ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5431
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.M. Schaak
- G.J.J.M. Essink
- H.J. Buijsman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij drugshandel, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 februari 2008 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. M. Kamper, had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde en om hem te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte van beide tenlasteleggingen moet worden vrijgesproken, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijsmiddelen zijn die aantonen dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachte om cocaïne af te nemen van een betrokkene. De verklaringen van de medeverdachte waren niet voldoende om de verdachte te impliceren, en de getapte telefoongesprekken waren voor meerdere uitleg vatbaar. De observaties van de politie gaven ook geen onmiskenbaar bewijs dat de verdachte wist dat er cocaïne werd vervoerd.
De rechtbank concludeert dat de verdachte niet opzettelijk betrokken was bij de drugshandel en dat er onvoldoende bewijs is om de beschuldigingen te ondersteunen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.