ECLI:NL:RBZLY:2007:BA8652

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327366 CV 06-4143
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van provisie uit agentuurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, heeft de kantonrechter op 13 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eisende partij, International Consulcorp, en de gedaagde partij, Future Pipe Industries B.V. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 5.000,00, rente en kosten, op basis van een agentuurovereenkomst die op 10 november 2004 was ondertekend. De eisende partij stelde dat hij recht had op een provisie van 5 tot 10% van de contractwaarde van de door hem geïntroduceerde contracten, maar beperkte zijn vordering tot € 5.000,00 om processuele redenen. De gedaagde partij, FPI, voerde verweer en betwistte dat de activiteiten van de eisende partij hebben geleid tot het sluiten van contracten.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld die zijn vordering onderbouwen. De door de eisende partij overgelegde stukken waren niet vergezeld van vertalingen en waren niet gestructureerd, waardoor de kantonrechter deze als strijdig met de goede procesorde buiten beschouwing heeft gelaten. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet had aangetoond dat er sprake was van een door hem aangebrachte overeenkomst, wat essentieel is voor het recht op provisie. Bovendien werd de stelling van ongerechtvaardigde verrijking door FPI verworpen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van FPI zijn begroot op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 327366 CV 06-4143
datum : 13 februari 2007
Vonnis in de zaak van:
de [EISENDE PARTIJ] h.o.d.n. International Consulcorp,
wonende en zaakdoende te [gemeente],
eisende partij, verder te noemen: “[eisende partij]”,
gemachtigde H.P.A. van Beest, gerechtsdeurwaarder te Delft,
tegen
de besloten vennootschap FUTURE PIPE INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
gedaagde partij, verder te noemen: “FPI”,
gemachtigde mr. P.S. van Minnen, advocaat te Amsterdam.
De procedure
Eerder is in deze zaak een incidenteel vonnis gewezen dat op 26 september 2006 is uitgesproken.
Vervolgens hebben de partijen de volgende stukken gewisseld:
- het antwoord van FPI d.d. 21 november 2006,
- de repliek van [eisende partij] d.d. 19 december 2006 en
- de dupliek van FPI d.d. 16 januari 2007.
Het geschil
De vordering van [eisende partij] strekt ertoe dat FPI wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.000,00, rente en kosten rechtens.
Daartegen heeft FPI verweer gevoerd met conclusie dat [eisende partij] in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard althans dat zijn vordering wordt afgewezen, met zijn veroordeling in de kosten van de procedure.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat vast dat op 10 november 2004 door hen een overeenkomst is ondertekend, getiteld “Co-operation and promotion agreement”, waarbij [eisende partij] door FPI voor de duur van drie jaren is aangesteld “as exclusive Agent for the territory of Algeria and agent for the introduced Clients and projects for any other territories.” Voorts is onomstreden dat [eisende partij] een provisie toekomt van 5 tot 10% van de contractwaarde van “the signed Contract”. Het betreft hier aldus een agentuurovereenkomst als bedoeld in de afdeling 7.7.4 BW.
2.
[eisende partij] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd, zo begrijpt de kantonrechter hem, dat FPI (mede) door zijn inspanningen erin is geslaagd om meerdere contracten te sluiten, als gevolg waarvan FPI conform de overeenkomst van 10 november 2004 aan hem een provisie is verschuldigd, welke provisie kan worden berekend op een bedrag van € 25.656,00. Dit bedrag is door hem bij factuur van 17 december 2005 aan FPI in rekening gebracht, waarna FPI echter ten onrechte iedere betaling heeft geweigerd. Om processuele redenen is thans de vordering beperkt tot een bedrag van € 5.000,00, aldus [eisende partij].
3.
FPI heeft bestreden dat de activiteiten van [eisende partij] hebben geleid tot het door haar tekenen van enig contract voor projecten of partijen waar FPI door [eisende partij] is geïntroduceerd. In het bijzonder heeft FPI betwist dat [eisende partij]s activiteiten hebben geresulteerd in contracten in of met de landen Algerije of Tsjaad of met het Japanse bedrijf Chiyoda, zoals [eisende partij] via zijn factuur van 17 december 2005 doet voorkomen. Zowel de overeenkomst van 10 november 2004 als bedoelde factuur van 17 december 2005 zijn door FPI in het geding gebracht.
4.
[eisende partij] heeft daarop bij repliek - een stuk wat niet meer behelst dan twee pagina’s tekst - volstaan met in algemene bewoordingen vervatte stellingen “dat er grote transacties zijn gesloten door zijn bemiddeling”, “dat hij deugdelijk heeft gepresteerd”, “dat de overeenkomst door zijn bemoeiingen succesvol is geweest” en “dat zijn activiteiten weldegelijk hebben geleid tot vele contracten die door [hem] bij FPI zijn geïntroduceerd”. Concrete feiten of omstandigheden waaruit een en ander - contract, transactie en/of zijn bijdrage daaraan - zou kunnen volgen, heeft [eisende partij] echter niet gesteld.
5.
Voor zover [eisende partij] meent dat de onderbouwing van zijn vordering blijkt / kan blijken uit de door hem repliek gevoegde bescheiden is dat onjuist. Die bescheiden omvatten naar zeggen van FPI 130 pagina’s, welk getal de kantonrechter niet heeft gecontroleerd en zonder meer voor juist aanneemt. Die bescheiden zijn voorts zonder uitzondering in de Engelse of de Franse taal gesteld en zijn niet vergezeld van een vertaling. De stukken zijn evenmin van een specificatie, nummering of toelichting voorzien. De kantonrechter heeft ook geen enkele volgorde in de stukken kunnen ontdekken. Behalve over de kennelijk door de exploiterende deurwaarder uitgevoerde helikoptervlucht is in de conclusie tot slot evenmin specifiek naar één of meer gevoegde stukken verwezen. Een op die wijze gevoegd pak aan bescheiden, waartegen FPI ook bezwaar heeft gemaakt, moet dan ook als strijdig met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten, zodat [eisende partij] zijn vordering daarop niet kan doen steunen.
6.
Voor zover [eisende partij] meent dat de in de overeenkomst en de in de artikelen 7:430 jo 433 BW neergelegde informatie- en exhibitieplicht meebrengt dat het aan FPI is om (gemotiveerd) te stellen en zonodig te bewijzen dat [eisende partij] geen recht op provisie heeft, is dat evenmin juist. Daaraan gaat immers vooraf de veronderstelling dat er sprake is van een door een agent aangebrachte overeenkomst, waartoe in deze situatie onvoldoende is gesteld, zoals overwogen.
7.
Voor zover [eisende partij] stelt dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van FPI leidt dat op voormelde gronden evenmin tot succes.
8.
Het gevolg van het bovenstaande is dat de vordering als onvoldoende onderbouwd niet voor toewijzing vatbaar is. Aan een bewijsopdracht komt de kantonrechter dan ook niet toe.
9.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eisende partij] af;
- veroordeelt [eisende partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van FPI begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.