c.
De vraag naar de kennelijke onredelijkheid van het ontslag komt wel aan de orde bij de beoordeling van de vraag of op die grondslag aan [eiser] een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW toekomt.
- [eiser] heeft die grondslag feitelijk gebaseerd op verkeerde voorlichting van het CWI door New Release voorafgaande aan zijn indiensttreding, op de schending van het afspiegelingsbeginsel bij zijn selectie voor ontslag, op de omstandigheid dat inmiddels een vacature bestaat bij New Release voor zijn functie, op zijn klacht dat hij door New Release is gehinderd in het voeren van zijn verweer en onder druk is gezet waardoor New Release zich als een slecht werkgever heeft gedragen en op de onevenredigheid van de gevolgen van het ontslag voor hem in vergelijking met die voor New Release.
- Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat New Release het CWI (op essentiële onderdelen) onjuist heeft voorgelicht in het kader van de grondslag van het verzoek om een ontslagvergunning. Dat verzoek was gebaseerd op bedrijfseconomische gronden, meer in het bijzonder aanhoudende slechte bedrijfsresultaten zonder vooruitzicht op verbetering op afzienbare termijn. [eiser] heeft zich uitgeput in een beschrijving van de problemen in de organisatie van New Release en de tekortkomingen van de bedrijfsleiding zodat die problemen niet (voldoende) adequaat te lijf zijn gegaan, maar dat alles neemt niet weg dat de financiële problemen, die [eiser] ook niet volledig ontkent, er waren, en op zichzelf een verzoek als dat van New Release aan het CWI rechtvaardigden.
- Het is aan de verantwoordelijke bedrijfsleiding om te bepalen hoe de onderneming wordt georganiseerd en gedreven. Dat geldt ook voor de inrichting van reorganisatie maatregelen als die waartoe New Release in dit geval heeft besloten. Voor ingrijpen door de rechter bestaat in het algemeen eerst dan aanleiding als die werkgever bij het uitoefenen van dat recht de gerechtvaardigde belangen van anderen onvoldoende in het oog houdt. In het onderhavige geval kon New Release zich door de aanhoudende slechte bedrijfsresultaten genoodzaakt voelen om maatregelen tot reductie van de bedrijfskosten te nemen, sterker nog, dat kon ter bescherming van de belangen van de andere werknemers zelfs van haar verlangd worden. De enkele omstandigheid dat bij het treffen van maatregelen ter beperking van de bedrijfskosten arbeidsplaatsen verloren gaan, zoals regelmatig voorkomt, is onvoldoende om te concluderen dat zij dusdoende onvoldoende rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van het af te vloeien personeel.
- Tegenover het feitelijk helder gespecificeerde verweer van New Release heeft [eiser] niet aannemelijk kunnen maken dat zijn functie uitwisselbaar was met die van de accountmanager. Hij heeft de door New Release opgesomde, deels wezenlijke verschillen tussen die functie en de zijne niet bestreden.
- De omstandigheid dat na de (verlening van de vergunning tot) het ontslag in de onderneming van New Release een vacature voor zijn oude functie zou zijn ontstaan is, zo die stelling al juist zou zijn, voor de onderhavige beoordeling zonder belang, nu voor de situatie dat binnen een termijn van 26 weken een vervanger voor hem zou worden aangetrokken reeds een voorziening door het CWI was getroffen in de vorm van een voorwaarde die aan de vergunningverlening werd verbonden. Dienaangaande werd hiervoor reeds geoordeeld.
- Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat de wijze waarop New Release na de aanzegging van het ontslag met [eiser] is omgegaan tenminste reden vormt de wenkbrauwen te fronsen. New Release heeft haar strabante opstelling (het onmiddellijk afnemen van vrijwel alle secundaire arbeidsvoorwaarden) enkel gemotiveerd met haar angst dat haar onderneming en haar overige personeelsleden negatieve gevolgen zouden ondervinden van de grote boosheid die [eiser] bij de aanzegging van zijn ontslag aan de dag legde. Een werkgever die aan een werknemer ontslag aanzegt behoort erop voorbereid te zijn dat die werknemer daarop negatief reageert, in een mate die samenhangt met stemmings- en karakteraspecten. Door op die reactie in te spelen met het onmiddellijk afnemen van secundaire arbeidsvoorwaarden wordt voorspelbaar olie op het vuur gegooid. Zo’n opstelling is, behoudens bijzondere omstandigheden waaromtrent ten deze niets is gebleken, strijdig met de regels van goed werkgeverschap. Het niet uitbetalen van een onkostenvergoeding op fiscaal tenminste dubieuze gronden (New Release heeft bijvoorbeeld niet gesteld dat zij gewend is om onkostenvergoedingen bij al haar personeelsleden ook tijdens ziekte in te houden, en een onkostenvergoeding kan ook worden aangewend ter bestrijding van beroepskosten die niet eenvoudig op zeer korte termijn te stoppen zijn, zoals abonnementen op vakbladen en dergelijke), is een ander voorbeeld van onverstandig optreden van New Release in deze kwestie. Zakelijk gezien heeft New Release op deze wijze de mogelijkheden voor [eiser] om zich in de periode van zijn op non actiefstelling optimaal te richten op de arbeidsmarkt nodeloos beperkt. Dat klemt temeer omdat zij op grond van de resultaten van haar onderneming op voorhand wist dat zij geen financiële vergoeding in verband met het ontslag zou betalen. Door deze omstandigheden acht de kantonrechter de gevolgen van het ontslag zonder vergoeding te bezwaarlijk en dus het aan [eiser] verleende ontslag kennelijk onredelijk. Bij de beoordeling van een passende schadevergoeding wordt rekening gehouden met de voldoende aannemelijk gemaakte moeilijke financiële omstandigheden van New Release. Een schadevergoeding groot € 5.000,- bruto zal worden toegekend.