ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9853
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Hypothecaire geldleningsovereenkomst en dwaling omtrent werkgeversverklaring
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, hebben eisers A en B een hypothecaire geldleningsovereenkomst afgesloten met Postbank N.V. en Stichting Postbank Spaarhypotheek op 7 augustus 2006. De eisers hebben een bedrag van EUR 161.500,00 geleend, waarvan een deel in depot is gehouden voor verbouwing van een recreatiewoning. De eisers stelden dat de blokkade van het depot door de gedaagden onterecht was, omdat de werkgeversverklaring voldeed aan de eisen. De gedaagden, daarentegen, voerden aan dat de werkgeversverklaring niet klopte, omdat eiser A feitelijk zijn eigen werkgever was en zijn salaris zelf kon bepalen. Dit leidde tot een vordering van de eisers om de blokkade op het depot op te heffen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de eisers, maar dat de gedaagden een gerechtvaardigd belang hadden om de uitkeringen uit het depot te blokkeren. De rechter overwoog dat de constructie die door eiser A was gekozen, waarbij hij feitelijk zijn eigen werkgever was, niet in overeenstemming was met de informatie die aan de gedaagden was verstrekt. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagden een gerechtvaardigd belang hadden om de partiële vernietiging van de geldleningsovereenkomst in te roepen. De vordering van de eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2007, waarbij de rechter oordeelde dat de eisers onvoldoende openheid van zaken hadden gegeven over hun situatie, wat hen in een nadelige positie bracht. De rechter concludeerde dat de bodemrechter waarschijnlijk de partiële vernietiging zou honoreren, wat de eisers in hun vordering benadeelde.