ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9565

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126845/ HA ZA 06-1438
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen de lijst der geldelijke regelingen in het kader van ruilverkaveling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [reclamant] en de Landinrichtingscommissie Ruilverkaveling "Marshoek-Hoonhorst". [Reclamant] heeft bezwaar gemaakt tegen de lijst der geldelijke regelingen die betrekking heeft op de ruilverkaveling. Hij stelt dat hij schade lijdt door de toedeling van gronden in het waterwingebied van Vitens en het grondwaterbeschermingsgebied, wat volgens hem heeft geleid tot een waardevermindering van zijn bedrijf. De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij verschillende documenten en pleitnotities zijn ingediend door de betrokken partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van [reclamant] ongegrond zijn. De waardevermindering die hij stelt, is niet veroorzaakt door de ruilverkaveling, maar door de aanwijzing van het waterwingebied door het provinciebestuur. De rechtbank concludeert dat de Landinrichtingscommissie correct heeft gehandeld door de indeling van [reclamant]'s bedrijf in klasse 2 te handhaven, en dat de bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen niet kunnen worden gehonoreerd. [Reclamant] wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Landinrichtingscommissie zijn begroot op nihil.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Vonnis op bezwaar tegen de lijst der geldelijke regelingen
zaaknummer / rolnummer: 126845/ HA ZA 06-1438
Vonnis van 18 april 2007
inzake
[reclamant],
wonende te [plaats],
reclamant,
gemachtigde mr. J.J. Nicolaas,
tegen
de procesbevoegdheid bezittende LANDINRICHTINGSCOMMISSIE
RUILVERKAVELING "MARSHOEK-HOONHORST",
zetelend en kantoorhoudende te Zwolle,
vertegenwoordiger mr. J.W.M. Andriessen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [reclamant], respectievelijk de Landinrichtingscommissie.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de door de Landinrichtingscommissie ter inzage gelegde lijst der geldelijke regelingen, voor zover betrekking hebbend op [reclamant];
- het bezwaarschrift (nr. 50);
- het proces-verbaal d.d. 22 augustus 2006 van de behandeling door de Landinrichtingscommissie;
- het proces-verbaal van de behandeling door de rechter-commissaris op 18 september 2006;
- de mondelinge behandeling door de rechtbank op 25 januari 2007;
- de pleitnotities van mr. Nicolaas en mr. Andriessen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil en de beoordeling
Vaststaande feiten
2.1. In de lijst der geldelijke regelingen is ten aanzien van [reclamant] opgenomen dat door middel van landinrichtingsrente zal worden verrekend een bedrag van EUR 69.257 of EUR 4.555 per jaar. Onderdeel van de verrekening is een bedrag van EUR 67.361 wegens overbedeling en een bedrag voor basiskosten op voet van 661 punten met een voorlopige puntwaarde van EUR 29 wegens verbeterde verkaveling.
2.2. Ter gelegenheid van de behandeling van de bezwaren door de Landinrichtingscommissie heeft [reclamant] de bezwaren, in het daarvan opgemaakte proces-verbaal genummerd 2,3 en 4, ingetrokken. De in dat proces-verbaal als 1 en 5 genummerde bezwaren zijn door de rechter-commissaris verwezen naar de rechtbank.
De bezwaren
2.3. Na behandeling door de Landinrichtingscommissie en de rechter-commissaris resteren als bezwaren van [reclamant]:
a. ten onrechte is de waardevermindering van zijn bedrijf als gevolg van de komst van
Vitens in het blok buiten beschouwing gelaten bij de 2e schatting;
b. ten onrechte is zijn bedrijf ingedeeld in klasse 2, matige verbetering van de verkaveling.
Standpunt [reclamant]
2.4. [reclamant] handhaaft de tegen de opgemaakte lijst der geldelijke regelingen naar de rechtstoestand op 1 mei 1999 gemaakte bezwaren als vermeld in 2.3.
2.5. Ter toelichting op bezwaar sub a is naar voren gebracht dat [reclamant] schade lijdt als gevolg van het waterwingebied van Vitens en het grondwaterbeschermingsgebied. De toedeling ligt geheel in het grondwaterbeschermingsgebied en grenst bovendien over een lengte van 1 km aan natuurgebied, waardoor de exploitatie van de gronden wordt belemmerd. Zonder de komst van Vitens in het blok had de Landinrichtingscommissie [reclamant] kunnen toedelen overeenkomend met zijn wensen. Nu heeft hij een toedeling met (veel) belemmeringen. De hierdoor geleden schade wil [reclamant] bij de lijst der geldelijke regelingen vergoed zien, zoals door mr. Andriessen toegezegd op 16 april 2003. Ter onderbouwing van de vermogensschade is een taxatierapport van makelaar H. Leferink overgelegd. Daarin is de waardevermindering van het bedrijf van [reclamant] getaxeerd op EUR 245.000, dat is circa EUR 5.500/ha.
2.6. Ter toelichting op bezwaar sub b voert [reclamant] aan dat de verkaveling is verslechterd ten opzichte van zijn inbreng, omdat aan geen van zijn wensen tegemoet is gekomen, de werkbaarheid van de toegedeelde percelen praktisch gezien is afgenomen onder andere door bomenrijen, er vanuit de bedrijfsgebouwen vrijwel geen zicht is op zijn vee en de bereikbaarheid is verslechterd. [reclamant] is van opvatting dat voor de verkaveling gerekend moet worden met klasse 1 in plaats van 2.
Standpunt Landinrichtingscommissie
2.7. De Landinrichtingscommissie handhaaft haar standpunt dat de bezwaren van [reclamant] moeten worden afgewezen.
2.8 Voor wat betreft bezwaar sub a geeft de Landinrichtingscommissie aan dat het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied “Vechterweerd” zijn aangewezen door het provinciebestuur van Overijssel buiten de ruilverkaveling om. De commissie heeft slechts meegewerkt aan de toedeling van Vitens in het waterwingebied. De ruilverkaveling is niet aan te merken als de oorzaak van de door [reclamant] gestelde waardevermindering. Eventuele schade moet [reclamant] via de Wet milieubeheer en de Grondwaterwet verhalen op de provincie c.q. Vitens. Er is volgens de Landinrichtingscommissie geen toezegging gedaan dat de gestelde schade bij de lijst der geldelijke regelingen wordt vergoed. Verder acht de commissie exploitatie- en/of vermogensschade niet aannemelijk en betwist zij de taxatie van makelaar Leferink.
2.9. Voor wat betreft bezwaar sub b is de Landinrichtingscommissie van opvatting dat het verkavelingsnut van [reclamant] conform de Regeling herverkaveling en de nadere regels voor deze ruilverkaveling is ingedeeld in klasse 2. Volgens de commissie voert [reclamant] in wezen bezwaren aan tegen het plan van toedeling, maar is dat thans niet meer aan de orde. Indeling in klasse 1 acht de Landinrichtingscommissie niet te verdedigen.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.10. Vooropgesteld wordt dat alleen die bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen worden behandeld die zijn ingediend tijdens de bezwaartermijn. Het bezwaar van [reclamant] – als dat al zo moet worden opgevat – dat wegens de bewerking van circa 11 ha grond een hertaxatie had moeten plaatsvinden, wordt dan ook buiten beschouwing gelaten. Dat bezwaar is immers eerst ter zitting van de rechtbank naar voren gebracht.
2.11. Wat betreft bezwaar sub a van [reclamant] heeft te gelden dat de gestelde waardevermindering – wat daar verder ook van is – niet is veroorzaakt door de ruilverkaveling. De beslissing tot aanwijzing van het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied is genomen door het provinciebestuur buiten het landinrichtingsplan om. Dat de Landinrichtingscommissie haar medewerking heeft verleend aan de uitvoering van die beslissing door middel van de toedeling van Vitens in het aangewezen waterwingebied, leidt niet tot een ander oordeel. Er mag immers vanuit worden gegaan dat de realisering van het waterwingebied zonder ruilverkaveling ook was doorgegaan.
Het beroep van [reclamant] op een vermeende toezegging, dat de waardevermindering als geleden schade bij de lijst der geldelijke regelingen wordt vergoed, gaat niet op, omdat hij – zoals uit het volgende blijkt – een uitspraak van mr. Andriessen uit de context heeft gehaald.
In het proces-verbaal van de behandeling op 16 april 2003 door de rechter-commissaris van het bezwaarschrift van [A] tegen het plan van toedeling, waarbij [reclamant] als belanghebbende aanwezig was, bijgestaan door mr. A.J. Poelman, is het volgende opgetekend:
“Mr. Andriessen wijst er op dat eventuele exploitatieschade, vast te stellen door taxateurs, als vermogensschade voor rekening van het ruilverkavelingsblok kan worden gebracht.”
Deze uitspraak, waarop [reclamant] zich thans beroept, moet worden opgevat als een reactie op de daaraan vooraf gaande alinea in het proces-verbaal:
“Mr. Poelman verklaart in tweede termijn dat het aan de overzijde van de weg gelegen en door [reclamant] ingebrachte perceel feitelijk als een huiskavel heeft te gelden en dat de hiervoor ter compensatie toegedeelde kavel niet alleen op een grotere afstand van de bedrijfsgebouwen ligt, maar bovendien van slechtere kwaliteit is. De gewijzigde toedeling brengt mee dat het nadeel voor [reclamant] groter is dan het voordeel; verbetering van de huiskavel ontstaat alleen op papier. De cijfers worden op zich niet betwist.”
Mr. Andriessen had met het eerste citaat niet het oog op vergoeding van schade als gevolg van het waterwingebied van Vitens en het grondwaterbeschermingsgebied, zoals blijkt uit de volgende passage uit hetzelfde proces-verbaal:
“Het nadeel van het grenzen aan WMO-gebied (beschermd waterwingebied) dient via afzonderlijke procedures vergoed te worden.”
Het is begrijpelijk dat [reclamant], nadat hem op 22 februari 2006 het standpunt van de Landinrichtingscommissie:
“Laat reclamant concreet aantonen welke schade hij ondervindt c.q. zal ondervinden.”
was meegedeeld, de indruk had dat hij met het aantonen van de schade door middel van een taxatierapport op het goede spoor zat. Met dat standpunt van de commissie, dat teruggrijpt op de uitspraak van mr. Andriessen in de juiste context, is echter niet het in rechte te honoreren vertrouwen gewekt dat de door [reclamant] gestelde waardevermindering van zijn bedrijf voor vergoeding in het kader van de lijst der geldelijke regelingen in aanmerking komt. Van de door mr. Andriessen wel bedoelde exploitatieschade is overigens niet gebleken.
De conclusie is dat de door [reclamant] gestelde waardevermindering van zijn bedrijf terecht beschouwing is gelaten bij de 2e schatting.
2.12. Wat betreft bezwaar sub b van [reclamant] is aan de orde of in zijn geval sprake is van een matige verbetering van de verkaveling als bedoeld in de nadere regels betreffende de tweede schatting in deze ruilverkaveling. Deze nadere regels ter bepaling van het nut van de landinrichting voor de betrokken eigenaren luiden op het punt van de verkaveling als volgt:
“Het nut van de samenvoeging van de percelen, de vormverbetering en vergroting, alsmede de afstandsverkorting wordt aan de hand van een aantal representatieve verkavelingsmodellen vastgesteld. Per verbeteringsklasse is een verkavelingsmodel met oude en nieuwe toestand als toetsingsvoorbeeld beschikbaar. Aan de hand van deze modellen kunnen alle eigendommen of bedrijven worden ingedeeld.
Voor de vaststelling van de klassenindeling ten aanzien van bovengenoemde factoren wordt uitgegaan van onderstaande algemene aanwijzingen. Er wordt geenszins een optelling van alle factoren per klasse beoogd, voordat tot indeling in de betreffende klasse overgegaan kan worden. Bij deze classificatie wordt gestreefd naar indeling van het bedrijf of eigendom in één klasse. Bij de classificatie worden pachtgronden gezien als onderdeel van het bedrijf. De toegedeelde oppervlakte geldt als maatgevende omslageenheid.”
Daarna volgt “Tabel 3. Standaardreeks verkaveling”, waarin voor klasse 2, matige verbetering, met een waardering van 20 punten per ha, is vermeld:
“ • beperkte tot matige vergroting van de oppervlakte grond bij de gebouwen, dan wel
• sterke samenvoeging op afstand:
• matige perceelsvergroting en beperking van een aantal kavels;
• matige vormverbetering;
• beperkte tot redelijke afstandsverkorting.”
Toepassing van de algemene aanwijzingen uit tabel 3 op de door mr. Andriessen bij zijn pleitnotitie overgelegde kaartbijlagen 1 en 2, die de inbreng respectievelijk de toedeling van [reclamant] weergeven, leidt tot de conclusie dat in de toedelingsituatie sprake is van een beperkte tot matige vergroting van de oppervlakte grond bij de gebouwen. Dit rechtvaardigt – als verdedigd door de Landinrichtingscommissie – dat het bedrijf van [reclamant] is ingedeeld in klasse 2. Of tevens sprake is van een sterke samenvoeging op afstand hoeft geen beoordeling, nu sprake is van een alternatieve norm. De argumenten van [reclamant] terzake van de werkbaarheid van de toegedeelde percelen, het zicht op zijn vee vanuit de bedrijfsgebouwen en de bereikbaarheid snijden geen hout, nu zij geen betrekking hebben op de elementen samenvoeging van percelen, vormverbetering en vergroting of afstandsverkorting, die volgens de hiervoor geciteerde nadere regels bepalend zijn voor het nut van de verkaveling. [reclamant] kan dan ook niet worden gevolgd in zijn betoog dat voor de verkaveling gerekend moet worden met klasse 1 in plaats van 2.
2.13. De slotsom is dat de bezwaren van [reclamant] ongegrond zijn. Nu [reclamant] in het ongelijk is gesteld, zal hij als na te melden in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart de bezwaren ongegrond;
3.2. veroordeelt [reclamant] in de proceskosten, aan de zijde van de Landinrichtingscommissie tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. H.C. Moorman en
mr. W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op woensdag 18 april 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.