vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 131074 / HA ZA 07-440
Vonnis van 10 oktober 2007
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in het verzet,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. drs. H.A. Pasveer te ‘s-Hertogenbosch,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE RAALTE,
zetelend te [woonplaats],
gedaagde in het verzet,
procureur mr. W.E.M. Klostermann.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente Raalte genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert sinds 1996 een recreatiebedrijf genaamd “[recreatiebedrijf]” op het grondgebied van de Gemeente Raalte. De activiteiten die [eiser] in dat kader ontplooit zijn in strijd met het aldaar geldende bestemmingsplan.
2.2. De Gemeente Raalte heeft op 16 februari 2007 tegen [eiser] een bedwangbevel uitgevaardigd tot een bedrag van EUR 38.000,--, zulks onder de aanzegging van de wettelijke rente daarover met ingang van de derde dag na betekening, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van 15%. Het dwangbevel is aan [eiser] betekend op 22 februari 2007.
2.3. Voorafgaand aan dit dwangbevel heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Raalte (hierna: het college) bij besluit van 1 december 2005 [eiser] gelast op straffe van bestuursdwang van het perceel [adres] te [woonplaats] een aantal bouwwerken te verwijderen. Bij besluit van 21 april 2006 heeft het college het door [eiser] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de last tot bestuursdwang aangevuld, inhoudende dat [eiser] op straffe van een dwangsom wordt gelast het gebruik van een aantal gebouwen te beëindigen. Bij uitspraak van 14 juli 2006 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad het door [eiser] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 april 2007 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd. [eiser] heeft zich thans gewend tot het Europese Hof voor de Rechten van de Mens met het verzoek te oordelen dat sprake is van schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met het verzoek de Staat der Nederlanden te veroordelen om aan hem een billijke genoegdoening te voldoen.
2.4. Op 9 augustus 2006 heeft [eiser] een verzoek om vrijstelling ingevolge artikel 19 lid 1 Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) ingediend bij de Gemeente Raalte. Bij besluit van 18 oktober 2006 heeft de Gemeente Raalte de gevraagde vrijstelling geweigerd. Bij bezwaarschrift van 9 november 2006 heeft [eiser] hiertegen bezwaar gemaakt. De commissie Bezwaarschriften van de Gemeente Raalte heeft geadviseerd om het bezwaarschrift van [eiser] gegrond te verklaren en alsnog te overwegen of vrijstelling kan worden verleend.
2.5. [eiser] heeft tot op heden niet voldaan aan de last van de Gemeente Raalte.
3.1. [eiser] vordert samengevat – dat de rechtbank het dwangbevel van 16 februari 2007 buiten effect zal stellen, met veroordeling van de Gemeente Raalte in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] stelt dat niet kan worden overgegaan tot invordering van dwangsommen gelet op het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 21 maart 2001 (JB 2001/165), waarin werd beslist dat in strijd wordt gehandeld met het evenredigheidsbeginsel wanneer de invordering onevenredig is in verhouding tot het met de dwangsombeschikking beoogde doel. Volgens [eiser] is de aan hem opgelegde dwangsom onevenredig doordat de Gemeente Raalte steeds liet weten dat inhoudelijke besluitvorming ten aanzien van “[recreatiebedrijf]” (nog) zou plaats vinden; bovendien heeft de Gemeente Raalte op onjuiste gronden vrijstelling van het bestemmingsplan geweigerd die door [eiser] was aangevraagd.
3.3. In de handhavingsprocedure die heeft geleid tot de litigieuze dwangsom is door de Gemeente Raalte geen oordeel gegeven ten aanzien van de vraag of “[recreatiebedrijf]” kon worden gelegaliseerd. [eiser] stelt dat de Gemeente Raalte thans een beslissing op een daartoe door [eiser] ingediend bezwaarschrift dient te nemen ten aanzien van legalisatie: [eiser] is van mening dat legalisatie mogelijk is en dat het in strijd is met het evenredigheidsbeginsel om nu dwangsommen te vorderen terwijl nog moet worden beslist over de mogelijkheid van legalisatie.
3.4. Het is naar het inzicht van [eiser] onjuist zonder inhoudelijk oordeel een bedrijf te sluiten op grond van het EVRM. De rechter dient te toetsen aan de eisen van “fair balance” en proportionaliteit. Volgens [eiser] is er aanleiding de onderhavige procedure aan te houden om een oordeel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens af te wachten.
3.5. Door [eiser] wordt ten slotte aangevoerd dat de invorderingskosten van het dwangbevel van 15% niet juist zijn berekend en daarnaast in geen enkele verhouding staan tot de daadwerkelijk gemaakte kosten van invordering: deze kosten kunnen slechts betrekking hebben op het opstellen van het exploit van de Gemeente Raalte.
3.6. De Gemeente Raalte voert verweer. Betoogd wordt dat de burgerlijke rechter dient uit te gaan van de volledige rechtsgeldigheid van de last onder dwangsom, alsook van al hetgeen aan feiten en omstandigheden door de bestuursrechter is vastgesteld. Het betoog van [eiser] dat de Gemeente Raalte zou hebben gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur is niet relevant, nu de bestuursrechter deze argumentatie reeds heeft meegewogen in zijn oordeel. In deze procedure is volgens de Gemeente Raalte slechts de vraag aan de orde of [eiser] tijdig uitvoering heeft gegeven aan de last, en de ingevorderde dwangsommen heeft verbeurd. De Gemeente Raalte stelt zich op het standpunt dat deze last niet tijdig is uitgevoerd en dat de dwangsommen dientengevolge verschuldigd zijn geworden. Uit de uitspraak van de Raad van State van 11 april 2007 volgt dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond en dat er geen toezeggingen door de Gemeente Raalte aan [eiser] zijn gedaan.
3.7. Het vonnis van de rechtbank Leeuwarden waar [eiser] een beroep op heeft gedaan, is door het Hof Leeuwarden vernietigd bij arrest van 27 februari 2002 (rolnummer 0100194), zodat [eiser] daar geen beroep op kan doen.
3.8. De Gemeente Raalte stelt voorts dat de door [eiser] opgeworpen vraag in hoeverre activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan, in de toekomst kunnen worden gerealiseerd niet relevant is in deze procedure. Overigens staat voor de Gemeente Raalte allerminst vast dat er enige legalisatie van de activiteiten van [eiser] zal kunnen komen. Volgens de Gemeente Raalte is in de handhavingsprocedure reeds meegewogen of er concreet zicht is op legalisatie. Zodra [eiser] alle gevraagde gegevens heeft aangeleverd zal op zijn verzoek tot legalisatie worden beslist.
3.9. De kosten van invordering zijn volgens de Gemeente Raalte juist berekend. De Gemeente Raalte heeft zich genoodzaakt gezien om interne ambtelijke en bestuurlijke overleggen te voeren, aanmaningen te verzenden, een dwangbevel op te stellen en een deurwaarder in te schakelen; volgens de Gemeente Raalte is een forfaitair bedrag van 15% van de hoofdsom niet buitensporig.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In deze procedure is aan de orde de vraag of de Gemeente Raalte op goede gronden tot invordering van de dwangsom is overgegaan.
4.2. Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat in de onderhavige procedure tot verzet tegen een dwangbevel zij gelet op uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 april 2007 uitgaat van de rechtmatigheid van de beschikking tot verbeurte van een dwangsom.
4.4. In dit geding moet als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] niet heeft voldaan aan de aanschrijvingen van de Gemeente Raalte. De Gemeente Raalte is daarom in beginsel gerechtigd om de verbeurde dwangsommen bij dwangbevel te vorderen. De vraag die in deze procedure uitsluitend aan de orde kan komen is de vraag of de Gemeente Raalte onrechtmatig handelt jegens [eiser] door over te gaan tot invordering van deze dwangsom.
4.5. Het standpunt van [eiser], inhoudende dat legalisatie van “[recreatiebedrijf]” mogelijk is en dat het invorderen van dwangsommen in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, kan in het licht van overweging 4.4 van dit vonnis niet worden gevolgd. Een inhoudelijke toets heeft reeds plaatsgevonden in de bestuursrechtelijke procedure die is voorafgegaan aan het dwangbevel. Het is niet aan de burgerlijke rechter opnieuw tot waardering van het feitencomplex over te gaan.
4.6. Indien en voor zover [eiser] mocht bedoelen dat invordering van de dwangsom, met het oog op mogelijke toekomstige legalisatie, onrechtmatig is jegens hem, moet worden geconstateerd dat [eiser] daartoe enerzijds onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, en anderzijds dat de Gemeente Raalte de stellingname van [eiser] gemotiveerd heeft weersproken. De rechtbank is van oordeel dat eventuele toekomstige legalisatie van “[recreatiebedrijf]” niet zonder meer aannemelijk is. Weliswaar heeft de commissie Bezwaarschriften van de Gemeente Raalte geoordeeld dat door de Gemeente Raalte niet wordt bestreden dat er mogelijkheden zijn voor het inpassen van “[recreatiebedrijf]” en dat inhoudelijke besluitvorming daaromtrent naar de toekomst wordt geschoven, doch de Gemeente Raalte heeft onweersproken gesteld niet aan dergelijke besluitvorming toe te kunnen komen dan nadat door [eiser] bepaalde gegevens worden aangeleverd. Het betreft hier onder meer gegevens ten aanzien van de door [eiser] beoogde ontwikkeling en omvang van zijn bedrijvigheid, ruimtelijke inpassing en verkeersaspecten.
4.7. Het impliciete verzoek van [eiser] om de onderhavige procedure aan te houden totdat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zal hebben beslist op zijn verzoek zal door de rechtbank worden gepasseerd. Het is niet duidelijk wat [eiser] – in het kader van de onderhavige procedure – anders dan uitstel verwacht te bereiken: immers, een uitspraak van het Hof waarin een eventuele schending van het EVRM mocht worden vastgesteld, leidt in dit geval niet tot vernietiging van de uitspraak van de Raad van State d.d. 11 april 2007 of tot vernietiging van de besluitvorming door de Gemeente Raalte, dan wel aantasting van de formele rechtskracht van deze uitspraak of besluitvorming.
4.8. Ten slotte heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen de kosten van invordering van 15% (EUR 6.783,--), welke staan vermeld in het dwangbevel en in het deurwaardersexploit. Bij conclusie van antwoord heeft de Gemeente Raalte toegelicht dat deze kosten zien op interne ambtelijke en bestuurlijke overleggen, het verzenden van aanmaningen, het opstellen van het dwangbevel en het inschakelen van de deurwaarder.
4.9. Krachtens artikel 5:33 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) kunnen de kosten ten aanzien van de invordering worden gevorderd, waaronder onder meer vallen de kosten van het deurwaardersexploit waarbij het dwangbevel is betekend alsmede de verdere kosten die de deurwaarder heeft moeten maken. Die kosten dienen in het dwangbevel te worden gespecificeerd en uit het dwangbevel dient te blijken welk bedrag terzake wordt ingevorderd, zodat vervolgens in rechte kan worden gedebatteerd over de vraag of deze kosten al dan niet te hoog zijn. Weliswaar wordt in het dwangbevel melding gemaakt van de kosten van invordering ad 15%, maar een onderbouwing van die kosten wordt niet gegeven. Uit het deurwaardersexploit van 22 februari 2007 wordt evenmin duidelijk welke kosten in het kader van de invordering zijn gemaakt, anders dan het uitbrengen van het exploit zelf. Uit het vorengaande vloeit voort dat slechts de kosten van het uitbrengen van het exploit ad EUR 81,16 kunnen worden ingevorderd.
4.10. [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente Raalte worden begroot op:
- vast recht 251,00
- salaris procureur 1.158,00(2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.409,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. stelt het dwangbevel van 16 februari 2007 buiten werking, voor zover daarbij een hoger bedrag dan EUR 81,16 aan incassokosten is gevorderd; verklaart het verzet in zoverre gegrond,
5.2. verklaart het verzet voor het overige ongegrond,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Raalte tot op heden begroot op EUR 1.409,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2007.