vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 138654 / KG ZA 07-499
Vonnis in kort geding van 4 december 2007
1. de vennootschap onder firma
[eiseres sub 1],
gevestigd te [plaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [plaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [plaats],
eisers,
procureur mr. P.F. Schepel,
advocaat mr. M.R. Krul te Den Haag,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE UITGEVERS COMBINATIE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Deventer,
gedaagde,
procureur mr. H. van der Perk.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] c.s. en NUC genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling toegezonden fax van 26 november 2007 houdende een vermeerdering van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres sub 1] c.s.
- de pleitnota van NUC.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres sub 1] c.s. heeft de website www.paardnatuurlijk.nl met daarop informatie over paarden en de activiteiten van [eiseres sub 1] c.s.
2.2. Op deze website is onder meer te vinden het artikel ‘Natuurlijke voeding’. Aan het eind van dit artikel wordt via hyperlinks verwezen naar de webshop van [eiseres sub 1] c.s. en het in eigen beheer uitgegeven boek ‘Paard Natuurlijk’. Dit boek wordt alleen via de website van [eiseres sub 1] c.s. verkocht.
2.3. NUC heeft de tekst van dit artikel zonder toestemming van [eiseres sub 1] c.s. geplaatst in het blad ‘HP Vakblad voor de complete paardenbranche (hierna: HP Vakblad)’ d.d. 24 augustus 2007, terwijl voormelde hyperlinks niet zijn overgenomen.
2.4. Daarnaast heeft NUC de lay-out van het artikel veranderd. Bovendien is onder het in HP Vakblad geplaatste artikel niet de naam van de auteur vermeld.
2.5. Bij brief van 9 oktober 2007 heeft de raadsman van [eiseres sub 1] c.s. NUC verzocht geen artikelen van [eiseres sub 1] c.s. meer te publiceren. Daarnaast heeft [eiseres sub 1] c.s. middels deze brief aanspraak gemaakt op een voorschot op de door [eiseres sub 1] c.s. geleden schade.
2.6. In de brief van 9 oktober 2007 heeft [eiseres sub 1] c.s. voorts NUC verzocht een rectificatie te plaatsen op een duidelijke plaats in het redactionele gedeelte van de eerstvolgende uitgave van HP Vakblad. De tekst van de door de raadsman van [eiseres sub 1] c.s. voorgestelde rectificatie luidt:
‘Wij hebben in “HP Vakblad voor de complete paardenbranche” van 24 augustus 2007, 4e jaargang, nr. 8 het artikel “natuurlijke voeding” geplaatst. Wij hadden daarvoor geen toestemming van de auteurs, [eiseres sub 1] v.o.f. en haar vennoten mevrouw [eiseres sub 2] en de heer [eiseres sub 3]. Wij hebben hun auteursrechten geschonden. Wij bieden hiervoor onze verontschuldigingen aan. Het oorspronkelijke artikel en overige op dit onderwerp betrekking hebbende informatie kunt u vinden op de website van [eiseres sub 1] www.paardnatuurlijk.nl.’
2.7. Op 22 oktober 2007 heeft [A], directeur van NUC, telefonisch medegedeeld dat de plaatsing van het artikel in HP Vakblad een fout is geweest van een freelancer.
2.8. Tot op heden is er geen rectificatie geplaatst in HP Vakblad, terwijl NUC voorts heeft aangegeven niet bereid te zijn een (schade)vergoeding te betalen aan [eiseres sub 1] c.s.
3.1. [eiseres sub 1] c.s. vordert, uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter
1. NUC beveelt zich te onthouden van toekomstige inbreuken op het auteursrecht van [eiseres sub 1] c.s., waaronder iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van het artikel “Natuurlijke voeding” op straffe van een door NUC aan [eiseres sub 1] c.s. verschuldigde dwangsom van EUR 25.000,- voor iedere niet-nakoming van dit bevel;
2. NUC veroordeelt om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres sub 1] c.s. ten titel van voorschot op de schadevergoeding te betalen een bedrag van EUR 5.000,-;
3. NUC beveelt tot het plaatsen van een rectificatie op een duidelijke plaats in het redactionele gedeelte van de eerstvolgende uitgave van HP Vakblad voor de complete paardenbranche gelijk de tekst zoals vermeld in paragraaf 25 van de dagvaarding op straffe van een dwangsom van EUR 25.000,- voor iedere niet-nakoming van dit bevel;
4. NUC veroordeelt ex artikel 1019 juncto artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) tot betaling van de redelijke en evenredige gerechtskosten van EUR 4.571,25;
5. een redelijke termijn bepaalt in de zin van artikel 260 Rv voor het instellen van de eis in de hoofdzaak, zulks binnen een maand nadat NUC door middel van een deurwaardersexploot aan [eiseres sub 1] c.s. kenbaar heeft gemaakt dat zij wenst dat over onderhavig geschil een bodemprocedure wordt gestart.
3.2. NUC voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor het rechtsoordeel, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het meest verstrekkende verweer van de zijde van NUC houdt in dat het onvoldoende zeker is of [eiseres sub 1] c.s. auteursrechthebbende is van het artikel ‘Natuurlijke voeding’. Nu NUC echter niet heeft weersproken dat voormeld artikel op de website van [eiseres sub 1] c.s. staat waarop is aangegeven dat het is geschreven door [eiseres sub 1] c.s., is het voldoende aannemelijk geworden dat het auteursrecht aan [eiseres sub 1] c.s. toebehoort. Bovendien heeft NUC haar verweer niet onderbouwd, terwijl gesteld noch gebleken is dat een ander auteursrechthebbende is ten aanzien van voormeld artikel.
4.2. NUC heeft erkend dat, indien er sprake is van een aan [eiseres sub 1] c.s. toebehorend auteursrecht, NUC daarop inbreuk heeft gemaakt, hetgeen in het navolgende als uitgangspunt zal gelden. Deze inbreuk kan worden toegerekend aan NUC, nu het bewuste artikel in haar krant is geplaatst. Bovendien heeft [eiseres sub 1] c.s. ter zitting onweersproken aangevoerd dat in het artikel wordt verwezen naar ‘onze pagina’. Deze verwijzing had voor NUC dan wel één van haar redacteuren aanleiding moeten zijn om aan de freelancer, die het artikel aanleverde, te vragen naar welke (internet)pagina werd verwezen, terwijl NUC vervolgens ook de originaliteit van het artikel had moeten onderzoeken. Dit geldt te meer, nu er geen naam van een auteur onder het in HP Vakblad geplaatste artikel staat.
4.3. [eiseres sub 1] c.s. heeft allereerst gevorderd NUC te bevelen zich te onthouden van het maken van inbreuken op het auteursrecht van [eiseres sub 1] c.s., waarmee eigenlijk een verbod als voorlopige voorziening wordt gevorderd. Dit verbod kan enkel worden toegewezen indien [eiseres sub 1] c.s. daarbij voldoende belang heeft. Dit is het geval, nu NUC reeds een inbreuk heeft gemaakt op een aan [eiseres sub 1] c.s. toebehorend auteursrecht. Bovendien heeft de directeur van NUC ter zitting aangegeven dat een groot aantal artikelen bij NUC wordt aangeleverd door freelancers, hetgeen ondanks alle zorgvuldigheid van haar redacteuren enkele malen eerder tot een inbreuk op een auteursrecht heeft geleid. NUC zal derhalve worden verboden inbreuk te maken op aan [eiseres sub 1] c.s. toebehorende auteursrechtelijke werken, waaronder dvd’s, boeken, tijdschriftartikelen en artikelen op de website van [eiseres sub 1] c.s. De gevorderde dwangsom is eveneens voor toewijzing vatbaar met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna in het dictum onder 5.2. te vermelden.
4.4. De onder 2 gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat. Voorafgaande aan de beoordeling van de aannemelijkheid van het onder 2 gevorderde overweegt de voorzieningenrechter dat er weinig is aangevoerd door [eiseres sub 1] c.s. ter onderbouwing van haar spoedeisend belang, terwijl NUC niet heeft aangevoerd dat er een restitutierisico bestaat.
4.5. [eiseres sub 1] c.s. heeft ter adstruering van het onder 2 gevorderde onderscheid gemaakt tussen het verlies aan omzet en de immateriële schade. Met betrekking tot het verlies aan omzet heeft [eiseres sub 1] c.s. gesteld dat door het plaatsen van het artikel ‘Natuurlijke voeding’ in HP Vakblad minder mensen dit artikel lezen op de website van [eiseres sub 1] c.s. Dit heeft nadelige gevolgen voor de omzet van [eiseres sub 1] c.s., nu de lezer van HP Vakblad niet wordt gewezen op het boek ‘[eiseres sub 1]’, hetgeen wel het geval is op de website van [eiseres sub 1] c.s. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres sub 1] c.s. echter onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat het artikel op haar website minder wordt gelezen. Voorts is het niet voldoende aannemelijk geworden dat er een causaal verband bestaat tussen het geplaatste artikel in HP Vakblad en de door [eiseres sub 1] c.s. gestelde verminderde raadpleging van het artikel op haar website. Dit betekent eveneens dat met onvoldoende zekerheid gezegd kan worden dat er een verband bestaat tussen het plaatsen van het artikel in HP Vakblad en het door [eiseres sub 1] c.s. gestelde verlies aan omzet, te meer nu [eiseres sub 1] c.s. niet heeft weersproken dat ook op andere plaatsen op haar website wordt verwezen naar haar boek. Gelet op het voorgaande is het niet in hoge mate aannemelijk dat in een bodemprocedure NUC veroordeeld zal worden tot betaling van materiële schadevergoeding aan [eiseres sub 1] c.s. Overigens merkt de voorzieningenrechter in dit kader nog op dat door [eiseres sub 1] c.s. ter zitting is aangevoerd dat de verkoop van het boek van verschillende factoren afhankelijk is en onder andere seizoensgebonden is. Het is derhalve moeilijk om in kort geding zonder nader onderzoek aan te geven wat de omvang van de mogelijke materiële schade van [eiseres sub 1] c.s. is.
4.6. [eiseres sub 1] c.s. heeft voorts aangevoerd dat haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 Auteurswet 1912 zijn geschonden. NUC heeft niet weersproken dat de lay-out van het artikel is aangepast en dat onder het artikel in HP Vakblad niet de naam van de auteur is geplaatst, waarmee er inderdaad sprake is van een schending van de persoonlijkheidsrechten van [eiseres sub 1] c.s. Door [eiseres sub 1] c.s. is aangevoerd dat zij hierdoor immateriële schade heeft geleden. Zij heeft echter onvoldoende onderbouwd waar deze schade uit bestaat en wat de nadelige gevolgen zijn voor [eiseres sub 1] c.s. door de (geringe) aanpassingen van de lay-out en het weglaten van de naam van de auteur. [eiseres sub 1] c.s. heeft enkel aangegeven dat de kans zou bestaan dat de lezer van het artikel zou kunnen denken dat [eiseres sub 1] c.s. het bewuste artikel heeft overgenomen van NUC waardoor haar eer en goede naam zou worden aangetast. Zij heeft echter niet aangevoerd dat dit ook inderdaad is voorgevallen. Ook ten aanzien van de gevorderde immateriële schade geldt derhalve dat het onvoldoende zeker is dat deze in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.7. NUC heeft ter zitting verschillende keren aangegeven bereid te zijn een rectificatie te plaatsen in HP Vakblad. Zij heeft daar echter aan toegevoegd dat de door [eiseres sub 1] c.s. verzochte rectificatie te ver gaat, welke stelling zij echter niet heeft onderbouwd. NUC zal daarom veroordeeld worden om een rectificatie, zoals verwoord in rechtsoverweging 2.6., te plaatsen op een duidelijke plaats in het redactionele gedeelte van de eerstvolgende uitgave van HP Vakblad. Daarbij zal NUC derhalve ook moeten verwijzen naar de website van [eiseres sub 1] c.s., nu [eiseres sub 1] c.s. onweersproken heeft aangevoerd dat dit voor haar essentieel is gelet op de omstandigheid dat het boek enkel via de website wordt verkocht. De in dit kader gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, zoals hierna in het dictum vermeld.
4.8. Op grond van artikel 1019h Rv kan in zaken betreffende rechten van intellectueel eigendom de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld worden in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Het door [eiseres sub 1] c.s. in dit kader gevorderde bedrag van EUR 4.571,25 kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als onredelijk en onevenredig worden aangemerkt, terwijl NUC voorts niet voldoende steekhoudend verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van dit bedrag. NUC zal derhalve als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de werkelijke kosten van [eiseres sub 1] c.s. ten bedrage van EUR 4.571,25 worden veroordeeld.
4.9. Ten slotte zal de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv (tot 1 mei 2007 artikel 260 Rv) worden gesteld op zes maanden, zoals hierna in het dictum vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt NUC inbreuk te maken op aan [eiseres sub 1] c.s. toebehorende auteursrechtelijke werken, waaronder dvd’s, boeken, tijdschriftartikelen en artikelen op de website van [eiseres sub 1] c.s.;
5.2. bepaalt dat NUC voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eiseres sub 1] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 10.000,-, tot een maximum van EUR 100.000,-;
5.3. bepaalt dat NUC een rectificatie plaatst op een duidelijke plaats in het redactionele gedeelte van de eerstvolgende uitgave van HP Vakblad voor de complete paardenbranche overeenkomstig de in rechtsoverweging 2.6. opgenomen bewoordingen;
5.4. bepaalt dat NUC indien zij in strijd handelt met het onder 5.3. bepaalde, aan [eiseres sub 1] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 25.000,-;
5.5. bepaalt de termijn in de zin van artikel 1019i Rv op zes maanden;
5.6. veroordeelt NUC in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. tot op heden begroot op EUR 4.571,25;
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2007.