ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9539
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling door bewindvoerder van onrechtmatig handelen door gedaagde
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderde de eiseres, in haar hoedanigheid van bewindvoerster van haar vader, betaling van een bedrag van EUR 22.656,89 van de gedaagde, haar zus. De eiseres stelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door gelden van de rekening van hun vader op te nemen en naar haar eigen rekening over te boeken, alsook door buitensporige uitgaven te doen. De procedure omvatte een tussenvonnis van 24 mei 2006 en een comparitie van 11 september 2006, waaruit bleek dat de emoties tussen de zussen hoog opliepen en dat er een sterke wens was om het contact te herstellen, wat echter niet juridisch afdwingbaar was.
De rechtbank beoordeelde de ontvankelijkheid van de eiseres in haar vordering, waarbij werd vastgesteld dat de eiseres ontvankelijk was, ondanks het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had kunnen onderbouwen dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld. De gedaagde had immers zorg gedragen voor hun vader na het overlijden van hun moeder en had hem dagelijks geholpen, wat kosten met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en wees de vordering af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 2 mei 2007 door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard.