ECLI:NL:RBZLY:2008:BC4574

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400179-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte op basis van onvoldoende bewijs uit camerabeelden

In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, uitgesproken op 14 februari 2008, stond de verdachte terecht op beschuldiging van geweldsdelicten, waarbij camerabeelden van een café als bewijs dienden. De officier van justitie, mr. A.A. Reah, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde, met een taakstraf en schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft het bewijs, dat voornamelijk bestond uit beelden van een beveiligingscamera, kritisch beoordeeld. De beelden toonden geen overtuigend bewijs van de ten laste gelegde gedragingen van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de waarnemingen van de opsporingsambtenaren niet voldoende waren onderbouwd en dat er twijfel bestond over de interpretatie van de beelden. Hierdoor was het niet mogelijk om vast te stellen welke handelingen de verdachte had gepleegd en in welke context. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, en oordeelde dat de benadeelde partij niet ontvankelijk was in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400178-07
Uitspraak: 14 februari 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Cupido, advocaat te Hardenberg.
De officier van justitie, mr. A.A. Reah, heeft ter terechtzitting gevorderd
- de vrijspraak van verdachte terzake het onder 1 primair ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde tot een taakstraf van honderdvijftig uren, met aftrek, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasserings-toezicht;
- dat het geschorste bevel tot bewaring wordt opgeheven;
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [[naam] tot € 1855, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijk.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1 primair en subsidiair, alsmede het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Tot het opsporingsonderzoek behoort onder andere een dvd met opnamen d.d. 28 mei 2007 van de beveiligingcamera in de hal van café Bloopers, [adres] te Zwolle. Deze camerabeelden zijn in kleur afgedrukt. De kleurenprints zijn voorzien van de nummers 2.23.31 tot en met 2.24.10. De rechtbank stelt vast dat de zich in het dossier bevindende kleurenprints en de - gefragmenteerde - beelden van de beveiligingscamera met elkaar in overeenstemming zijn.
De waarnemingen die opsporingsambtenaren aan de hand van voornoemde camerabeelden hebben gedaan, zijn neergelegd in een proces-verbaal d.d. 30 mei 2007, kenmerk PL04MI/07-063323, (pagina 62 van het dossier).
De rechtbank stelt voorop dat controleerbaar en inzichtelijk moet zijn op basis van welke feiten en omstandigheden de met de opsporing belaste ambtenaren tot hun bevindingen zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat op de beelden van de beveiligingscamera en de hiervan gemaakte kleurenprints niet kan worden waargenomen dat de verdachte de hem ten laste gelegde gedragingen heeft begaan.
Weliswaar is geverbaliseerd dat de verdachte aangever [benadeelde partij] probeert een vuistslag te geven en dat zijn mededader [benadeelde partij] een vuistslag in het gezicht geeft, maar voor de rechtbank is niet inzichtelijk of te verifiëren op basis waarvan de opsporingsambtenaren dit hebben geconcludeerd. Het vorenstaande klemt, nu hetgeen is geverbaliseerd niet wordt ondersteund door enige andere kenbare bron van informatie. Daar komt bij dat ook in voornoemd proces-verbaal meermalen is opgenomen dat niet goed is te zien of er daadwerkelijk personen als gevolg van slaande bewegingen zijn geraakt.
Het vorenstaande in samenhang bezien met de omstandigheid dat de verdachte, dan wel de groep waartoe hij behoorde, enkele malen uit beeld verdwijnt, leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de waarneembare gedragingen van aangever [naam] en aangever [benadeelde partij] - die een barkruk voor zich houdt – voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Aldus is bij de rechtbank twijfel gerezen omtrent het bewijs van de verweten feiten. De camerabeelden, noch de in het dossier aanwezige verklaringen bieden afdoende aanknopingspunten om te kunnen vast stellen welke van de ten laste gelegde handelingen de verdachte zou hebben gepleegd en in welke context deze zouden hebben plaatsgevonden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
Nu de verdachte is vrijgesproken terzake van het ten laste gelegde onder 1 primair en subsidiair is de benadeelde partij [naam] [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk.
BESLISSING
Het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam] [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is nu de verdachte terzake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste is vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, voorzitter, mrs. C.A.M. Heeregrave en
I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Bruggen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2008.