RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 06/2278
Uitspraak
in het geding tussen:
[eiser 1 en 2],
wonende te [woonplaats], eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, verweerder.
[belanghebbende], wonende te [plaats].
Bij besluit van 19 mei 2006, verzonden op 29 mei 2006, heeft verweerder aan belanghebbende aanlegvergunning verleend voor het verbreden van een waterschapssloot door middel van het afplaggen van 1 ha. grond, het aanleggen van een kikkerpoel en een wandelpad met lindebomen op het perceel kadastraal bekend gemeente Steenwijkerland, sectie [...], nummer [nummers], plaatselijk bekend het perceel tussen [straten] te [woonplaats].
Bij brief van 24 juli 2006, ingekomen op 26 juli 2006, hebben eisers bij verweerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij uitspraak van 2 augustus 2006 heeft de voorzieningenrechter het tegen het besluit van 19 mei 2006 ingediende verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 13 september 2006 heeft verweerder onder toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) en onder overneming van het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit is namens eisers bij brief van 21 oktober 2006, ingekomen op 23 oktober 2006, beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 20 november 2006 hebben eisers het beroepschrift aangevuld.
Bij brief van 22 november 2006 heeft verweerder verweer gevoerd en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Bij brief van 3 april 2007 heeft belanghebbende een uiteenzetting over de zaak gegeven.
Bij brief van 10 mei 2007 hebben eisers nadere stukken ingediend.
Het beroep is op 22 mei 2007 ter zitting behandeld. Eisers zijn in persoon ter zitting verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. A.T. Onbelet.
Belanghebbende is met zijn echtgenote verschenen.
Verweerder heeft eisers bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het bestreden besluit is volgens verweerder op correcte wijze bekendgemaakt door toezending aan belanghebbende. Verweerder acht zich ingevolge de Awb niet gehouden de aanlegvergunning ook aan omwonenden toe te sturen. Het door eisers gestelde, dat zij vanwege ziekte en overlijden van hun zwager geen tijd en aandacht hadden om kennis te nemen van de publicaties inzake de in geding zijnde aanlegvergunning, maakt de termijnoverschrijding volgens verweerder niet verschoonbaar.
Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
De rechtbank stelt vast dat het besluit van 19 mei 2006 op 29 mei 2006 aan belanghebbende is verzonden. Hiermee is het besluit op de in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Eisers grief dat verweerder ten onrechte heeft verzuimd het besluit van 19 mei 2006 aan eisers als belanghebbende bekend te maken middels toezending daarvan, treft geen doel. Bekendmaking van de in geding zijnde aanlegvergunning aan omwonenden als eisers is niet wettelijk voorgeschreven.
Artikel 6:7 van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het besluit van 19 mei 2006 is op grond van vorengenoemde bepalingen aangevangen op 30 mei 2006 en geëindigd op 10 juli 2006. Vast staat dat eisers eerst bij brief van 24 juli 2006 bij verweerder bezwaar hebben gemaakt zodat het niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en mitsdien niet-ontvankelijk is te achten.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Met verweerder is de rechtbank echter van oordeel dat het door eisers gestelde dat zij de publicaties in de Steenwijkerland Expres niet hebben opgemerkt vanwege ziekte en overlijden van hun zwager, en het feit dat eisers daardoor veelvuldig afwezig waren, geen rechtvaardiging is voor het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift.
Het behoort immers tot de eigen verantwoordelijkheid om dergelijke publicaties in de gaten te houden of dit door derden te laten doen.
Eerst in beroep voeren eisers aan dat vorenbedoelde publicaties een foutieve plaats-aanduiding bevatten, namelijk “Vollenhove” in plaats van “Sint Jansklooster”. Volgens eisers is het voorstelbaar dat zij hierdoor de betreffende publicaties hebben gemist.
In de publicatie van de vergunningaanvraag in de Steenwijkerland Expres van 21 maart 2006 staat onder de kop Ingekomen aanvragen om bouwvergunning (en indien voorkomend, aanleg, sloopvergunningen enz.) “[straten] te [plaats], afgraven en ophogen van gronden (9-3)”.
In de publicatie van de vergunningverlening in de Steenwijkerland Expres d.d. 6 juni 2006 staat onder de kop Verleende aanvragen om bouwvergunning (en indien voorkomend, aanleg, sloopvergunningen enz.) onder [plaats], tussen [straten], verbreden waterschapssloot door middel van het afplaggen van 1 hectare grond, aanleggen kikkerpoel en wandelpad met lindebomen (29-5)”.
Ter zitting is komen vast te staan dat het in geding zijnde perceel is gelegen in [woonplaats] en niet in, zoals in de bestreden aanlegvergunning en eerdergenoemde publicaties staat, het aangrenzende [plaats]. Het in geding zijnde perceel wordt omzoomd door de wegen [straten]. Eisers hebben ter zitting aangegeven, dat die laatste plaatsaanduiding voor hen op zich duidelijk is.
Eisers zijn woonachtig op het adres de [straat] te [woonplaats].
Anders dan eisers is de rechtbank van oordeel dat vorenaangehaalde publicaties in de Steenwijkerland Expres voldoende duidelijkheid verschaffen omtrent de plaats waarop de bestreden aanlegactiviteiten zien. Weliswaar wordt in de publicaties ten onrechte de plaatsnaam [plaats] genoemd, maar de vermelde straatnamen zijn juist. De publicatie van de vergunningaanvraag, waarin eerst de straatnamen [straten] worden genoemd en pas aan het slot de (onjuiste) plaatsnaam [plaats], had in ieder geval de aandacht van eisers redelijkerwijs moeten trekken. Maar dat geldt redelijkerwijs ook voor de publicatie van de verleende aanlegvergunning waarbij [woonplaats] en [plaats] vlak onder elkaar staan in dezelfde kolom met een aanduiding (in vet) tussen [straten].
Daarbij komt dat het in geding zijnde perceel is gelegen in het bestemmingsplan [plaats] en de grens van [woonplaats] met [plaats] slechts op korte afstand van het in geding zijnde perceel en van de woning van eisers is gelegen.
Zo het eisers gezien de vermelding van de plaatsnaam [plaats] in combinatie met eerdergenoemde straatnamen niet gelijk duidelijk zou zijn geweest op welk perceel de vergunning(-aanvraag) betrekking had, vormde de in die publicaties gegeven plaats-aanduiding naar de mening van de rechtbank voldoende grond om aan te nemen dat het een perceel betrof in de nabijheid van hun woning. Zo nodig hadden zij ter opheldering van het een en ander contact kunnen opnemen met verweerder.
Uit hetgeen eisers hebben aangevoerd volgt derhalve niet dat zij met het te laat indienen van het bezwaarschrift redelijkerwijs niet in verzuim zijn geweest geweest.
Verweerder heeft eisers bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Landstra als griffier, op 31 mei 2007
Afschrift verzonden op: 6 juni 2007
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.