ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9539

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118127 / HA ZA 06-294
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door bewindvoerder van onrechtmatig handelen door gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderde de eiseres, in haar hoedanigheid van bewindvoerster van haar vader, betaling van een bedrag van EUR 22.656,89 van de gedaagde, haar zus. De eiseres stelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door gelden van de rekening van hun vader op te nemen en naar haar eigen rekening over te boeken, alsook door buitensporige uitgaven te doen. De procedure omvatte een tussenvonnis van 24 mei 2006 en een comparitie van 11 september 2006, waaruit bleek dat de emoties tussen de zussen hoog opliepen en dat er een sterke wens was om het contact te herstellen, wat echter niet juridisch afdwingbaar was.

De rechtbank beoordeelde de ontvankelijkheid van de eiseres in haar vordering, waarbij werd vastgesteld dat de eiseres ontvankelijk was, ondanks het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet had kunnen onderbouwen dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld. De gedaagde had immers zorg gedragen voor hun vader na het overlijden van hun moeder en had hem dagelijks geholpen, wat kosten met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en wees de vordering af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 2 mei 2007 door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 118127 / HA ZA 06-294
Vonnis van 2 mei 2007
in de zaak van
[eiseres] in haar hoedanigheid van bewindvoerster van [vader van eiser en gedaagde]
wonende te [plaats],
eiseres,
procureur mr. J.P. van Dijk,
advocaat mr. E.B. Boon te Zaandam, gemeente Zaanstad,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. E. Schriemer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 11 september 2006, alsmede de bij die gelegenheid genomen akten van beide partijen.
1.2. Ter comparitie is de zaak verwezen naar mediation. Een dergelijk traject heeft echter niet plaatsgevonden omdat een der partijen nog voor het mediationgesprek heeft aangegeven toch af te zien van mediation.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn zussen.
2.2. De moeder van partijen overleed op [datum] 2002. [gedaagde] heeft toen de verzorging van de vader van partijen op zich genomen. Sinds mei 2001 verbleef de vader in een verpleeghuis.
2.3. De bankrekening met nummer [nummer] op naam van de vader en moeder is vanaf medio januari 2003 op naam van de vader en [gedaagde] gezet. [gedaagde] heeft geld van die rekening opgenomen en bedragen naar haar eigen rekening overgeboekt.
2.4. Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, van 25 mei 2005 zijn alle goederen van de vader onder bewind gesteld en is [eiseres] tot bewindvoerder benoemd. Tevens is zij bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, van 31 mei 2005 tot mentor ten behoeve van haar vader benoemd. Zij heeft voor de vader een nieuwe bankrekening geopend.
2.5. Bij beschikking van deze rechtbank, sector kanton, van 4 juli 2006 heeft de kantonrechter het verzoek van [eiseres] om haar (alsnog) te machtigen om namens haar vader in rechte te mogen optreden afgewezen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de vader van partijen samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 22.656,89, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten. [eiseres] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij gelden van de rekening van de vader heeft opgenomen en naar haar eigen rekening heeft overgeboekt en buitensporige uitgaven heeft gedaan.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Onderhavige zaak betreft een conflict tussen twee zussen, waarbij de emoties hoog zijn opgelopen. Ter comparitie is gebleken dat beide partijen ongelukkig zijn met de situatie en daar erg onder lijden. In ieder geval een van de twee zussen wil niets liever dan een goed contact met haar zus. Dit is in een juridische procedure echter niet afdwingbaar. Ook bij de comparitie en het (vroegtijdig afgebroken) mediationtraject bleek dit onhaalbaar.
De rechtbank rest thans niets anders dan vanuit juridisch perspectief de vordering van [eiseres] te beoordelen.
4.2. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vordering voor zover de vordering ziet op de periode voor 26 mei 2005. Nadat [eiseres] daartegen heeft ingebracht dat de vordering uit onrechtmatige daad tot de goederen behoort die onder bewind zijn gesteld en zij dus ontvankelijk is, heeft [gedaagde] haar verweer niet meer gehandhaafd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering.
De omstandigheid dat geen machtiging van de kantonrechter is verstrekt als bedoeld in artikel 1:443 BW doet niet af aan de ontvankelijkheid van [eiseres] in haar hoedanigheid van bewindvoerder.
4.3. Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde] de zorg voor haar vader na het overlijden van haar moeder op zich heeft genomen. Zij heeft haar vader dagelijks opgehaald om thuis te kunnen eten en zij heeft uitstapjes met hem gemaakt en bezoekjes met hem afgelegd. Zij heeft hem naar het ziekenhuis en de therapeut gebracht. Verder heeft zij zijn was gedaan en maaltijden en versnaperingen voor hem verzorgd. Ze heeft kleding, schoenen, toiletartikelen en dergelijke met hem gekocht. Dit heeft onmiskenbaar kosten met zich gebracht en niet in geschil is dat [gedaagde] gerechtigd was daarvoor gelden van de rekening op te nemen en daarvoor overboekingen te doen.
4.4. Vaststaat dat [eiseres] in bovenvermelde zorg geen rol heeft gehad. Voor haar is daardoor moeilijk te beoordelen of de opgenomen bedragen ten behoeve van de vader zijn aangewend. Nu zij zich desondanks op het standpunt stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld ligt het op haar weg om de feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting, te bewijzen waaruit zulk onrechtmatig handelen kan worden gedestilleerd. [eiseres] heeft echter niet, ook niet ter comparitie, kunnen onderbouwen dat gelden van de vader niet (geheel) ten gunste van hem zijn aangewend. Dat er overboekingen zijn gedaan van geld van vaders rekening naar de rekening van [gedaagde] zegt daarover nog niets. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] tijdens de uitstapjes ook haar eten en entreegelden van vaders rekening heeft betaald is niet, in ieder geval niet zonder meer, onrechtmatig.
Evenmin heeft [eiseres] kunnen onderbouwen dat de uitgaven zodanig buitensporig zijn geweest dat de conclusie moet worden getrokken dat sprake is van onrechtmatigheid.
Dat er kosten voor vader zijn gemaakt buiten de strikt noodzakelijke om en hij meer heeft gekregen, materieel en immaterieel, dan hij zonder de zorg van [gedaagde] zou hebben gekregen maakt die kosten nog niet buitensporig.
Dit leidt tot de conclusie dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd waaruit het onrechtmatig handelen van [gedaagde] zou hebben bestaan. Bij die stand van zaken dient de vordering te worden afgewezen.
4.5. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2007.