RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
sector kanton - locatie Zwolle
zaaknummer : 355651 VV EXPL 07-21
datum : 23 mei 2007
de stichting WONINGSTICHTING OPENBAAR BELANG,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij, hierna ook te noemen: “Openbaar Belang”,
gemachtigde mr. C.C.H. Wiekeraad, advocaat te Zwolle,
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna ook te noemen “ [gedaagde partij]”,
gemachtigde mw. mr. M.J.G. Peters, advocaat te Zwolle.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot van 4 mei 2007 met bijlagen, houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad
- de bij brief van 8 mei 2007 en de bij faxbericht van 11 mei 2007 door mr. Peters op voorhand toegezonden producties
- de bij faxbericht van 14 mei 2007 door mr. Wiekeraad toegezonden productie.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2007.
Verschenen zijn dhr. C. Akkerman, medewerker van Openbaar Belang, bijgestaan door mr. Wiekeraad, en [gedaagde partij], bijgestaan door mw. mr. Peters.
Partijen hebben op deze zitting hun standpunten bepleit, aan de zijde van [gedaagde partij] mede aan de hand van door mw. mr. Peters op schrift gestelde pleitnotities.
De vordering van Openbaar Belang strekt ertoe dat [gedaagde partij] - kort gezegd wegens ernstige overlast - bij wege van voorlopige voorziening en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om:
1. binnen twee dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis of binnen zodanige tijd als de kantonrechter bij vonnis bepaalt, de woning, gelegen te Zwolle aan [adres] met al het zijne en de zijnen te ontruimen onder afgifte van alle bij de woning behorende sleutels aan Openbaar Belang, met machtiging op deze om, indien [gedaagde partij] geen gehoor geeft aan het ontruimingsbevel, deze te bewerkstelligen met behulp van politie en justitie, met bepaling dat [gedaagde partij] de kosten van dit alles aan Openbaar Belang dient te voldoen;
2. aan Openbaar Belang een bedrag van € 2.010,60 plus PM te betalen, althans de kosten van deze procedure, op grond van de in de huurovereenkomst voorkomende bepaling dat bij niet nakoming van verplichtingen uit de huurovereenkomst door [gedaagde partij], alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten van Openbaar Belang voor zijn rekening komen.
[gedaagde partij] concludeert tot afwijzing van de vordering.
De kantonrechter als voorzieningenrechter (hierna: kantonrechter) gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. Openbaar Belang verhuurt de bovenwoning aan de [adres] sinds 1 januari 1999 aan [gedaagde partij]. In het op de huurovereenkomst toepasselijke huurreglement, is bepaald dat huurder het gehuurde als een goed huisvader en overeenkomstig de daaraan bij de overeenkomst gegeven bestemming zal gebruiken (artikel 6.1) en dat huurder omwonenden geen hinder of overlast zal bezorgen (artikel 6.3).
b. Bij [gedaagde partij] is de diagnose schizofrenie gesteld. [gedaagde partij] heeft alcohol en drugs gebruikt en is in september 2006 en maart 2007 wel eens dronken geweest.
c. In de nacht van 17 op 18 september 2006 heeft [gedaagde partij] een ongeveer 1,80 meter hoge conifeer in de achtertuin van zijn benedenbuurvrouw omgehakt.
d. Op 20 september 2006 heeft [gedaagde partij] op straat een voetballende buurjongen van achteren aangevallen en met een tafelpoot geslagen. Dat heeft ertoe geleid dat [gedaagde partij] in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) drie weken opgenomen is geweest in psychiatrisch ziekenhuis Zwolse Poort, locatie St. Franciscushof in Raalte. Vanuit het ziekenhuis heeft hij de jongen en zijn familie een excuusbrief geschreven.
e. In de aanloop naar de psychose die zich op 1 april 2007 manifesteerde, heeft [gedaagde partij] zich soms luidruchtig gedragen en hebben stemmen hem ertoe aangezet alcoholische drankjes uit te delen aan kleine kinderen in de buurt.
f. Op 1 april 2007 heeft [gedaagde partij] met een scherp voorwerp krassen gemaakt in de voordeur van zijn benedenbuurvrouw, één zijde van de dubbele ruit bij het eetgedeelte van haar woning kapot gemaakt en zijn hele huisraad naar buiten gegooid, zodat die grotendeels terecht is gekomen in de achtertuin van zijn benedenbuurvrouw. Zij was op dat moment niet aanwezig en in het proces-verbaal van haar aangifte is als haar verklaring opgetekend dat zij in haar tuin onder andere aantrof: stoelen, koffers, een frituurpan, een waterton, kweekbakken (voor hennep), tapijten, heel veel glaswerk, etenswaren en nog veel meer. Verder zag zij dat in haar voortuin bijna alle struiken en bomen gekapt en gesnoeid waren en dat de takken etc. nog in die tuin lagen. De [X]-jarige buurvrouw die op nr. [Y] woont, was in haar achtertuin, kreeg glas tegen haar hoofd en is daarvan in paniek geraakt.
g. [gedaagde partij] is op 1 april 2007 door de politie meegenomen. In het proces-verbaal van 11 mei 2007 van de politie staat dat in het bij de politie in gebruik zijnde administratieve systeem “BPS” is genoteerd:” Glazen potten en bloempotten bij buurvrouw in de tuin gooien vanaf zijn woning. Gevaarlijke situatie voor buurvrouw en medewerkers van politie. Konden nog net een en ander ontwijken.” Op 5 april 2007 is opnieuw op basis van de Wet BOPZ een rechterlijke machtiging verstrekt voor gedwongen opname voor de duur van maximaal zes maanden in psychiatrisch ziekenhuis Zwolse Poort.
h. Eveneens op 5 april 2007 heeft het ziekenhuis besloten [gedaagde partij] onder voorwaarden met ontslag te laten gaan. [gedaagde partij] krijgt depotmedicatie en moet zich op afgesproken tijden melden bij zijn behandelaar. Houdt hij zich niet aan deze voorwaarden, dan kan het ziekenhuis onmiddellijk ingrijpen en hem weer gedwongen opnemen.
i. Bij brief van 17 april 2007 heeft Openbaar Belang [gedaagde partij] aangezegd tot ontruiming van de woning te willen overgaan.
j. Op 27 april 2007 is de op 1 april 2007 in de woning van [gedaagde partij] aangetroffen hennepplantage door de politie ontmanteld. In het proces-verbaal van 11 mei 2007 van de politie staat dat hierover in “BPS” is genoteerd: “zeer gevaarlijke situatie aldus Essent met electriciteit die illegaal was afgetapt.”
k. Het proces-verbaal van de politie van 11 mei 2007 vermeldt dat tussen 27 februari 2004 en 27 april 2007 22 keer een melding met betrekking tot [gedaagde partij] is gedaan.
l. Openbaar Belang heeft nog geen bodemprocedure aanhangig gemaakt.
Het standpunt van partijen
Openbaar Belang legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] zich niet aan zijn wettelijke en contractuele verplichtingen als huurder heeft gehouden en vanaf 2004 in de buurt bij herhaling en voortduring zoveel in ernst toenemende en ernstige overlast heeft veroorzaakt dat ontruiming van zijn woning de enige oplossing is. Zij baseert zich daarbij op het onder k. vermelde proces-verbaal van de politie en diverse schriftelijke verklaringen van omwonenden. Het is heel vervelend voor [gedaagde partij] dat hij problemen ondervindt met zijn geestelijke gezondheid, maar het voorval van 1 april 2007 is dusdanig ernstig dat verder uitstel van maatregelen zeer onwenselijk is. Het gedrag van [gedaagde partij] belet Openbaar Belang haar verplichting tot het leveren van ongestoord huurgenot aan de andere huurders aan de [straatnaam] na te komen. Meerdere buurtbewoners zijn bang voor hem en zijn benedenbuurvrouw durft sinds 1 april 2007 niet meer in de door haar gehuurde woning te verblijven, is uitgeweken naar elders en heeft in een telefoongesprek met dhr. Akkerman verklaard dat zij als gevolg van hetgeen zij met [gedaagde partij] als buurman heeft meegemaakt heel angstig is geworden en professionele hulp zoekt. De woningcorporaties zijn niet bereid [gedaagde partij] te herhuisvesten. Niet alleen omdat [gedaagde partij] in 1999 op basis van een herkansingsovereenkomst in deze woning is komen wonen, maar ook omdat hij blijkens informatie van de Zwolse Poort regelmatig medische hulp weigerde en zijn medicijnen niet innam en hij een eerder gedaan aanbod om onder begeleiding te gaan wonen heeft afgeslagen.
[gedaagde partij] heeft spijt van hetgeen gebeurd is maar concludeert tot afwijzing van de vordering. De overlast is geconcentreerd in twee periodes te weten september 2006 en eind maart tot 1 april 2007 en is daarmee niet structureel, voortdurend en toenemend. Er is dan ook niet voldaan aan het vereiste van spoedeisend belang. Bovendien had van Openbaar Belang mogen worden verlangd dat zij [gedaagde partij] eerst waarschuwde en een kans gaf om zich te verbeteren in plaats van hem enkele bij brief van 17 april 2007 ontruiming aan te zeggen. De overlast komt voort uit een psychiatrisch ziektebeeld. Het is een bekend dat mensen met schizofrenie bij wijze van zelfmedicatie vluchten in drank- en drugsgebruik. Het in de verslagen van omwonenden geschetste beeld dat [gedaagde partij] constant en langdurig onder invloed verkeerde van drank en drugs is niet juist. Hij gebruikt die middelen inmiddels ook niet meer. In de aanloop naar 1 april 2007 heeft hij verzocht te mogen worden opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis. Zoals in het verleden vaker is gebeurd werd dat verzoek ook nu niet ingewilligd. Sinds 1 april 2007 is er geen overlast meer geweest en de kans dat [gedaagde partij] wederom in een ernstige psychose raakt en daardoor overlast gaat veroorzaken is verwaarloosbaar. De op 5 april 2007 afgegeven rechterlijke machtiging is immers en garantie dat [gedaagde partij] zijn medicijnen blijft gebruiken. Het ziekenhuis kan hem meteen weer opnemen zodra hij één dag te laat komt om die medicijnen in te nemen. [gedaagde partij] voelt zich sinds anderhalf tot twee weken beter. Hij is bereid te verhuizen, eventueel naar een project voor begeleid wonen, indien Openbaar Belang hem een passende woning aanbiedt. De verzochte kostenveroordeling dient te worden afgewezen. De gemachtigde van Openbaar Belang heeft nauwelijks buitengerechtelijke werkzaamheden verricht en een groot deel van de overgelegde nota ziet op kosten die tevens als gerechtelijke kosten dienen te worden aangemerkt.
1.
De kantonrechter acht Openbaar Belang ontvankelijk in haar vordering in kort geding. De ernst van het incident dat op 1 april 2007 heeft plaatsgevonden vereist een onmiddellijke voorziening bij voorraad. Dat Openbaar Belang in de incidenten in september 2006 geen aanleiding heeft gezien maatregelen tegen [gedaagde partij] te nemen, [gedaagde partij] niet gewaarschuwd is voor de gevolgen van zijn gedrag, geen kans heeft gekregen zich te verbeteren en de kans op herhaling van ernstige overlast voor zijn buren sinds de rechterlijke machtiging van 5 april 2007 verwaarloosbaar klein is, zoals [gedaagde partij] heeft aangevoerd, doet daaraan niet af.
2.
Partijen hebben in hun debat ruim aandacht geschonken aan de vraag of [gedaagde partij] zich al langere tijd bij voortduring en herhaling schuldig maakt aan de door zijn buren in hun verslagen vermelde overlast, bestaande uit dronken rondlopen, het leksteken van fietsbanden, het laten liggen van kapot glas van bierflessen nabij de woning, het inslaan van de voordeurruiten van zijn woning, schreeuwen en harde muziek draaien, zowel binnen zijn woning als op zijn balkon en of er wel sprake is van in ernst toenemende overlast. In het kader van dit kort geding kan aan de vraag of van deze overlast sprake is geweest echter voorbij worden gegaan.
3.
Vast staat immers dat [gedaagde partij] bij de hiervoor onder c., d. en f. beschreven incidenten in september 2006 en op 1 april 2007 geweld heeft gebruikt dat direct tegen mensen is gericht of, gelet op het doelwit en de intensiteit ervan (de tuin en de voordeur en een raam van de woning van de benedenbuurvrouw), beschouwd kan worden als tegen mensen gericht en dat op hen grote impact heeft gehad zoals blijkt uit de diverse schriftelijke verklaringen. Over het omhakken van de conifeer in de achtertuin van zijn benedenbuurvrouw in september 2006 heeft [gedaagde partij] ter zitting verklaard dat hij in die conifeer een dreiging zag die zich richtte tegen zijn buurvrouw en dat stemmen in zijn hoofd hem de opdracht gaven om die dreiging weg te nemen. Verder heeft [gedaagde partij] in maart 2007 kleine kinderen alcoholische drankjes aangeboden, volgens zijn verklaring om hen te genezen. Weliswaar was daarbij geen sprake van geweld, maar het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol schadelijk is voor jonge kinderen, zodat [gedaagde partij] zeer afkeurenswaardig heeft gehandeld door hen die drankjes aan te bieden.
4.
Het staat dan ook vast dat [gedaagde partij] in een periode van ruim zes maanden, waarin hij enige tijd afwezig is geweest wegens enerzijds een gedwongen opname en anderzijds een verblijf in het buitenland, als ernstig te betitelen overlast aan zijn buurtgenoten heeft toegebracht. Daarmee staat tevens vast dat [gedaagde partij] niet heeft voldaan aan zijn contractuele verplichting om dit na te laten. Dit betekent dat hij niet heeft gehandeld zoals een goed huurder betaamt en dat hij tekort is geschoten in de op hem rustende verplichtingen uit de huurovereenkomst.
5.
Dat er vanuit kan worden gegaan dat die overlast een gevolg is van de geestelijke problemen waarmee [gedaagde partij] kampt, maakt dat niet anders. Voor zover [gedaagde partij] met een beroep op zijn geestelijke gesteldheid betoogt dat de overlast/tekortkoming niet aan hem toerekenbaar is, geldt immers dat toerekenbaarheid van een tekortkoming geen voorwaarde is voor ontbinding van een (huur)overeenkomst en daardoor evenmin een voorwaarde is voor de gevorderde ontruiming.
6.
Bij de vraag of op grond van voormelde tekortkoming, bij wege van voorlopige voorziening in kort geding, een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming kan worden toegewezen, dient - gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte bekleedt - grote terughoudendheid worden betracht. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien deze vooruitloopt op een vonnis in een bodemprocedure waarbij met grote mate van waarschijnlijkheid eveneens ontruiming zal worden bevolen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
7.
In dit geval is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat in een bodemzaak (tevens) de ontruiming zal worden bevolen.
Voorts kan niet worden gesteld dat een beslissing in de hoofdzaak kan worden afgewacht. Daarvoor is allereerst redengevend het gebleken overlastgevende gedrag van [gedaagde partij] en de gevolgen die dit voor de omwonenden heeft gehad - daaronder begrepen de aannemelijkheid en de redelijkheid van de angst waaronder zij thans moeten leven en daarmee de aantasting van hun huurgenot. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is onvoldoende zeker dat overlast als onder c., d. en f. beschreven verder uitgesloten kan worden geacht, gelet op de op 5 april 2007 gegeven rechterlijke machtiging en de voorwaarden voor het ontslag uit het ziekenhuis. Aan de ene kant is aannemelijk dat, zolang [gedaagde partij] de hem voorgeschreven medicijnen inneemt, de kans klein is dat hij een psychose krijgt onder invloed waarvan hij zulke laakbare dingen doet als hij heeft gedaan. Ook zal enkele dagen geen medicijnen gebruiken mogelijk niet tot een psychose leiden. Aan de andere kant is het afwachten of [gedaagde partij] de medicijnen nu wel zal blijven slikken en of het ziekenhuis, wanneer hij dat niet doet en/of zich ook niet op het afgesproken tijdstip bij zijn behandelaar meldt, gebruik zal maken van de haar gegeven bevoegdheid om onmiddellijk in te grijpen en op welke termijn zij dat dan doet.
Een vordering tot ontruiming bij wege van voorlopige voorziening komt onder die omstandigheden dan ook voor toewijzing in aanmerking.
8.
De in deze procedure gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen, maar met en ontruimingstermijn van zes weken. Aan die ontruiming wordt echter de voorwaarde verbonden dat Openbaar Belang [gedaagde partij] binnen een termijn van vier weken herhuisvesting aanbiedt en tevens feitelijk ter beschikking stelt, bij voorkeur in een project voor begeleid wonen. Een voorwaarde voor ontruiming is voorts dat [gedaagde partij], die ter zitting heeft verklaard bereid te zijn desnoods naar zo’n project te verhuizen, weigert daaraan zijn medewerking te verlenen.
Voor het stellen van die voorwaarden heeft niet alleen een rol gespeeld wat hiervoor in r.o. 7. is overwogen doch ook het gegeven dat de benedenbuurvrouw van [gedaagde partij] in haar proces-verbaal van aangifte van 21 september 2006 heeft verklaard dat zij Openbaar Belang ook op de hoogte zal stellen van het omhakken van de conifeer in haar achtertuin. Niet gebleken is dat Openbaar Belang [gedaagde partij] op enig moment daarna heeft gewaarschuwd voor de (mogelijke) gevolgen van de door zijn optreden veroorzaakte overlast, terwijl dat incident haar aanleiding had moeten geven de vinger opnieuw aan de pols te houden omdat zij de woning indertijd aanvankelijk op basis van een herkansingsovereenkomst aan [gedaagde partij] te huur heeft aangeboden en in ieder geval op dat moment bij Openbaar Belang bekend was dat [gedaagde partij] (opnieuw) problemen had en (opnieuw) overlast veroorzaakte.
9.
Nu Openbaar Belang de door haar gevorderde kostenvergoeding niet nader heeft gespecificeerd, zal [gedaagde partij] slechts worden veroordeeld tot betaling van de gebruikelijke proceskosten zoals hierna vermeld.
10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft daarom geen bespreking.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter als voorzieningenrechter:
- gelast [gedaagde partij] het gehuurde aan de [adres] binnen 6 weken na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten en daarin niet weer te keren en onder afgifte van alle bij de woning behorende sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort ter algehele en vrije beschikking van Openbaar Belang te stellen en ontruimd te houden, zulks met machtiging op Openbaar Belang om bij gebreke van volledige voldoening aan dit bevel de ontruiming te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde partij], zonodig met behulp van de sterke arm, onder de voorwaarden dat:
a. Openbaar Belang binnen vier weken na betekening van dit vonnis andere, vervangende woonruimte aan [gedaagde partij] heeft aangeboden en feitelijk ter beschikking heeft gesteld, bij voorkeur in een project voor begeleid wonen, en
b. [gedaagde partij] niet binnen twee weken na het aanbod van andere, vervangende woonruimte én de feitelijke terbeschikkingstelling daarvan met de door of namens Openbaar Belang aangeboden herhuisvesting heeft ingestemd en daaraan volledige medewerking en uitvoering heeft gegeven;
- veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Openbaar belang begroot op:
€ 400,00 voor salaris gemachtigde
€ 84,32 voor explootkosten
€ 285,00 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 mei 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.