vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 128128 / HA ZA 07-26
Vonnis van 3 oktober 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCTROOIBUREAU [A] B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres,
procureur mr. J.F. Smallenbroek,
advocaat mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. C.F. Roza,
advocaat mr. J.G. Wattilete te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Octrooibureau [A] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In opdracht van [gedaagde] heeft Octrooibureau [A] voor [gedaagde] werkzaamheden verricht voor het verkrijgen van een octrooi voor “de werkwijze voor het in het haar vastmaken van een streng” (verder: het eerste octrooi dan wel de eerste octrooiaanvraag) en voor een “kapperstoel” (verder het tweede octrooi dan wel de tweede octrooiaanvraag) verzorgd. De door Octrooibureau [A] in verband met door haar verrichte werkzaamheden verzonden facturen zijn tot een bedrag van EUR 8.302,69 onbetaald gebleven. Dit bedrag is als volgt gespecificeerd:
DatumFactuur
nummerBedragreferentieOmschrijving zoals vermeld op factuur24 november 20051105.172EUR 2.137,30 90.446 BE, 90.446 DENaslaan actuele wettelijke bepalingen, diverse correspondentie met Belgische agent en Duitse Octrooiraad (DPMA), vervaardigen Duitse vertaling, verzend- en kopiekosten, telefonische bespreking met DPMA, betalen officiële kosten, regelen domiciliekeuze, brief van heden met declaratie5 december 20051205.177EUR 3.882,38 10.422Diverse correspondentie en telefonische besprekingen met u en Mr. [X] (gerekend slechts 1,5 uur); studie en bespreking 6 okt. (1,5 uur), voorbereidende studie inzake kort geding 28, 29 en 30 nov. (6,5 uur); reistijd en bijwonen kort geding te Den Haag (5 uur) op 30 nov. 20056 december 20051205.178EUR 1.348,05 20.1200.156/90.446NL/90.446BE/90.446DE - CK/mjkKosten i.v.m. betaling instandhoudingstaksen van Nederlandse octrooi 1017056, EP-NL 1221289 EP-BE 1221289, EP-DE 1221289 6 mei 20050505.073EUR 1.916,90 501.201.198[verzamelfactuur - rechtbank]23 augustus 20050805.121EUR 313,18 90.446/NL[verzamelfactuur - rechtbank]23 augustus 20050805.122EUR 1.204,88 10.422[verzamelfactuur - rechtbank]24 november 20051105.173EUR 2.500,00 20.404Opstellen en toezenden concept Nederlandse octrooiaanvrage, telefonisch overleg, brief van heden met declaratieSubtotaalEUR 13.302,69 betaaldEUR 5.000,00SaldoEUR 8.302,69
3. Het geschil
3.1. De vordering van Octrooibureau [A] strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Octrooibureau [A] van een bedrag van EUR 9.070,69, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over een bedrag van EUR 8.302,69 vanaf de diverse vervaldata der facturen tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Aan de vordering heeft Octrooibureau [A] - samengevat - ten grondslag gelegd dat, gelet op de aan haar door [gedaagde] verstrekte en deugdelijk uitgevoerde opdrachten, [gedaagde] gehouden is de met deze opdrachten corresponderende facturen te voldoen.
3.2. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De stelling van [gedaagde] dat hij geen opdracht tot het doen van een Europese octrooiaanvraag heeft verstrekt terzake het eerste octrooi zal, gelet op de gemotiveerde bestrijding daarvan door Octrooibureau [A], worden gepasseerd. Uit de als productie 10 door Octrooibureau [A] in het geding gebrachte brieven blijkt dat partijen hebben gecommuniceerd over een Europese octrooiaanvraag. De met de brief van 8 juni 2004 (productie 11 van Octrooibureau [A]) onderbouwde stelling van Octrooibureau [A] dat [gedaagde] heeft verzocht om bespoediging van de Europese octrooiaanvraag in verband met een mogelijk aanstaande inbreuk door SES Nederland B.V., is door [gedaagde] niet weersproken. Dit verzoek van [gedaagde] om bespoediging laat zich zonder nadere - niet door [gedaagde] gegeven - verklaring niet rijmen met de stelling van [gedaagde] dat hij bovengenoemde opdracht niet heeft verstrekt. Dat [gedaagde], nadat hem was gebleken dat Octrooibureau [A] doende was een Europese aanvraag te verzorgen, (anders dan als verweer in deze procedure) Octrooibureau [A] erop heeft gewezen dat hij daartoe geen opdracht had gegeven is gesteld noch gebleken.
4.2. Ook de stelling van [gedaagde] dat hij geen opdracht heeft verstrekt aan Octrooibureau [A] om hem bij te staan bij de kortgeding procedure, moet in het licht van de gedingstukken als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
Onweersproken zijn de stellingen van Octrooibureau [A] dat [A] bij de bespreking met de advocaat van [gedaagde] ter voorbereiding op het kort geding aanwezig was en [gedaagde] tezamen met [A] in een auto naar de zitting is gereden en Octrooibureau [A] bij deze zitting [gedaagde] heeft bijgestaan.
Niet valt in te zien dat zulks zonder de instemming van [gedaagde] zou zijn gebeurd. Dat brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat Octrooibureau [A] haar werkzaamheden ten behoeve van voornoemd kort geding in opdracht van [gedaagde] heeft verricht.
4.3. Partijen hebben uitgebreid gedebatteerd over de vraag of Octrooibureau [A] wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld. De beantwoording van deze vragen kan echter worden daargelaten, aangezien [gedaagde] aan zijn stelling dat sprake is van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, geen rechtsgevolgen heeft verbonden.
[gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat hij schade heeft geleden maar hij heeft niet gesteld dat hij deze schade wenst te verhalen op Octrooibureau [A], laat staan dat hij zich op verrekening heeft beroepen. Hij heeft evenmin ontbinding van enige overeenkomst met Octrooibureau [A] ingeroepen en nakoming van ongedaanmakingsverbintenissen verlangd.
Daarbij wordt nog daargelaten dat [gedaagde] geen enkel inzicht heeft geboden in de hoogte van de schade. Evenmin heeft hij het bestaan van schade op enigerlei wijze onderbouwd.
Blijkbaar huldigt [gedaagde] de opvatting dat indien sprake is van wanprestatie of onrechtmatige daad van de wederpartij, vorderingen van deze partij niet (meer) behoeven te worden voldaan. Een dergelijke rechtsregel kent het Nederlandse recht echter niet.
4.4. [gedaagde] heeft voorts gesteld dat Octrooibureau [A] een (niet overeengekomen) uurtarief van EUR 225,00 hanteert. Ook indien niet (expliciet) dit uurbedrag overeen is gekomen, leidt dat niet tot afwijzing van de vordering. Immers, indien de hoogte van het loon niet is bepaald, is een opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd (artikel 7:406 tweede lid BW). [gedaagde] heeft niet gesteld dat het door Octrooibureau [A] gehanteerde uurtarief ongebruikelijk of onredelijk is en dus een op grond van dit artikel alsnog vastgesteld uurtarief lager zal zijn dan het door Octrooibureau [A] gehanteerde uurtarief. De rechtbank gaat er bij die stand van zaken vanuit dat een op de voet van voornoemde maatstaf vast te stellen uurtarief tenminste gelijk is aan het door Octrooibureau [A] gehanteerde uurtarief.
4.5. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de facturen onvoldoende zijn gespecificeerd. Gelet op de omschrijvingen zoals deze op de door Octrooibureau [A] in het geding gebracht facturen zijn vermeld, acht de rechtbank de specificatie van de facturen voldoende. Overigens, zo al zou moeten worden geoordeeld dat de facturen niet voldoende zijn gespecificeerd, dan zou dat niet tot afwijzing van de vorderingen hebben geleid, aangezien [gedaagde] niet heeft gesteld - en de gedingstukken ook geen aanleiding geven voor de conclusie - dat Octrooibureau [A] de werkzaamheden waarop deze facturen betrekking hebben, niet heeft verricht.
De stelling van [gedaagde] dat de kosten van Octrooibureau [A] voor de werkzaamheden ten behoeve van het kort geding te hoog zijn is in het geheel niet geadstrueerd en dient, in het licht van de specificatie van factuurnummer 1205.177 (rechtsoverweging ?2.1) en gelet op rechtsoverweging ?4.4 te worden gepasseerd.
Nu, zoals is overwogen in rechtsoverweging ?4.2, de rechtbank ervan uitgaat dat [gedaagde] aan Octrooibureau [A] opdracht heeft gegeven om bijstand te verlenen bij het kort geding, moet tot uitgangspunt worden genomen dat de door Octrooibureau [A] in rekening gebrachte kosten voor deze werkzaamheden door [gedaagde] dienen te worden voldaan, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Dat laatste is gesteld noch gebleken. Dat brengt mee dat, los van de vraag of Octrooibureau [A] wanprestatie c.q. een onrechtmatige daad heeft gepleegd, [gedaagde] deze kosten dient te voldoen.
4.6. Aangezien hetgeen Octrooibureau [A] naar voren heeft gebracht, de vordering tot betaling van de hoofdsom kan dragen en de verweren van [gedaagde] geen hout snijden, zal deze vordering worden toegewezen. Gelet op de toewijzing van de vordering tot betaling van de hoofdsom, zullen de vorderingen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en rente eveneens worden toegewezen, nu [gedaagde] tegen die vorderingen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd.
4.7. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Octrooibureau [A] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 78,32
- vast recht 296,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.142,32
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Octrooibureau [A] te betalen een bedrag van EUR 9.070,69 (negenduizendzeventig euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 8.302,69 telkens vanaf de vervaldata der onderscheidenlijke facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Octrooibureau [A] tot op heden begroot op EUR 1.142,32, alsmede vermeerderd met een bedrag van EUR 131,00 voor nakosten zonder betekening van dit vonnis, dan wel EUR 199,00 in geval van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten berekend vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2007.