ECLI:NL:RBZLY:2007:BC7041

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
132868 - HA ZA 07-710
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele vordering tot het opmaken van een boedelbeschrijving in een hoofdprocedure strekkende tot boedelscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 december 2007 uitspraak gedaan in een incident betreffende een provisionele vordering tot het opmaken van een boedelbeschrijving in het kader van een hoofdprocedure tot boedelscheiding. De eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. M.G. Hees, heeft verzocht om een boedelbeschrijving van het vermogen van beide partijen, met specifieke peildata voor de waardering van de goederen. De gedaagde, vertegenwoordigd door procureur mr. J.H. van den Berg, heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van artikel 672, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een bevel tot boedelbeschrijving kan worden verzocht. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres gevorderde boedelbeschrijving deel uitmaakt van de door haar gevorderde boedelscheiding en dat er voldoende belang is bij de vordering, ook al is er geen spoedeisend belang vereist voor een provisionele vordering. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de boedelbeschrijving door notaris mr. J.D. de Jongh te Dronten, met inachtneming van de vastgestelde peildata.

De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak en de beslissing omtrent de kosten van het incident aangehouden tot de hoofdzaak is beslist. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, waarbij het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 132868 / HA ZA 07-710
Vonnis in incident van 5 december 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. M.G. Hees,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. J.H. van den Berg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het vaststellen van een voorlopige voorziening,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil
2.1. In de hoofdzaak wordt door [eiseres] verrekening c.q. verdeling van het vermogen gevorderd.
2.2. De incidentele vordering van [eiseres] strekt ertoe om bij wege van voorlopige voorziening:
I. notaris mr. J.D. de Jongh te Dronten op te dragen tot opstelling van een boedelbeschrijving van het vermogen van zowel partijen als de man en de vrouw per – met uitzondering van de voormalige echtelijke woning – 3 mei 2005, subsidiair 24 oktober 2005, en ten aanzien van de woning per 16 januari 2007, subsidiair een in goede justitie te bepalen datum doch niet eerder dan 24 oktober, over te gaan, aan te vangen binnen twee weken na het in deze te wijzen (tussen-)vonnis;
II. de man te veroordelen zijn medewerking, zulks in de ruimste zin van het woord, te geven aan de totstandkoming van de boedelbeschrijving zoals gevorderd onder I.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de vrouw niet geheel bekend is met de omvang – de waarde - van de tot het te verrekenen vermogen behorende goederen.
2.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1. [eiseres] heeft de incidentele vordering tot het opmaken van een boedelbeschrijving door de notaris ingesteld als zijnde een provisionele vordering. In beginsel kan iedere voorziening door ieder van partijen gevorderd worden, mits deze samenhangt met de hoofdzaak en zich leent om als voorlopige voorziening gegeven te worden. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank ziet het verzoek tot het opmaken van een boedelbeschrijving niet op het verkrijgen van een definitieve beslissing over de rechtspositie van partijen, maar wordt er slechts een voorlopige voorziening gevraagd. Buiten het overzicht van het vermogen dat de boedelbeschrijving biedt, heeft een boedelbeschrijving immers verder geen gevolgen voor de verdeling zelf.
3.2. [eiseres] vordert in het incident een boedelbeschrijving en in de hoofdzaak een boedelverdeling tussen partijen. Zodra de huwelijksgemeenschap is ontbonden kan ieder der echtgenoten alsnog de verdeling van de daartoe behorende goederen vorderen, indien echtgenoten over de verdeling van de gemeenschap niet tot overeenstemming kunnen komen. Op vordering van de meest gerede partij kan de verdeling plaatsvinden door de rechter. In art. 3:194, eerste lid, BW is bepaald dat ieder der deelgenoten in een bijzondere gemeenschap als omschreven in art. 189, tweede lid, BW, waaronder de ontbonden huwelijksgemeenschap, kan vorderen dat een verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving. Omdat er in dit artikel wordt gesteld dat de verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving dient dit in die zin opgevat te worden dat de boedelbeschrijving onderdeel uitmaakt van de verdeling zelf. Op grond van de tekst van art. 3:194 lid 1 BW kan daardoor de vordering tot boedelbeschrijving betrokken worden bij de procedure tot verdeling als bedoeld in art. 3:185 BW.
3.3. Buiten de mogelijkheid van een boedelbeschrijving krachtens art. 3:194 BW geven artikel 672 Rv. enerzijds en artikel 768 Rv. anderzijds evenzo een regeling ter verkrijging van een boedelbeschrijving. Op grond van het bepaalde in art. 672, eerste lid, Rv. kan een bevel tot boedelbeschrijving eveneens in een verzoekschriftprocedure worden verzocht bij de kantonrechter. Nu de door [eiseres] verlangde boedelbeschrijving echter onderdeel uitmaakt van de door [eiseres] gevorderde boedelverdeling op grond van art. 3:185 BW, heeft [eiseres] de procedure op dit onderdeel met een juist processtuk, bij de juiste sector van de rechtbank, ingeleid.
3.4. Anders dan met betrekking tot het kort geding, eist art. 223 Rv. geen spoedeisend belang voor het kunnen instellen en toewijzen van een provisionele vordering. Wel dient er een voldoende belang bij een voorlopige voorziening te zijn. Een boedelbeschrijving kan gezien worden als een mogelijkheid voor de gewezen echtgenoten om ook informatie – van de andere echtgenoot – te verkrijgen over alle vermogensbestanddelen van de ontbonden gemeenschap, voorzover één van de echtgenoten daar onvoldoende inzicht in heeft. Art. 1:98 BW geeft immers een verplichting om inlichtingen te verstrekken over het gevoerde bestuur en over de stand van de goederen en schulden van de gemeenschap, dus ook over de saldi van bankrekeningen/leningen ten name van [gedaagde]. De wet stelt bovendien geen hooggespannen voorwaarden aan het belang bij een bevel tot boedelbeschrijving. De artikelen 671 tot en met 675 Rv. betreffende boedelbeschrijving hebben een algemene strekking en gelden voor alle vormen van gemeenschap, geregeld in titel 7 van Boek 3 BW, alsmede voor die bijzondere gemeenschappen waarop krachtens art. 3:189 BW titel 7 niet van toepassing is en waarvoor een afzonderlijke regeling in art. 3:190 tot en met 194 BW is opgenomen. Ingevolge art. 672 lid 3 Rv. wordt een dergelijk bevel gegeven indien de verzoeker zijn recht en belang summierlijk aannemelijk maakt. De omstandigheid dat de ontbonden gemeenschap verdeeld dient te worden kan naar het oordeel van de rechtbank reeds aangemerkt worden als voldoende belang. De betekenis van art. 3:194, eerste lid, BW naast het bepaalde in art. 672 Rv. dient dan ook daarin te worden gezocht dat de boedelbeschrijving moet worden bevolen, indien een deelgenoot in een bijzondere gemeenschap dat verzoekt en dat in andere gevallen de kantonrechter een discretionaire bevoegdheid heeft dit bevel te geven, al naar gelang het belang van verzoeker. Dit betekent dat in dit geval, waarin [eiseres] als deelgenoot in de gemeenschap, een boedelbeschrijving verlangt, het daartoe strekkende bevel dient te worden gegeven.
3.5. Uit art. 3:194 lid 1 BW volgt dat doordat één van de deelgerechtigden dit verlangt, een boedelbeschrijving is voorgeschreven. Met betrekking tot de echtelijke woning zal vooralsnog als peildatum gelden 16 januari 2007, nu [gedaagde] deze datum niet heeft betwist en gezien het uitgangspunt dat de waarde in aanmerking genomen dient te worden op het tijdstip dat zo dicht mogelijk gelegen is bij het tijdstip van verdelen. Als peildatum waarop de samenstelling en de omvang van het resterende te verrekenen vermogen worden bepaald zal het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding gelden. Op 24 oktober 2005 is het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. Nu [gedaagde] deze datum evenmin heeft betwist en niet is gebleken dat partijen hiervan bij op schrift gestelde overeenkomst zijn afgeweken, zal de rechtbank voor wat betreft de boedelbeschrijving van deze datum uitgaan. Overigens merkt de rechtbank op dat de waardebepaling in een boedelbeschrijving niet het gevolg heeft dat bij de verdeling in de hoofdzaak die betreffende waarde ook daadwerkelijk in aanmerking genomen moet worden.
3.6. Aangezien het geven van een opdracht aan de door [eiseres] voorgestelde notaris tot het opstellen van een boedelbeschrijving niet behoort tot de mogelijkheden bij een voorlopige voorziening, zal de rechtbank het onder I. gevorderde afwijzen. Het onder II. gevorderde zal gezien het hiervoor overwogene worden toegewezen.
3.7. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3.8. De hoofdzaak zal voor doorprocederen als na te melden naar de rol worden verwezen.
4. De beslissing
De rechtbank, sector civiel,
in het incident
4.1. veroordeelt [gedaagde] zijn medewerking, zulks in de ruimste zin van het woord, te geven aan de totstandkoming van de boedelbeschrijving door notaris mr. J.D. de Jongh te Dronten van het vermogen van zowel partijen als [gedaagde] en [eiseres] per – met uitzondering van de voormalige echtelijke woning – 24 oktober 2005, en ten aanzien van de woning per 16 januari 2007,
4.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4. wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
4.5. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 januari 2008 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2007.