ECLI:NL:RBZLY:2007:BC2150

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
139072 - KG ZA 07-516
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Zomer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening in kort geding met betrekking tot conservatoir beslag door buitenlandse partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 december 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F.H.M. van Haastert, en de buitenlandse gedaagde, Walcon Marine Limited, die niet is verschenen. Eiser vorderde onder andere de opheffing van conservatoire beslagen die door gedaagde waren gelegd op onroerende zaken en derden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van eiser. De dagvaarding was op correcte wijze betekend aan het kantoor van de advocaat van gedaagde, waar gedaagde domicilie had gekozen in het kader van een verzoek om beslagverlof.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisvermeerdering die eiser tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaan, niet in overeenstemming was met de goede procesorde, omdat gedaagde niet in het geding was verschenen. Desondanks heeft de rechtbank de vordering van eiser grotendeels toegewezen. Gedaagde werd veroordeeld om binnen 24 uur na het vonnis het conservatoire beslag op de onroerende zaak op te heffen, met een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van EUR 100.000,00. Tevens werd gedaagde verboden om opnieuw conservatoir beslag te leggen voor vorderingen die verband houden met de geschillen tussen partijen, met dezelfde dwangsomvoorwaarden.

De proceskosten aan de zijde van eiser werden begroot op EUR 848,85, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. Zomer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 139072 / KG ZA 07-516
Vonnis in kort geding van 11 december 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaat mr. P.J. Arentshorst te Leiden,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Engeland
WALCON MARINE LIMITED,
gevestigd te Hampshire,
gedaagde,
niet verschenen.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de fax van mr. D.M. Lamers, advocaat te Eindhoven, d.d. 3 december 2007
- de mondelinge behandeling
- de vermeerdering van eis
- het tegen gedaagde verleende verstek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De beoordeling
In dit geding is in voldoende mate gebleken van het spoedeisend belang van eiser bij zijn vordering.
Eiser vordert – na vermeerdering van eis –:
* gedaagde te veroordelen om binnen 24 uur na het ten deze te vonnis het conservatoire beslag op de onroerende zaak gelegen te ([postcode]) [plaats], gemeente [gemeente] op het adres [adres] en het conservatoire derdenbeslag onder de coöperatie Coöperatieve Rabobank Den Haag en omstreken U.A., statutair gevestigd en kantoorhoudende te (2594 AB) te ’s-Gravenhage aan het adres Bezuidenhoutseweg 5 op te heffen, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat gedaagde daarmee in gebreke blijft,
* gedaagde te verbieden om ten laste van eiser opnieuw conservatoir beslag te doen leggen voor vorderingen voortvloeiende uit dan wel verband houdende met de geschillen die partijen verdeeld houden totdat in de geëntameerde of te entameren gerechtelijke procedures op die geschillen tussen partijen is beslist, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat gedaagde zich niet aan dit verbod houdt,
* uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit kort geding.
Bij gebreke van betwisting door gedaagde staat het door eiser feitelijk aan de vordering ten grondslag gelegde vast.
Domiciliekeuze
Uit de stukken is gebleken dat eiser gedaagde heeft doen dagvaarden door betekening van de dagvaarding aan het kantoor van mr. D.M. Lamers op welk kantoor gedaagde ter zake van het verzoek om beslag te mogen leggen, domicilie had gekozen.
Aan de orde is de vraag of tegen gedaagde verstek kan worden verleend, in het bijzonder of de dagvaarding op de juiste wijze is betekend, in verband waarmee tevens van belang is of een voldoende termijn in acht is genomen, zulks uit een oogpunt van een behoorlijke procesorde. Vooropgesteld dient te worden dat een conservatoir beslag als het onderhavige de strekking heeft om in een executoriale fase te komen nadat door de geadieerde rechter een veroordelend vonnis is uitgesproken. Dan gaat dit beslag over in de executoriale fase, waaruit voortvloeit dat de gedane woonplaatskeuze in het beslagrekest, en in het beslagexploit, de woonplaatskeuze wordt waarop art. 63 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) doelt. Hieruit vloeit weer voort dat zo al niet rechtstreeks dan toch analoog aan de regeling ex art. 63 Rv een dagvaarding in het geding tot opheffing van het beslag aan de gekozen woonplaats in het beslagrekest kan worden betekend.
Bij een en ander komt dat het in casu gaat om een buitenlandse persoon die beslag had gelegd en die thans in rechte wordt betrokken. Andersluidende uitleg van de betreffende wetsbepalingen zou meebrengen dat zonder noodzaak omslachtige betekeningswijzen gekozen moeten worden, die vertraging van het geding opleveren, terwijl de aard van de procedure tot opheffing van conservatoire beslagen intrinsiek spoedeisend is.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat tegen de niet verschenen gedaagde verstek wordt verleend.
Vermeerdering van eis
Eiser heeft ter mondelinge behandeling zijn eis vermeerderd, in die zin dat hij - naast de bij dagvaarding al gevorderde veroordeling van gedaagde tot opheffing van het conservatoire beslag op de onroerende zaak van eiser - vordert dat gedaagde tevens wordt veroordeeld tot opheffing van het conservatoire derdenbeslag onder de Coöperatieve Rabobank Den Haag en omstreken U.A.
Art. 130 lid 1 Rv – dat in beginsel ook op de kort-gedingprocedure van toepassing is - bepaalt onder meer dat eiser bevoegd is zijn eis schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te vermeerderen. Eiser heeft zijn eis echter mondeling ter zitting vermeerderd. Nu art. 130 lid 2 Rv bovendien bepaalt dat indien een partij niet in het geding is verschenen een vermeerdering van eis tegen die partij is uitgesloten, tenzij eiser bij exploot deze vermeerdering van eis tijdig bij exploot aan gedaagde kenbaar heeft gemaakt, waarvan niet is gebleken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze eisvermeerdering in strijd is met de goede procesorde. De voorzieningenrechter zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna in het dictum te vermelden.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding EUR 70,85
- vast recht 251,00
- salaris procureur 527,00
Totaal EUR 848,85
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt gedaagde om binnen 24 uur na dit vonnis het conservatoire beslag op de onroerende zaak gelegen te ([postcode]) [plaats], gemeente [gemeente] op het adres [adres] op te heffen,
bepaalt dat gedaagde voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 3.1 bepaalde, aan eiser een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00, tot een maximum van EUR 100.000,00,
verbiedt gedaagde om ten laste van eiser opnieuw conservatoir beslag te doen leggen voor vorderingen voortvloeiende uit dan wel verband houdende met de geschillen die partijen verdeeld houden totdat in de geëntameerde of te entameren gerechtelijke procedures op die geschillen tussen partijen is beslist,
bepaalt dat gedaagde voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 3.3 bepaalde, aan eiser een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,00, tot een maximum van EUR 100.000,00,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op EUR 848,85,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Zomer en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2007.
Als bij dit vonnis een vordering tegen u is toegewezen, kunt u bij de rechtbank daartegen in verzet komen. Het verzet moet namens u door een advocaat worden ingesteld. Voor het instellen van dit rechtsmiddel geldt slechts een korte termijn. Als u in verzet wilt komen, dient u zich dus zo spoedig mogelijk tot een advocaat te wenden.
Mocht u op grond van onvoldoende financiële draagkracht niet in staat zijn de kosten daarvan te dragen, dan kunt u wellicht aanspraak maken op toevoeging van een bij de raad voor rechtsbijstand ingeschreven advocaat. Inlichtingen daarover zijn te verkrijgen bij het Juridisch Loket. Over de adressen en spreekuren van het Juridisch Loket zijn inlichtingen te verkrijgen bij de griffies van rechtbanken.
N.B. Zolang op het verzet niet is beslist, blijft het vonnis van kracht en zal het in het algemeen ook door de deurwaarder ten uitvoer kunnen worden gelegd.