ECLI:NL:RBZLY:2007:BA8896

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
355420 VV 07-19
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loonbetaling en voorlopige voorziening in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 mei 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een accountmanager, en gedaagde, de besloten vennootschap ABC Personeelsdiensten B.V. Het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen eiser en ABC op 3 november 2006 rechtsgeldig is beëindigd en of ABC verplicht is om het loon van eiser door te betalen. Eiser heeft gesteld dat hij op 31 oktober 2006 zijn ontslag heeft aangekondigd, maar dat dit ontslag niet is bevestigd door ABC. Hij heeft zijn werkzaamheden op 6 november 2006 hervat en vordert nu betaling van zijn loon en vakantiegeld, evenals een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen. ABC heeft betwist dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en stelt dat het ontslag op 3 november 2006 is aanvaard.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het ontslag door ABC is aanvaard en dat eiser zijn werkzaamheden heeft voortgezet. De rechter oordeelt dat ABC niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om schriftelijk te bevestigen dat het ontslag was aanvaard en dat er geen bewijs is dat eiser daadwerkelijk ontslag heeft genomen. De kantonrechter heeft ABC veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis de bruto-netto-specificaties van het loon, vakantietoeslag en vergoeding voor niet genoten vakantiedagen te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 355420 VV 07-19
datum : 16 mei 2007
Vonnis in het kort geding van:
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser, verder te noemen: “[eiser]”,
gemachtigde mr. G.J. Dijks, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap ABC PERSONEELSDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde, verder te noemen: “ABC”,
gemachtigde mw. mr. R. van de Beek, advocaat te Ede.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 24 april 2007 met aangehechte producties, houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad,
- de bij faxbrief d.d. 7 mei 2007 van de zijde van ABC ingezonden productie en
- de ter zitting van de zijde van [eiser] overgelegde producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2007. Verschenen zijn:
- [eiser], bijgestaan door mr. Dijks voormeld en
- namens ABC de heer A.J.H. Veldhoven, bijgestaan door mr. Van de Beek voormeld.
Het geschil
De vordering van [eiser] strekt ertoe dat de kantonrechter als voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ABC zal veroordelen tot betaling van:
a. het loon vanaf periode 11 van 2006 (9 oktober 2006) ad € 1.185,50 bruto per vier weken en het vakantiegeld ad € 94,86 bruto per vier weken, tot het moment dat de dienstbetrekking rechtsgeldig is geëindigd, minus het reeds uitbetaalde bedrag ad € 2.290,24 bruto;
b. 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder sub a. gevorderde;
c. de wettelijke rente over het onder sub a. en b. gevorderde;
d. per einde dienstbetrekking van 24 opgebouwde en nog niet opgenomen vakantiedagen ad € 1.422,96;
e. buitengerechtelijke kosten en
tot overlegging van deugdelijke specificaties over genoemde bedragen op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat ABC hiermee in gebreke blijft en met veroordeling van ABC in de kosten van de procedure.
ABC heeft de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. [eiser], geboren op [datum], is met ingang van [datum] voor de duur van een half jaar in dienst getreden van ABC als “accountmanager”. Het laatst door [eiser] verdiende salaris bedraagt € 1.185,80 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, op basis van een aanstelling van 40 uur per week.
b. [eiser] heeft zijn werkzaamheden voor ABC vanaf indiensttreding tot medio september 2006 verricht vanuit een door ABC gehuurd gedeelte van een kantoorpand te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84. Medio september 2006 is [eiser] zijn werkzaamheden gaan verrichten vanuit het door ABC in Nijmegen gebruikte pand aan de Kerkenbos 2010 J.
c. ABC is volgens een uittreksel uit het handelsregister d.d. 10 april 2007 gevestigd op het adres Kerkenbos 2010 J te Nijmegen. Bestuurder en enig aandeelhouder van ABC is de besloten vennootschap ABC Bedrijfsservice B.V., verder te noemen: “ABC Bedrijfsservice”, die eveneens op genoemd adres is gevestigd.
d. Op “Kerkenbos 2010 J te Nijmegen” is volgens een ander uittreksel uit het handelsregister d.d. 10 april 2007 van 1 juli 2005 tot 4 januari 2007 eveneens gevestigd geweest de besloten vennootschap ABC Bouwprojecten B.V., verder te noemen: “ABC Bouwprojecten”. Van deze vennootschap is in de periode van 31 januari 2005 tot 4 januari 2007 ABC Bedrijfsservice de bestuurder en enig aandeelhouder geweest.
e. Bestuurder en enig aandeelhouder van ABC Bedrijfsservice is volgens een derde uittreksel uit het handelsregister d.d. 10 april 2007 de heer A.J.H. Veldhoven.
f. ABC Bouwprojecten is volgens het uittreksel uit het handelsregister sinds 4 januari 2007 gevestigd te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84. Bestuurder van deze vennootschap is geweest in de periode van 4 tot 17 januari 2007 de heer [W]. Deze persoon is vanaf 4 januari 2007 tevens bestuurder van de be[eiser]en vennootschap [D] Contracting B.V., verder te noemen: “[D] Contracting”, die volgens een vierde uittreksel uit het handelsregister d.d. 10 april 2007 eveneens is gevestigd te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84. In deze uittreksels is voor beide vennootschappen hetzelfde telefoon- en faxnummer vermeld, te weten [telefoonnummer] respectievelijk [faxnummer].
g. In het uittreksel uit het handelsregister aangaande ABC Bouwprojecten wordt als email-adres opgegeven: “[email-adres]”. Dat emailadres wordt blijkens het uittreksel aangaande ABC Bedrijfsservice ook door deze vennootschap gebruikt.
h. ABC heeft aan [eiser] diens loon betaald tot en met periode 10 van 2006 (aldus tot en met 8 oktober 2006).
i. [eiser] heeft op dinsdag 31 oktober 2006 tegen zijn collega [E] gezegd dat hij ontslag wilde nemen en hem verzocht dit door te geven. [eiser] heeft op die dag ook niet gewerkt.
j. Bij brief van vrijdag 3 november 2006, gericht aan “ABC Bedrijfsdiensten B.V.”, gericht aan de heer [J] en [V], op het adres “Kerkenbos 2010 J te Nijmegen” heeft [eiser] verwoord, voor zover relevant: “Zoals telefonisch besproken en gisteren ook persoonlijk met dhr. [J], beroep ik mij tot het intrekken van mijn ontslag op staande voet. U gaf terecht aan dat dit een actie van emotie was en geen verstandig besluit. U gaf ook aan mijn uitspraak niet serieus te nemen, maar wel mijn ongemakken betreffende de werkzaamheden. Ik ben zeer tevreden met de oplossing welk jullie hebben aangedragen en zal dan ook met volle overgave mijn werkzaamheden per direct in Zwolle hervatten. Zoals besproken zal mijn nieuwe werkzaamheden bestaan uit het doorstarten van de firma [D] van collega [A]l. De klanten en personeel zal door dhr. [J] worden geleverd om een bodem te vormen, daarna zal ik in nauw overleg de bedrijfsvoering op me nemen. (..)”
k. [eiser] is op maandag 6 november 2006 in het bezit gekomen van een aan ABC toebehorende bedrijfsauto (Opel Corsa), welke auto met bijbehorende tankpas zonder belemmering tot 31 januari 2007 heeft kunnen gebruiken. [eiser] heeft op 30 januari 2007 de auto ingeleverd in verband met een daaraan te verrichten reparatie.
l. [eiser] heeft vanaf 6 november 2006 vanuit het - voorheen - door ABC gehuurde gedeelte van het pand aan de Dokter van Deenweg 84 te Zwolle zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van ABC Bouwprojecten. [eiser] heeft al eerder vanaf juni 2006 voor deze vennootschap werkzaamheden verricht.
m. Bij brief van 19 december 2006, gericht aan ABC Bedrijfsservice, heeft [eiser] verwoord dat hij al meermalen heeft verzocht om tot uitbetaling van zijn salaris over te gaan en dat hij bij verder uitblijven van salaris zijn vordering uit handen zal geven.
n. ABC heeft begin januari 2007 ten titel van bijzondere beloning een bedrag van € 2.290,24 ofwel € 1.200,00 netto aan [eiser] betaald. In de daarvan op 29 december 2006 opgemaakte specificatie is tevens vermeld “uit dienst: 03-11-2006”.
o. Bij brief van 31 januari 2007, gericht aan “ABC Bedrijfsdiensten B.V.”, heeft [eiser] aanspraak doen maken op zijn salaris over de periodes 11 tot en met 13 van 2006 en 1 van 2007. Medio februari 2007 heeft [eiser] zijn werkzaamheden gestaakt.
De standpunten van partijen
[eiser] heeft aan zijn vordering samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Wegens het herhaaldelijk uitblijven van salaris heeft hij op 31 oktober 2006 kenbaar gemaakt ontslag te willen nemen. Op dezelfde dag is met hem telefonisch contact gezocht door de heer [J], die altijd aan hem is gepresenteerd als de grote baas van de ABC-vennootschappen, die hem heeft uitgenodigd om één en ander uit te praten. Dat is op donderdag 2 november 2006 gebeurd, met als resultaat dat de dienstbetrekking zou worden voortgezet en dat hij vanuit Zwolle de activiteiten van [D] Contracting en ABC Bouwprojecten nieuw leven in zou blazen. Vanwege zijn vervoersprobleem is hem vervolgens op 6 november 2006 door ABC een Opel Corsa ter beschikking gesteld, die voorheen door zijn collega [E] was gebruikt. Die auto is tot 30 januari 2007 door hem gebruikt. [eiser] heeft daarop, zoals besproken, vanaf 6 november 2006 zijn werkzaamheden hervat in en vanuit het pand te Zwolle, dat tot medio september 2006 door ABC was gebruikt. De arbeidsovereenkomst van zes maanden is aldus per 15 november 2006 zonder tegenspraak voor dezelfde duur voortgezet. Onjuist is dan ook de stelling dat hij op 3 november 2006 ontslag heeft genomen en dat het ontslag door ABC is aanvaard. ABC is, nu een minnelijke weg geen oplossing heeft geboden, dan ook gehouden om vanaf periode 11 van 2006 het salaris met bijkomende vergoedingen te betalen. [eiser] heeft voorts aanspraak op 24 vakantiedagen, waarvan hij nog geen heeft opgenomen. Aangezien hij tot het eind van de dienstbetrekking geen vakantiedagen heeft ingepland en niet te verwachten is dat ABC hem nog zal oproepen, dient ABC hem het opgebouwde en niet genoten tegoed aan vakantiedagen te vergoeden. Tot besluit heeft [eiser] aangevoerd dat hem de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en een vergoeding voor zowel buitengerechtelijke als proceskosten toekomt.
ABC heeft ter afwering samengevat het volgende aangevoerd. De met [eiser] gesloten arbeidsovereenkomst is op 3 november 2006 geëindigd met de aanvaarding door ABC van [eiser]s mededeling daartoe. Dat eindigen blijkt ook uit de eindafrekening en een verklaring van [eiser]s collega [E]. Anders dan [eiser] betoogd, heeft hij zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst niet ongedaan gemaakt. Hij heeft ook niet met [J] gesproken, die overigens niets van doen heeft met ABC. De opzegging is op 3 november 2006 op het kantoor van ABC tijdens een gesprek tussen [eiser] en [V] door de laatste aanvaard. ABC heeft vanaf medio september 2006 geen kantoor meer gehad in Zwolle zodat al om die reden niet juist kan zijn dat [eiser] vanaf begin november 2006 vanuit Zwolle voor ABC werkzaamheden heeft verricht. ABC staat ook los van ABC Bouwprojecten. [D] Contracting is ABC zelfs volkomen onbekend. [eiser] moet zich dan ook richten tot die vennootschappen. [eiser] heeft weliswaar in de periode van 6 november 2006 tot 30 januari 2007 de beschikking gehad over een aan ABC toebehorende bedrijfsauto doch dat houdt slechts verband met een onoplettendheid aan de zijde van ABC en rechtvaardigt geenszins de conclusie dat het dienstverband is voortgezet. De betaling van eind december 2006 / begin januari 2007 is de eindafrekening van het tot 3 november 2006 bestaand hebbende dienstverband. Tot [eiser] heeft ABC aangevoerd dat de vordering van [eiser] zich niet leent voor een behandeling in kort geding.
De beoordeling
1.
Uit de aard van [eiser]s vordering tot doorbetaling van loon vloeit de spoedeisendheid voort.
2.
Kern van het geschil is de vraag of ABC op en na 3 november 2006 nog kan worden beschouwd als de werkgever van [eiser] en of zij dientengevolge aan [eiser] het loon moet doorbetalen.
3.
ABC heeft daarover gesteld dat zij, nadat zij had vernomen dat [eiser] ontslag wilde nemen, op 3 november 2006, bij monde van de heer [V], daarover met [eiser] heeft gesproken, dat zij daarbij het ontslag van [eiser] heeft aanvaard en dat partijen daarna op goede voet en met een handdruk uiteen zijn gegaan. [eiser] heeft die gang van zaken gemotiveerd bestreden en aangevoerd dat hij op 2 november 2006 met (alleen) de heer [J] heeft gesproken en niet met [V], dat tijdens dat gesprek is be[eiser]en dat hij zijn werkzaamheden zou voortzetten, welk gesprek [eiser] bij brief van 3 november 2006 heeft bevestigd.
4.
Tegen de door ABC aangehangen versie van de gebeurtenissen pleit naar het voorshands oordeel van de kantonrechter een samenstel van meerdere feitelijkheden.
a. Vast staat weliswaar dat [eiser] op 31 oktober 2006 heeft geuit een einde te willen maken aan de arbeidsovereenkomst met ABC doch ter zitting is daarover komen vast te staan dat [eiser] die uiting heeft gedaan tegenover een collega-werknemer van ABC, de heer [E], en niet tegenover een leidinggevende binnen ABC. Voorts is daarover door ABC verklaard dat van [eiser]s uiting - naar de kantonrechter begrijpt “per toeval tijdens Veldhovens bezoek aan de door [eiser] genoemde heer [J]” - kennis is genomen via een telefoonnotitie, opgemaakt door een telefoniste werkzaam voor de firma Accept, die kennelijk eveneens is gevestigd in het pand waarin ABC huist en welke firma kennelijk wordt gedreven door bedoelde [J]. Dat die [J] niets met ABC van doen heeft, zoals ABC stelt, moet dan worden gerelativeerd.
b. Voorts is onomstreden dat ABC de door haar gestelde ontslagname van [eiser], althans haar aanvaarding daarvan, niet schriftelijk heeft bevestigd, wat echter als zeer voor de handliggend moet worden beschouwd. Dit geldt te meer nu ABC, als ook ABC Bedrijfsservice en ABC Bouwprojecten, zich onder meer bezig houden met het werven, selecteren en detacheren van personeel. Daarmee moet vooralsnog worden aangenomen dat ABC op de hoogte is van het belang van een adequate schriftelijke vastlegging van die feitelijkheden die gevolgen kunnen hebben voor haar rechtsverhouding met een werknemer, nog daargelaten dat uit het bepaalde in artikel 7:655 BW voor ABC een informatie- en bevestigingsverplichting voortvloeit. De omstandigheid dat de - oorspronkelijk - overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst per 15 november 2006 zou verstrijken, zoals ABC ter verklaring voor dat niet-bevestigen heeft gegeven, doet daar niets aan af.
c. Gesteld noch gebleken is of ABC zich heeft gekweten van de op haar rustende onderzoeks-plicht naar hetgeen [eiser] heeft geuit en/of naar de mogelijkheid dat [eiser] door bijzondere omstandigheden werd bewogen tot een onmiddellijke ontslagname. Een dergelijke opzegging heeft immers tot het gevolg dat [eiser] met onmiddellijke ingang van inkomsten verstoken zou zijn. In het oog springt dat ABC niet heeft bestreden dat [eiser]s onvrede was gebaseerd op de telkens te late loonbetalingen. Als het door ABC gestelde gesprek van 3 november 2006 dan geen verandering had gebracht in [eiser]s onvrede en diens wens om onmiddellijk ontslag te nemen, valt niet in te zien dat partijen dan met een goed gesprek, een handdruk en zonder problemen uiteen zijn gegaan, zoals ABC stelt. Veeleer is aannemelijk dat [eiser] in feite een tijdige loonbetaling voorstond en niet een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsrelatie.
d. ABC heeft tevens nagelaten om onverwijld na de door haar gestelde ontslagname van [eiser] een eindafrekening op te maken en de betreffende bedragen aan hem uit te betalen. ABC heeft, zo staat vast, pas per 29 december 2006 een specificatie opgemaakt en begin januari 2007 het daarin vermelde nettobedrag aan [eiser] voldaan. ABC heeft daarbij niet, zoals bij een afrekening mocht worden verwacht, de specificatie verbijzonderd naar loon, vakantiebijslag en vergoeding voor niet genoten vakantiedagen doch slechts één bedrag opgevoerd onder de titel van “bijzondere beloning”. De daarvoor ter zitting gegeven argumentatie dat ABC op die manier iets meer aan [eiser] kon betalen dan waar hij recht op had, heeft de kantonrechter nog niet kunnen overtuigen. ABC heeft immers ter zitting tevens gesteld de ontslagname door [eiser] te hebben aanvaard omdat zij niet rouwig om zijn vertrek was zodat zij kennelijk niet tevreden over hem was. Waarom ABC dan iets extra’s aan [eiser] zou willen betalen, zoals ABC heeft aangevoerd, is op dit moment dan niet in te zien. Daarbij komt dat op ABC’ stelling dat zij iets extra’s heeft betaald nog wel wat valt af te dingen. Zij heeft immers over “de bijzondere beloning” 42% loonheffing ingehouden. Aangenomen moet worden dat, gelet op [eiser]s reguliere loon, bij een gebruikelijke afrekening ten minste deels minder loonheffing ingehouden zou zijn geweest. De kantonrechter heeft tot [eiser] nog daargelaten dat die handelwijze van ABC ertoe lijkt te leiden dat zij daarmee ten onrechte geen premies sociale wetten heeft ingehouden.
e. Buiten discussie is dat [eiser] vanaf 6 november 2006, aldus na de door ABC gestelde aanvaar-
ding van [eiser]s ontslagname, gedurende bijna drie maanden het genot heeft gehad van een aan ABC toebehorende auto én de daarbij behorende tankpas. Gesteld noch gebleken is dat ABC daar op enig moment na 6 november 2006 bezwaar tegen heeft gemaakt. Dat ABC dat gebruik door onoplettendheid niet eerder in de gaten heeft gehad, zoals ABC aanvoert, komt de kantonrechter voorlopig weinig aannemelijk voor. ABC heeft immers niet weersproken dat die auto tot en met 31 oktober 2006 in gebruik is geweest bij een collega van [eiser], te weten de heer [E], en dat deze op aanwijzing van ABC de auto op die datum bij het pand te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84 heeft ingeleverd. Dat [eiser] dan zonder daartoe verstrekte informatie van ABC althans zonder medeweten van ABC die auto én bijhorende tankpas per 6 november 2006 in gebruik heeft kunnen nemen, is weinig voorstelbaar, te meer nu vast staat dat [eiser] in de weken voorafgaande aan 6 november 2006 niet in Zwolle werkzaam is geweest.
f. ABC heeft niet bestreden dat [eiser] in de periode vanaf 15 mei 2006 tot medio september 2006 vanuit Zwolle ook in haar opdracht werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van ABC Bouwprojecten. [eiser] heeft voldoende onderbouwd aangevoerd dat hij na 6 november 2006 wederom werkzaamheden ten behoeve van die vennootschap heeft verricht. [eiser] heeft tevens gesteld die werkzaamheden te hebben voortgezet vanuit het hem uit de periode van mei tot medio september 2006 bekende kantoor in het pand te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84. ABC heeft haar betwisting dat [eiser] vanaf 6 november 2006 werk voor deze vennootschap heeft verricht, slechts doen rusten op een gebrek aan wetenschap. Tegen de achtergrond van de door [eiser] overgelegde bescheiden en de tot 4 januari 2007 bestaand hebbende vennootschaps-rechtelijke band tussen ABC en ABC Bouwprojecten, moet die betwisting vooralsnog als onvoldoende worden beschouwd.
g. Dat ABC de kantoorruimte / het pand te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84 al medio september 2006 heeft verlaten, zoals zij stelt, is niet door haar met bewijzen gestaafd. Met die - onbewezen - stelling valt ook niet te rijmen de hierboven vast staande opdracht aan [E] om de door hem tot 31 oktober 2006 gebruikte Opel Corsa in te leveren bij voormeld pand. Tevens springt in het oog dat volgens het uittreksel uit het handelsregister d.d. 10 april 2007 ABC Bouwprojecten vanaf 4 januari 2007 is gevestigd op voormeld adres te Zwolle. Een en ander, gevoegd met de vooralsnog voldoende aannemelijk geworden werkzaamheden van [eiser] na 6 november 2006 voor ABC Bouwprojecten, maakt voorlopig in voldoende mate aannemelijk dat die laatste vennootschap (al) in de periode voorafgaande aan 4 januari 2007 feitelijk op meergenoemd adres gevestigd is geweest.
h. De ter zitting opgeworpen stelling van ABC dat zij losstaat van ABC Bouwprojecten is slechts in zoverre juist dat die vennootschap pas vanaf 4 januari 2007 geen dochtervennootschap meer is van ABC Bedrijfsservice, welke vennootschap nog steeds de moeder betreft van ABC. Daarmee kan niet al als ongebruikelijk of als ongeloofwaardig worden betiteld de stelling van [eiser] dat hij, ook na 3 november 2006, als werknemer van ABC werkzaamheden heeft verricht voor ABC Bouwprojecten. Daarbij past overigens de kanttekening dat de vennootschaps-rechtelijke wijziging per 4 januari 2007 kennelijk onverlet laat dat ABC Bouwprojecten en ABC Bedrijfsservice in enigerlei vorm zijn blijven samenwerken nu ABC Bouwprojecten kennelijk na die datum het emailadres van ABC Bedrijfsservice is blijven gebruiken.
i. Dat [D] Contracting voor ABC volkomen onbekend is, zoals zij stelt, kan eveneens worden betwijfeld. Die vennootschap is immers vanaf 6 maart 2003 eveneens gevestigd op het adres te Zwolle aan de Dokter van Deenweg 84 waarbij in het uittreksel uit het handelregister dezelfde telefoon- en faxnummers staan vermeld als voor ABC Bouwprojecten. De bestuurder van [D] Contracting per 4 januari 2007 betreft daarbij dezelfde persoon die per 4 januari 2007 (tijdelijk) de bestuurder is geworden van ABC Bouwprojecten. Het bedrijf “[D]” wordt ook genoemd in de brief van [eiser] van 3 november 2006, waarover [eiser] vermeld dat zijn nieuwe werkzaamheden zullen bestaan uit het doorstarten van die firma. Dat die brief achteraf is opgesteld, zoals ABC stelt, is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. [eiser] heeft zich immers vergist in de adressering van die brief door deze te richten aan “ABC Bedrijfsdiensten”, waarover vast staat dat er geen vennootschap bestaat met die naam. Indien [eiser] die brief achteraf had opgesteld, had het ook meer in de rede gelegen om niet “[D]” te noemen maar ABC Bouwprojecten. Met het noemen van die vennootschap zou hij zich, gelet op de overgelegde bewijzen, immers een makkelijker uitgangspositie hebben kunnen innemen.
j. Tegen de achtergrond van het voorgaande heeft zich bij de kantonrechter vooralsnog de indruk postgevat dat er meer verwevenheid bestaat tussen verschillende genoemde vennootschappen en personen dan ABC ter zitting heeft willen erkennen. Haar betwisting dienaangaande moet dan ook voorshands als onvoldoende geloofwaardig worden gepasseerd.
5.
De kantonrechter gaat er dan ook voorlopig vanuit dat [eiser]s wens feitelijk niet tot een ontslagname althans een aanvaarding daarvan heeft geleid en dat de arbeidsovereenkomst op en na 2 c.q. 3 november 2006 is blijven voortduren. Voorts is vooralsnog voldoende aannemelijk dat [eiser] na ommekomst van de overeengekomen duur van zes maanden per 15 november 2006 zijn werkzaamheden - vanuit ABC voor onder meer ABC Bouwprojecten - zonder tegenspraak heeft voortgezet. Dat leidt tot de voorlopige conclusie dat de arbeidsovereenkomst voor een zelfde periode van zes maanden op de oorspronkelijke voorwaarden is voortgezet.
6.
Het voorgaande kan anders zijn doch daarvoor is nader feitenonderzoek noodzakelijk en zo nodig bewijslevering. Voor het één noch het ander is in deze procedure, gelet op de aard daarvan, echter geen plaats. Voorts, naar moet worden ingeschat, zal in een eventuele bodemprocedure de bewijsopdracht omtrent [eiser]s ontslagname althans ABC´ aanvaarding daarvan bij ABC moeten worden gelegd. Daarmee is het naar het oordeel van de kantonrechter op dit moment voldoende zeker dat de stellingen van [eiser] in een bodemprocedure stand zullen houden. Dit betekent dat daarmee bestaat het voor een voorlopige voorziening als gevorderd noodzakelijke vooruitzicht op een voor [eiser] positieve uitkomst van een dergelijke procedure, zodat die voorziening toewijsbaar is.
7.
Uit ABC’s verweer volgt dat zij zich verzet tegen een verdere voortzetting zodat de arbeidsovereenkomst hoe dan ook met ingang van 15 mei 2007 is geëindigd. Daarmee is per die datum ook een einde gekomen aan ABC’ verplichting tot doorbetaling.
8.
Hetgeen in r.o. 6. en 7. is overwogen, leidt ertoe dat de door [eiser] gevorderde betaling van loon en vakantietoeslag kan worden toegewezen tot 15 mei 2007. Het gegeven dat [eiser] zijn werkzaamheden vanaf medio februari 2007 heeft gestaakt, kan dat niet anders maken, nu vast staat dat die staking verband houdt met het uitblijven van loonbetalingen en ABC niet heeft bestreden dat [eiser] zich overigens beschikbaar heeft gehouden.
9.
De gevorderde wettelijke verhoging zal vooralsnog tot 25% worden gematigd. De wettelijke rente wordt toegewezen als nader in het dictum te melden.
10.
De door [eiser] gevorderde vergoeding van opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen is als niet afzonderlijk weersproken eveneens toewijsbaar.
11.
Wat betreft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten geldt dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat [eiser] in verband met zijn vordering op ABC feitelijk kosten heeft moeten maken die als buitengerechtelijk kunnen worden aangemerkt. Dit deel van de vordering zal dan ook als vooralsnog onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
12.
De door [eiser] gevorderde veroordeling tot verstrekking van (naar de kantonrechter begrijpt: bruto-netto) specificaties zal uit de aard daarvan worden beperkt tot de betaling van loon, vakantietoeslag, wettelijke verhoging en vergoeding van niet genoten vakantiedagen en is als evenmin bestreden ook toewijsbaar. De daaraan verbonden dwangsom wordt toegewezen als nader in het dictum te melden
13.
Wellicht ten overvloede zij nog opgemerkt dat wat wordt toegewezen tot voorschot strekt op hetgeen ABC in een eventuele hoofdzaak verschuldigd zal blijken.
14.
ABC zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden verwezen.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- veroordeelt ABC tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
1. het loon vanaf periode 11 van 2006 (9 oktober 2006) ad € 1.185,50 bruto per periode van vier weken en het vakantiegeld ad € 94,86 bruto per periode van vier weken, tot 15 mei 2007 onder aftrek van het reeds uitbetaalde bedrag ad € 2.290,24 bruto;
2. 25% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over wat ABC per saldo verschuldigd is over de periodes 11 tot en met 13 van 2006 en de periodes 1 tot en met 4 van 2007 alsmede de wettelijke verhoging over wat ABC over periode 5 van 2007 aan [eiser] is verschuldigd in geval ABC vertraagd betaalt, zulks met een maximum van 25%;
3. de wettelijke rente over hetgeen onder sub 1. en 2. is toegewezen vanaf de datum van verschuldigdheid;
4. een bedrag van € 1.422,96 bruto aan vergoeding voor de opgebouwde en nog niet opgenomen vakantiedagen;
- veroordeelt ABC om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] te verstrekken bruto-netto-specificaties over genoemde periodes aan loon, vakantietoeslag en vergoeding van niet genoten vakantiedagen, op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag en iedere periode dat ABC hiermee in gebreke blijft met maximum van € 500,00 per periode;
- veroordeelt ABC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
? € 400,00 voor salaris gemachtigde
? € 84,31 voor explootkosten
? € 199,00 voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 16 mei 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.