ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9761

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127380 / KG ZA 06-524
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deurwaarderskortgeding inzake uitbetaling van executoriale opbrengst

In deze zaak heeft gerechtsdeurwaarder Hendricus Michaël Kaajan een kort geding aangespannen om te bepalen of hij een bedrag van EUR 326.890,- dat hij onder zich houdt, mag uitbetalen aan de vennootschap Symergie Versicherungsstiftung. Dit bedrag is het resultaat van een executie van een vonnis van het Bezirksgericht te Landquart (Zwitserland) van 27 april 2005, waarbij City Controls AG is veroordeeld om aan Symergie te betalen. De gedaagde partij in dit kort geding is de Carnaby Stichting, die zich verzet tegen de uitbetaling aan Symergie. De procedure is gestart na een proces-verbaal dat door Kaajan is opgemaakt op 22 december 2006, waarin hij de voorzieningenrechter verzocht om een beslissing te nemen over de uitbetaling van het bedrag aan Symergie.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 januari 2007. Symergie heeft eerder conservatoir beslag laten leggen op gelden die Fortis Bank ten gunste van City Controls onder zich hield, ter verzekering van betaling door City Controls aan Symergie. Carnaby heeft ook beslag gelegd op dezelfde gelden, wat complicaties met zich meebrengt voor de uitbetaling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Carnaby het recht heeft om zich te verzetten tegen de verdeling van de executieopbrengst, en dat de vordering van Symergie om het bedrag uit te betalen niet kan worden toegewezen. De beslissing over de vordering van Symergie om het bedrag aan haar uit te betalen, is aangehouden in afwachting van een beslissing in een andere procedure die verband houdt met het derdenbeslag.

De voorzieningenrechter heeft de partijen en Kaajan de gelegenheid gegeven om binnen twee weken na de uitspraak in het kort geding te laten weten of zij tot overeenstemming zijn gekomen, of dat zij vonnis vragen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van Symergie afgewezen en de beslissing over de overige vorderingen aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 127380 / KG ZA 06-524
Vonnis in kort geding ex artikel 438 lid 4 Rv van 1 februari 2007
in de zaak van:
Hendricus Michaël Kaajan, gerechtsdeurwaarder met vestigingsplaats
Zwolle, kantoorhoudende te Zwolle,
aanbrengend deurwaarder van het geding tussen:
de vennootschap naar Liechtensteins recht SYMERGIE VERSICHERUNGSSTIFTUNG,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
eiseres,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. H. Dijks te Enschede,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht CARNABY STICHTING,
gevestigd te Cura?ao, Nederlandse Antillen,
gedaagde,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaten mr. E.M. Vos en mr. T. van der Meeren te Heilig Landstichting, gemeente Groesbeek.
Partijen zullen hierna Symergie en Carnaby genoemd worden. De aanbrengend gerechtsdeurwaarder H.M. Kaajan zal hierna worden aangeduid als Kaajan.
1. De procedure
1.1 Kaajan is met de executie van een vonnis van 27 april 2005 van het Bezirksgericht te Landquart (Zwitserland), gewezen tussen Symergie als eisende partij en City Controls AG (in liquidatie) als gedaagde partij, belast. Hij heeft zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal ex artikel 438 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 22 december 2006 tot de voorzieningenrechter gewend ten einde in kort geding tussen Symergie (de executant) en Carnaby (een derde partij die bij de executie betrokken is) te laten beslissen of hij ter uitvoering van de executie van dat vonnis een bedrag van EUR 326.890,-- , dat hij ten behoeve van Symergie onder zich houdt, mag uitbetalen aan Symergie. Vervolgens zijn Symergie en Carnaby bij exploiten van 3 januari 2007 opgeroepen om op 23 januari 2007 om 11.00 uur ter openbare zitting te verschijnen ter zake van voormeld proces-verbaal, opdat de voorzieningenrechter een beslissing zal geven als bedoeld in artikel 438 lid 4 Rv. Daarmee is dit kort geding ingeleid.
1.4 De mondelinge behandeling van dit kort geding heeft plaatsgevonden ter zitting van 23 januari 2007. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 3 juni 2002 is tussen [A] en City Controls AG (hierna: City Controls) een overeenkomst gesloten betreffende de koop van een 80% belang door [A] in City Controls GmbH. In verband met deze overeenkomst heeft Fortis Bank Nederland N.V. (hierna: Fortis Bank) een bankgarantie afgegeven (Garantie no. 12GI971197) ten gunste van City Controls voor een bedrag van ten hoogste EUR 750.000,--.
2.2 Symergie heeft op 11 april 2003 en op 23 april 2003 conservatoir derdenbeslag laten leggen onder Fortis Bank op gelden en geldswaarden die Fortis Bank ten gunste van City Controls onder zich hield, zulks ter verzekering van betaling door City Controls aan Symergie van een bedrag van EUR 359.345,-- en van een bedrag van EUR 420.000,-- .
2.3 Bij genoemd vonnis van 27 april 2005 van het Bezirksgericht te Landquart (Zwitserland) is City Controls veroordeeld om aan Symergie te betalen EUR 399.704,--.
2.4 Carnaby heeft op 22 november 2005 ook conservatoir beslag laten leggen onder Fortis Bank op gelden en geldswaarden die Fortis Bank ten gunste van, voor zover thans van belang, City Controls onder zich hield, zulks ter verzekering van betaling door City Controls aan Carnaby van EUR 155.000,--. De bodemzaak ter zake van dit beslag is aanhangig bij deze rechtbank onder zaak- en rolnummer 122190 HA ZA 06-830.
2.5 Inmiddels heeft Symergie voor haar buitenlandse titel jegens City Controls in Nederland een executoriale titel verkregen en is het conservatoir beslag van 11 april 2003 overgegaan in executoriaal beslag. Kaajan heeft vervolgens aan Fortis Bank verzocht om tot uitkering van de door Fortis Bank ten gunste van City Controls gestelde bankgarantie over te gaan. Aangezien er drie beslagen waren gelegd op de bankgarantie en niet bij voorbaat vaststond dat alle beslagleggers uit de door Fortis Bank uit hoofde van de bankgarantie verschuldigde geldsom zouden kunnen worden voldaan, heeft Fortis Bank op 29 augustus 2006 een bedrag van EUR 797.144,87 overgemaakt op de derdenrekening van Hanze Gerechtsdeurwaarders B.V. (artikel 478 lid 1 Rv)
2.6 Bij brief van 29 augustus 2006 heeft Fortis Bank aan Kaajan toegelicht dat dit bedrag bestaat uit het door City Controls geclaimde bedrag van EUR 750.000,-- plus opgebouwde interest tot 9 augustus 2006 minus de door Fortis Bank gemaakte kosten. Fortis Bank verzoekt in die brief aan Kaajan om te bevestigen dat eventuele bedragen, welke mogelijkerwijs na de executie van de beslagen nog ter vrije beschikking staan van City Controls aan Fortis Bank worden terugbetaald, opdat Fortis Bank een eventueel restant kan verdelen en overmaken op de wijze zoals door City Controls (inmiddels in liquidatie) aangegeven in een drietal “assignment of receivables under guarantee nr. 12GI971197” van 10 juni 2006.
2.7 Bij exploit van 29 december 2006 is ten verzoeke van [B] en ten verzoeke van de Hunze Stichting conservatoir derdenbeslag gelegd onder Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. op gelden die Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. ten behoeve van, voor zover thans van belang, Symergie onder zich heeft.
3. Het geschil
3.1 Kaajan heeft aan de voorzieningenrechter voorgelegd of hij uit de opbrengst van de (executoriale) derdenbeslagen een pro rata bedrag mag uitbetalen aan Symergie ten bedrage van EUR 326.890,--.
3.2 Volgens Symergie is dat toegestaan. Zij vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Carnaby op straffe van een dwangsom zal veroordelen om haar verzet tegen de verdeling van de opbrengst uit de derdenbeslagen en de daarop gebaseerde uitbetaling van EUR 326.890,- aan Symergie te staken en gestaakt te houden;
II Kaajan en voorzover nodig Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. zal gelasten en zal machtigen om dat bedrag aan Symergie uit te betalen;
een en ander met veroordeling van Carnaby in de kosten van dit geding.
3.3 Carnaby voert aan dat Symergie in dit kort geding geen vorderingen tegen Carnaby kan instellen. Beide partijen zijn volgens haar alleen opgeroepen om door de voorzieningenrechter te worden gehoord ter zake van het proces-verbaal van Kaajan van 22 december 2006.
Zij voert voorts onder meer aan dat Kaajan niet tot uitbetaling kan overgaan aan Symergie omdat op 29 december 2006 door [B] en de Hunze Stichting, derdenbeslag is gelegd onder Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. op gelden die Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. ten behoeve van Symergie onder zich houdt.
4. De beoordeling
4.1 De deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, kan zich met een daarvan opgemaakt proces-verbaal bij de voorzieningenrechter vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen (438 lid 4 Rv). Omdat Symergie en Carnaby in dit deurwaarders kort geding procespartijen zijn, kan Symergie, anders dan Carnaby stelt, wel vorderingen tegen Carnaby instellen.
4.2 De vordering sub I van Symergie kan echter niet worden toegewezen omdat Carnaby in beginsel het recht heeft om met alle middelen rechtens zich te verzetten tegen de verdeling van de executieopbrengst. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
4.3 Met betrekking tot de vordering sub II geldt dat voorshands niet valt in te zien dat Carnaby een rechtens te respecteren belang heeft bij het tegenhouden van uitbetaling aan Symergie op de wijze zoals door Kaajan voorgestaan. Een pro rata gedeelte van het door Fortis Bank aan Kaajan afgedragen bedrag wordt immers door Kaajan voor Carnaby gereserveerd, voor het geval dat de vordering van Carnaby in de bodemprocedure onder zaak- en rolnummer 122190 HA ZA 06-830, voor zover ingesteld tegen City Controls, toegewezen zou worden.
4.4 Het op 29 december 2006 ten verzoeke van [B] en ten verzoeke van de Hunze Stichting gelegde conservatoir derdenbeslag onder Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. staat, voor zover gelegd ten laste van Symergie, wel aan uitbetaling door Kaajan aan Symergie in de weg en dus ook aan toewijzing van de vordering sub II van Symergie.
In het onderhavige deurwaarders kort geding kan niet worden beoordeeld of dat beslag dient te blijven liggen of zal moet worden opgeheven omdat [B] en de Hunze Stichting geen partij zijn in dit geding.
4.5 Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat op 5 februari 2007 een met het onderhavige kort geding samenhangend kort geding dient tussen Symergie als eisende partij en Carnaby, [B], de Hunze Stichting en Kaajan als gedaagde partijen, waarbij onder meer opheffing wordt gevorderd van voormeld derdenbeslag onder Hanze Gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. ten laste van Symergie (zaak- en rolnummer
128536 / KG ZA 07-17).
4.6 De in die zaak door de voorzieningenrechter te geven beslissing met betrekking tot dat derdenbeslag is, voor zover gelegd ten laste van Symergie, van doorslaggevend belang voor de beslissing op de onderhavige vordering sub II van Symergie. In afwachting van de beslissing met betrekking tot de gevorderde opheffing van dat derdenbeslag, zal de beslissing op de vordering sub II van Symergie, en daarmee op de vraag die door Kaajan aan de voorzieningenrechter is voorgelegd, dan ook worden aangehouden.
4.7 De voorzieningenrechter zal partijen en Kaajan in de gelegenheid stellen om binnen twee weken nadat vonnis is gewezen in het kort geding als bedoeld in rechtsoverweging 4.5, aan de voorzieningenrechter te laten weten of zij ten aanzien van het onderhavige deurwaarders kort geding tot overeenstemming zijn gekomen, zodat de procedure kan worden doorgehaald, of vonnis vragen.
4.8 Gelet op het vorenoverwogene, zal als volgt worden beslist.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1 wijst de vordering sub I af;
5.2 stelt partijen en Kaajan in de gelegenheid om zich binnen twee weken nadat vonnis is gewezen in het kort geding als bedoeld in rechtsoverweging 4.5, uit te laten als aangegeven in rechtsoverweging 4.7;
5.3 houdt de beslissing voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2007.