ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9889

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103899 / HA ZA 04-1620 - 2
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.A. Ariëns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindende eindbeslissing over managementvergoeding en afschrijving in geschil tussen gemeente en parkeermanagement

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, ging het om een geschil tussen de Gemeente Zwolle en de commanditaire vennootschap Parkeer Management Nederland C.V. (PMN) over een managementvergoeding en de afschrijving van apparatuur in een parkeergarage. De rechtbank had eerder een tussenvonnis gewezen waarin de gemeente werd opgedragen een duidelijke schadeopstelling te presenteren. De gemeente was het oneens met de beslissing van de rechtbank dat de door PMN in rekening gebrachte managementvergoeding in mindering moest komen op haar vordering. De rechtbank oordeelde dat dit een bindende eindbeslissing was waar zij niet op terug kon komen, en dat er geen uitzonderingen op deze regel van toepassing waren.

De rechtbank behandelde ook de vraag of de gemeente recht had op een bedrag van EUR 29.159,-- dat door PMN ten onrechte was ingehouden op de parkeeropbrengsten. PMN moest bewijzen dat zij gerechtigd was tot een bedrag van EUR 26.518,-- exclusief btw voor rente en afschrijving. De rechtbank stelde dat, indien PMN niet slaagde in haar bewijslevering, de gemeente slechts het eerder genoemde bedrag zou toekomen. De rechtbank corrigeerde ook een eerdere uitspraak over de afschrijving van apparatuur, waarbij werd vastgesteld dat de gemeente niet gerechtigd was tot rente en afschrijving voor apparatuur die niet haar eigendom was.

De rechtbank opende hoger beroep van deze uitspraak en het tussenvonnis van 17 januari 2007. De zaak werd verder behandeld met de mogelijkheid voor PMN om getuigen te laten horen op een zitting die gepland was op 22 augustus 2007. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. Th.A. Ariëns op 13 juni 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 103899 / HA ZA 04-1620
Vonnis van 13 juni 2007
in de zaak van
GEMEENTE ZWOLLE,
zetelende te Zwolle,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. W.E.M. Klostermann,
tegen
de commanditaire vennootschap
PARKEER MANAGEMENT NEDERLAND C.V.,
kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. A.R. de Jonge te Den Haag.
Partijen zullen hierna de gemeente en PMH genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 januari 2007
- de akte uitlating van de gemeente
- de antwoordakte van PMN
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1 De rechtbank heeft in haar laatste tussenvonnis van 17 januari 2007 de zaak naar de rol verwezen om de gemeente in staat te stellen een duidelijke schadeopstelling in het geding te brengen die voldoet aan de eisen die zijn genoemd in rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis. Tevens zou de gemeente in de van haar verwachte akte ter rolle zich alsnog kunnen uitlaten in verband met de vraag “welke van de apparaten die zich in de parkeergarage bevinden – volgens haar – in 2002 zijn vervangen en welke 14 jaar oud zijn” (tussenvonnis 6 juli 2005 onder 3.13).
2.2 In haar akte geeft de gemeente vooraleerst te kennen het oneens te zijn met de beslissing van de rechtbank in het tussenvonnis dat de haar door PMN in rekening gebrachte managementvergoeding over de maanden juni 2004 tot juli 2005 in mindering dient te komen op haar vordering.
Het gaat echter om een bindende eindbeslissing waarop de rechtbank niet kan terugkomen. Geen der in de rechtspraak aanvaarde uitzonderingen op dat leerstuk doet zich hier voor. Ook indien dat anders zou zijn, zou die beslissing niet anders komen te luiden omdat de rechtbank deze ook bij heroverweging juist acht. De wens van de gemeente dat PMN haar managementvergoeding weer inlevert omdat zij in de periode waarover zij de vergoeding heeft berekend de garage ten onrechte niet had ontruimd zou in wezen neerkomen op toepassing geven aan de zogenaamde nemo auditur-regel (nemo auditur suam turpitudinem allegans). De rechtbank heeft daartoe in de onderhavige omstandigheden geen aanleiding gezien, wat er zij van de vraag of die regel überhaupt voor toepassing in aanmerking komt in het Nederlandse rechtssysteem.
2.3 Aan de vraag hoe oud de in de garage aanwezige apparatuur is in verband met de vraag of PMN redelijkerwijs nog afschrijving daarop kan toepassen, gaat vooraf de vraag of de apparatuur haar eigendom is danwel eigendom van de gemeente. De gemeente heeft gesteld dat de apparatuur haar eigendom is (akte d.d. 3 augustus 2005 onder 1.2) en heeft daartoe verwezen naar haar huurovereenkomst met Diezerpoort B.V. van 13 december 1991, in het bijzonder naar artikel 10.2 van die overeenkomst. In de tekst van dat artikel is evenwel geen aanknopingspunt te vinden voor de stelling van de gemeente dat zekere apparatuur haar eigendom is geworden doordat Diezerpoort deze in de garage heeft achtergelaten. Noch om welke onderdelen het gaat, noch of het gaat om inbezitneming of om zaaksvorming, ook de wijze van eigendomsverkrijging is door de gemeente niet uit de doeken gedaan, behalve voor zover zij is uitgegaan van natrekking. De argumenten daarvoor zijn echter al verworpen in het tussenvonnis van 6 juni 2005 in rov 3.15.
2.4 Daarmee komt de vraag aan de orde hoe oud de apparatuur was in verband met de vraag of PMN daarop redelijkerwijs nog mocht afschrijven. Indien juist is de stelling van de gemeente dat de economische levensduur van de apparatuur 10 jaar is, en dat die waarde reeds tot nihil was gedaald toen PMN, de werkelijke eigenaar van de apparatuur, het management van de garage overnam, zou PMN geen recht op rente en afschrijving toekomen.
2.5 In het tussenvonnis van 17 januari 2007 onder 2.10 is overigens ten onrechte voor de afschrijvingsvraag een verband gelegd tussen de vraag met betrekking tot de eigendom en de leeftijd van de apparatuur. De rechtbank corrigeert ambtshalve het tussenvonnis aldus dat rov 2.10 dient te luiden:
“Tenslotte wordt eveneens het standpunt van de gemeente onderschreven dat van rente en afschrijving ten gunste van PMN geen sprake kan zijn voor zover zekere apparatuur niet haar eigendom is. Voor zover wel sprake is van eigendom van PMN is afschrijving eerst gerechtvaardigd voor zover de normale levensduur niet is overschreden. In rov 3.13 van het tussenvonnis van 6 juli 2005 is de gemeente uitgenodigd in dat verband nadere bijzonderheden te geven”.
2.6 Aan de orde is thans nog slechts de vraag of de gemeente gerechtigd is tot een bedrag van EUR 29.159,-- dat door PMN ten onrechte op de door haar afgedragen parkeeropbrengsten over het derde en vierde kwartaal 2003 zou zijn ingehouden in verband met rente en afschrijving.
2.7 In haar akte van 31 augustus 2005 is PMN uitvoerig op dat punt ingegaan. Daarop is de gemeente eerst nader ingegaan in haar laatste akte van 14 februari 2007. Zij handhaaft haar standpunt dat de apparatuur in de parkeergarage volgens gangbare maatstaven geheel afgeschreven was.
Op PMN rust de bewijslast van haar stelling dat zij terecht een (in haar laatste akte d.d. 28 februari 2007 gemitigeerd) bedrag van EUR 26.518,-- exclusief btw voor rente en afschrijving in mindering heeft gebracht op haar afdracht van de parkeeropbrengsten over bedoelde twee kwartalen. De rechtbank zal haar tot bewijslevering toelaten. Indien zij niet slaagt in de bewijslevering staat daarmee vast dat de gemeente van haar totale vordering slechts genoemd bedrag toekomt.
2.8 In verband met de zienswijze van de gemeente met betrekking tot het tussenvonnis van de rechtbank van 17 januari 2007 over de gerechtigdheid van PMN tot een managementvergoeding over de maanden 2004 tot juli 2005 zal de rechtbank hoger beroep openstellen van dat vonnis en dat van het onderhavige vonnis.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1 Draagt PMN op te bewijzen dat zij gerechtigd is tot een bedrag van EUR 26.518,-- exclusief btw voor rente en afschrijving,
3.2 bepaalt dat, indien PMN het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. Th.A. Ariëns in het Gerechtsgebouw te Zwolle aan de Luttenbergstraat 5 op woensdag 22 augustus 2007 te 10.00 uur,
3.3 bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank – ter attentie van de griffie – om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
3.4 bepaalt dat PMN, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van de griffie – en aan de wederpartij moet opgeven; in dat geval zal het getuigenverhoor geen doorgang vinden en zal de zaak naar een nader te bepalen rolzitting worden verwezen voor het nemen van een akte met dit doel door PMN,
3.5 houdt iedere verdere beslissing aan,
3.6 stelt hoger beroep open van deze uitspraak en van het tussenvonnis van 17 januari 2007.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2007.