11.
Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk geworden. Op 4 januari 2008 was voor RIBW niet volledig duidelijk wat er precies was gebeurd. [eiser] werd daarom per die datum non-actief gesteld in verband met onderzoek naar de vraag of hij tijdens de oud & nieuw nacht buitenproportioneel geweld jegens bewoner J. had gebruikt.
De vraag is echter nu – na afloop van de maximale termijn van de verlenging van de non-actiefstelling - nog steeds wat er precies tijdens de bewuste nacht is voorgevallen tussen [eiser] en bewoner J.
Nu [eiser] gemotiveerd heeft weersproken dat hij tegenover bewoner J. buitenproportioneel fysiek geweld heeft gebruikt, rust op RIBW het in de ontbindingsprocedure te leveren bewijs van haar stelling met betrekking tot het buitenproportionele fysieke geweld van [eiser] tegenover bewoner J. Slaagt RIBW daarin in de ontbindingsprocedure niet, dan is mede gezien het niet ter discussie staande feit dat [eiser] de afgelopen jaren naar tevredenheid van RIBW heeft gefunctioneerd, niet zonder meer te verwachten dat de (harde of zachte) klap
Het argument van RIBW dat, hoe lastig haar de cliënten ook zijn, haar beveiligingspersoneel altijd correct dient te blijven en dat om die reden van terugkeer van [eiser] in zijn functie in afwachting van de uitkomst van het ontbindingsverzoek, gezien zijn fysieke gedrag na de aanhouding van bewoner J., een verkeerd signaal zou uitgaan naar haar cliënten en medewerkers toe, is niet dusdanig zwaar dat daarvoor het belang van [eiser] bij hervatting van zijn werkzaamheden dient te wijken.
RIBW maakt daarbij ten onrechte geen onderscheid tussen een harde of een zachte klap noch tussen een klap op het hoofd dan wel op de arm, terwijl dat nu juist arbeidsrechtelijk gezien wel van belang is, omdat dat immers uitmaakt voor het antwoord op de vraag of de klap, in de context waarin hij is gegeven, onacceptabel was en tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst dient te leiden of met een minder vergaande maatregel had kunnen en moeten worden volstaan. Geenszins is zeker dat in de ontbindingsprocedure het standpunt van RIBW zal worden onderschreven, dat een met kracht uitgevoerde aanraking van een geboeide bewoner onder alle omstandigheden als buitenproportioneel heeft te gelden.
Voorts geldt dat een werknemer er in beginsel recht op heeft dat hij de afgesproken arbeid ook mag verrichten. Absoluut is dat recht echter niet: de werkgever heeft een gezagsrecht en als hij daar goede gronden voor heeft mag hij wijzigingen in de functie aanbrengen, bijvoorbeeld door de werknemer (tijdelijk) op een andere locatie te laten werken. Daarbij geldt steeds dat een werkgever jegens de werknemer zorgvuldig te werk dient te gaan en dus niet snel de werknemer iets mag aanrekenen wat nog niet vast staat en/of hem, gezien alle omstandigheden, niet al te zwaar mag worden verweten.
Een redelijk uitgangspunt is daarom dat de non-actiefstelling in afwachting van de uitkomst van de ontbindingsprocedure wordt opgeheven en dat [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld zijn gebruikelijke werkzaamheden te verrichten, hetzij bij De Herberg te Zwolle hetzij -indien RIBW dat in afwachting van de uitkomst van het ontbindingsverzoek nodig acht - op de locatie van RIBW te Kampen, in beide gevallen met de vereiste voortvarendheid.