ECLI:NL:RBZLY:2007:BC9476

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121267 - HA ZA 06-703
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schenkingsovereenkomst en bepaalbaarheidsvereiste in civiel recht

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Groot-Brittannië, een vordering ingesteld tegen de erfgenamen van de heer A, die op 10 mei 2005 is overleden. Eiseres stelt dat de heer A haar tijdens zijn leven een mondelinge toezegging heeft gedaan om een huis in Marbella, Spanje, te kopen ter waarde van tussen de 2 en 2,5 miljoen euro. De rechtbank diende te beoordelen of deze toezegging kan worden aangemerkt als een schenkingsovereenkomst. De rechtbank concludeert dat niet aan het bepaalbaarheidsvereiste van artikel 6:227 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Dit vereiste houdt in dat de verbintenissen die partijen op zich nemen voldoende bepaalbaar moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat de beschrijving van 'een huis in Marbella' te algemeen is en dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt over essentiële aspecten van de woning, zoals afmeting, ligging en afwerking.

De rechtbank wijst zowel de primaire als de subsidiaire vordering van eiseres af. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente niet toewijsbaar zijn. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden zijn begroot op EUR 7.542,00. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 121267 / HA ZA 06-703
Vonnis van 8 augustus 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Groot-Brittannië),
eiseres,
procureur mr. J.P. van Dijk,
advocaat mr. J.L. Vissers te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. H. Dijks te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de aktes overlegging producties van de zijde van [eiseres]
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties van de zijde van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [De heer A] is op 10 mei 2005 overleden en heeft krachtens uiterste wilsbeschikking d.d. 24 januari 1994 zijn ex-vrouw [gedaagde sub 2] en zijn dochter [gedaagde sub 1] (gedaagden in de onderhavige procedure) tot zijn enige erfgenamen benoemd.
2.2. In de jaren voorafgaand aan zijn overlijden heeft [de heer A] voor langere tijd een relatie gehad met [eiseres].
2.3. In december 2004 heeft [de heer A] een makelaar de opdracht gegeven om een huis in Marbella te zoeken. [de heer A], die architect van beroep was, heeft vervolgens samen met deze makelaar en [eiseres] diverse woningen bezocht die geen van alle voldeden aan de wensen van [de heer A].
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert primair [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om aan haar een bedrag van EUR 2.503.211,- te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Subsidiair vordert [eiseres] [gedaagden] te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst, zoals deze door [eiseres] en [de heer A] mondeling is overeengekomen, alsmede [gedaagden] te veroordelen om, binnen een termijn van zeven dagen na het betekenen van dit vonnis, mee te werken aan de uitvoering van deze mondelinge overeenkomst, zulks op verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,- voor iedere dag dat [gedaagden], nadat twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zijn verstreken, niet aan dit vonnis voldoet. De subsidiaire vordering behelst eveneens de veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding.
3.2. [gedaagden] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] heeft zowel aan haar primaire als aan haar subsidiaire vordering ten grondslag gelegd dat [de heer A] haar de mondelinge toezegging heeft gedaan dat zij een woning mocht kopen in Marbella te Spanje en dat deze woning per direct aan haar in eigendom zou toebehoren. De aanschaf van de woning zou gefinancierd worden door [de heer A], waarbij het zou gaan om een financieringsbedrag tussen de 2 miljoen euro en 2,5 miljoen euro. [gedaagden] betwist dat deze toezegging door [de heer A] is gedaan.
4.2. [eiseres] stelt dat de mondelinge toezegging door [de heer A] aangemerkt moet worden als een schenkingsovereenkomst nu [de heer A] ten koste van zijn eigen vermogen [eiseres] als begiftigde wilde verrijken en zulks door [eiseres] is aanvaard. Voorafgaand aan de vraag of [de heer A] voormelde toezegging heeft gedaan, dient beoordeeld te worden of het voorwerp van de toezegging, zo deze zou zijn gedaan, voldoende bepaalbaar is. Krachtens artikel 6:227 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient een schenkingsovereenkomst immers te voldoen aan het vereiste dat de verbintenissen die partijen op zich nemen bepaalbaar moeten zijn hetgeen, gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad, het geval is wanneer de vaststelling naar van tevoren vaststaande criteria kan geschieden. Indien dit niet het geval is, bestaat er geen overeenkomst tussen partijen.
4.3. De gestelde toezegging bevat in dit opzicht twee aanknopingspunten, te weten dat het moet gaan om een huis in Marbella en dat het aankoopbedrag gelegen moet zijn tussen de 2 miljoen euro en de 2,5 miljoen euro. Naar het oordeel van de rechtbank is een en ander evenwel dusdanig algemeen dat niet gezegd kan worden dat aan het bepaalbaarheidsvereiste is voldaan. “Een huis” is immers een onbepaald en niet bepaalbaar voorwerp. De vele eigenschappen en details die een huis kenmerken (zoals daar zijn: afmeting, ligging, afwerking, stijl, vorm, en wat dies meer zij) zijn in dit geval geen van alle aangeduid. [eiseres] heeft niet gesteld dat zij tezamen met [de heer A] ten aanzien van deze dan wel vergelijkbaar essentiële aspecten van een mogelijk aan te kopen huis afspraken heeft gemaakt. Ook het gestelde richtsnoer voor de aankoopprijs biedt in dit opzicht onvoldoende houvast, nog daargelaten dat deze een wel heel ruime marge van EUR 500.000,- kent. Dat het ook voor [de heer A] en [eiseres] zelf nog niet vaststond wat voor een huis ze wilden kopen, blijkt wel uit de omstandigheid dat ze diverse huizen hebben bezocht, maar dat deze niet voldeden aan de wensen van [de heer A]. Daar komt nog bij dat een door [de heer A] gegeven zoekopdracht bij een makelaar nog niet de door [eiseres] voorgestane schenkingsovereenkomst impliceert, terwijl voorts de mondelinge belofte “ik koop een huis voor je” nog geen conclusies omtrent de tenaamstelling van het pand rechtvaardigt. Het is immers niet ongebruikelijk dat iemand een huis koopt om een ander daarin te laten wonen, terwijl hijzelf eigenaar blijft; ook in dit opzicht zijn vele andere varianten dan die welke [eiseres] voorstaat denkbaar.
4.4. Nu niet aan het bepaalbaarheidsvereiste is voldaan en er daarmee geen schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen, is het niet nodig om een antwoord te geven op de vraag of de gestelde toezegging überhaupt is gedaan door [de heer A]. Het bewijsaanbod op dit punt van de zijde van [eiseres] kan derhalve als rechtens niet relevant worden gepasseerd.
4.5. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zowel de primaire als de subsidiaire vordering afgewezen dient te worden hetgeen betekent dat ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente niet toewijsbaar zijn. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht 1.120,00
- salaris procureur 6.422,00 (2,0 punten × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 7.542,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 7.542,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2007.