ECLI:NL:RBZLY:2007:BB2199

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125287 / HA ZA 06-1257
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen na fraude met TIN-code

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK NV, gevestigd te Amsterdam, betaling van een bedrag van EUR 41.982,44 van de gedaagde, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door zijn advocaat. De zaak betreft een fraude waarbij een TIN-code van een cliënt van ABN AMRO, de heer [A], werd misbruikt. De TIN-code was door de bank per post naar de heer [A] verzonden, maar deze heeft de brief nooit ontvangen. Hierdoor werd er onterecht een bedrag van EUR 39.000,- van de rekening van de heer [A] afgeschreven en bijgeschreven op de rekening van de gedaagde. Zowel de heer [A] als de bank deden aangifte van fraude bij de politie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde erkende dat er bedragen op zijn rekening waren bijgeschreven, maar voerde aan dat hij onder druk was gezet door een schoolgenoot, [B], om zijn bankpasje en pincode af te geven. De rechtbank oordeelde dat, ongeacht de omstandigheden waaronder de gedaagde de bedragen ontving, hij verantwoordelijk was voor de ontvangst van het geld. De rechtbank wees de vordering van ABN AMRO toe, omdat de gedaagde geen verweer had gevoerd dat de vordering kon weerleggen.

De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde de proceskosten vast op EUR 2.784,32. Dit vonnis werd uitgesproken op 6 juni 2007 door mr. J.W.F. Houthoff en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 125287 / HA ZA 06-1257
Vonnis van 6 juni 2007
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
advocaat mr. R.P.M. Janse van Mantgem te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. G.R. van der Plas te Katwijk aan Zee.
Partijen zullen hierna Abn Amro en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2006
- de brief van mr Van der Plas van 22 januari 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Door een client van Abn Amro, de heer [A], is op 22 maart 2005 een TIN-code aangevraagd. De brief met daarin de TIN-code is vervolgens door Abn Amro centraal via de TPG verstuurd naar het huisadres van [A]. [A] heeft meegedeeld dat hij deze brief nooit heeft ontvangen.
2.2. Van de rekening van de heer [A] bij de Abn Amro zijn daarop in de maanden april en mei 2005 diverse bedragen tot een totaalbedrag van EUR 39.000,- afgeschreven. Dit bedrag is overgeboekt naar de rekening van [gedaagde]. De heer [A] had geen opdracht gegeven tot overboeking van deze bedragen naar het rekeningnummer van gedaagde.
2.3. Zowel de heer [A] als Abn Amro hebben aangifte gedaan bij de politie Duin- en Bollenstreek/Team Noordwijk van fraude/oplichting.
2.4. Abn Amro heeft het bedrag van EUR 39.000,- aan de heer [A] betaald. De heer [A] heeft daarop zijn vordering op [gedaagde] middels een akte van cessie aan Abn Amro overgedragen.
2.5. Bij brief van 15 februari 2006 heeft Abn Amro [gedaagde] gesommeerd tot algehele betaling over te gaan voor 25 februari 2006. [gedaagde] heeft niet betaald.
3. Het geschil
3.1. Abn Amro vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 41.982,44, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] erkent, dat op zijn bankrekening in de maanden april en mei 2005 diverse bedragen tot een totaalbedrag van EUR 39.000,- zijn overgemaakt en dat deze bedragen afkomstig waren van een bankrekening ten name van de heer [A].
4.2. [gedaagde] voert aan, dat hij door een schoolgenoot, een zekere [B] uit [plaats], onder bedreiging is gedwongen om zijn bankpasje met pincode aan die [B] af te geven, dat hij dan ook niet de beschikking kreeg over de op zijn bankrekening gestorte bedragen, maar dat die bedragen steeds door [B] en/of anderen met de pinpas van [gedaagde] in contanten zijn opgenomen.
4.3. [gedaagde] voert aan, dat niet [A] onverschuldigd heeft betaald maar degene die de beschikking had over de TIN-code van [A]. Voorts stelt [gedaagde], dat niet aan hem betaald is, maar dat is betaald aan [B].
4.4. Beide verweren falen. De vraag of [A] heeft betaald en of [gedaagde] heeft ontvangen wordt beantwoord aan de hand van objectieve maatstaven. Van betaling en ontvangst kan derhalve ook sprake zijn als [A] zich niet realiseerde dat hij betaalde (b.v. omdat een ander zijn TIN-code gebruikte) of als [gedaagde] zich niet realiseerde dat hij ontving. Nu het geld op de bankrekening van [gedaagde] is bijgeschreven heeft [gedaagde] het geld wel degelijk ontvangen. Dat –zoals [gedaagde] stelt- het geld door [B] met behulp van de pinpas van [gedaagde] vervolgens van de bankrekening van [gedaagde] is opgenomen, doet aan de daaraan voorafgaande ontvangst op de bankrekening van [gedaagde] niet af.
4.5. Terzijde wil de rechtbank nog het volgende opmerken: Als –zoals [gedaagde] stelt- [B] hem gedwongen heeft zijn bankpasje met pincode af te geven en zijn pincode aan [B] op te geven, dan had het toch op zijn minst voor de hand gelegen, dat [gedaagde] zijn pinpasje bij de bank had laten blokkeren. Door dat na te laten heeft [gedaagde] het aan zichzelf te wijten dat hij thans door de bank wordt aangesproken.
4.6. Nu overigens geen verweer is gevoerd kan de vordering integraal worden toegewezen.
4.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Abn Amro worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,32
- vast recht 925,00
- salaris procureur 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.784,32
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Abn Amro te betalen een bedrag van EUR 41.982,44 (éénenveertig duizendnegenhonderdtweeëntachtig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 1 maart 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Abn Amro tot op heden begroot op EUR 2.784,32,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2007.