege plaats en behoeft als zodanig geen voorafgaande goedkeuring. Ook de omvang van de vordering van de minderjarige staat vast, zij het in abstracto; hij heeft een vordering ter grootte van zijn erfdeel.
Ter voorkoming van problemen in de toekomst is het echter wenselijk dat de concrete waarde van dit erfdeel zo nauwkeurig mogelijk kan worden bepaald, zonder daarmee meteen afstand te doen van rechten op meer, mochten later onjuistheden blijken. Daar waar na een wettelijke verdeling en op basis van de voorhanden zijnde stukken, zoals een notariële boedelbeschrijving, en een zo nauwkeurig mogelijke vaststelling van de waarde van de onroerende zaken, de daadwerkelijke omvang van de nalatenschap zo inzichtelijk mogelijk wordt gemaakt en vervolgens op correcte wijze de berekening van de vorderingen van minderjarigen plaats vindt, acht de kantonrechter een beoordeling van die berekening in het belang van de betrokken minderjarigen.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat uit de op het ouderlijk bewind toepasselijke wettelijke regels als bedoeld in artikel 1:253k BW ook een bevoegdheid van hem voortvloeit om de belangen van de minderjarige te beschermen bij die feitelijke berekening van de geldvordering, zodat die berekening aan zijn beoordeling onderworpen is. De ratio van deze regels is immers dat voorkomen moet worden dat de ouder zich tegenover de minderjarige een gunstiger positie zou kunnen verschaffen, wat zich (te meer) kan voordoen wanneer de ouder tevens executeur is van een nalatenschap waarin de minderjarige is gerechtigd.
Nu in dit geval geen reden is om aan de juistheid van de berekende geldvordering van de minderjarige, zoals neergelegd in de conceptakte, te twijfelen zal de kantonrechter dan ook overgaan tot goedkeuring daarvan, hoewel dit niet als zodanig is verzocht en wat wel had moeten worden gedaan.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek om machtiging voor de akte van boedelbeschrijving en verdeling;
- keurt de berekening, zoals neergelegd in de bijlage die aan de conceptakte is gehecht, van de geldvordering van de bij de onderhavige wettelijke verdeling betrokken minderjarige goed.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 15 maart 2007, in tegenwoordigheid de griffier.
Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden (civiele griffie: postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden).