ECLI:NL:RBZLY:2008:BC5431

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607311-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij drugshandel, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 februari 2008 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. M. Kamper, had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde en om hem te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte van beide tenlasteleggingen moet worden vrijgesproken, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijsmiddelen zijn die aantonen dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachte om cocaïne af te nemen van een betrokkene. De verklaringen van de medeverdachte waren niet voldoende om de verdachte te impliceren, en de getapte telefoongesprekken waren voor meerdere uitleg vatbaar. De observaties van de politie gaven ook geen onmiskenbaar bewijs dat de verdachte wist dat er cocaïne werd vervoerd.

De rechtbank concludeert dat de verdachte niet opzettelijk betrokken was bij de drugshandel en dat er onvoldoende bewijs is om de beschuldigingen te ondersteunen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607311-07
Uitspraakdatum : 5 februari 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. M. Kamper, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Daartoe is redengevend dat geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte ervan op de hoogte was dat zijn medeverdachte [medev[medeverdachte] van plan was om [betrokkene] cocaïne afhandig te maken.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van tevoren wist dat de plastic tas die [medeverdachte] na zijn tweede bezoek aan de woning van [betrokkene] met zich meedroeg en die later in de door verdachte bestuurde auto is aangetroffen, cocaïne bevatte. [medeverdachte] heeft weliswaar verklaard dat hij verdachte kort voor zijn tweede bezoek aan genoemde woning ervan op de hoogte heeft gesteld dat hij “de cocaïne ging pakken”, maar ondersteunend bewijs hiervoor ontbreekt. De getapte telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] zijn voor meerdere uitleg vatbaar en kunnen derhalve niet als bewijs dienen. De vaststelling van het observatieteam van de politie, dat [medeverdachte] na zijn tweede bezoek aan de woning van [betrokkene] naar buiten kwam rennen en vervolgens in de door verdachte bestuurde en reeds rijdende auto stapte nadat verdachte het portier van binnenuit had geopend, leidt evenmin onvermijdelijk tot de conclusie dat verdachte ervan op de hoogte was dat [medeverdachte] cocaïne vervoerde. Hier komt nog bij dat de belastende verklaringen van [medeverdachte] weinig overtuigend zijn, waar hij verklaart dat verdachte voor zijn aandeel geen tegenprestatie wilde ontvangen.
Dat verdachte, toen hij en [medeverdachte] de stad hadden verlaten en op de snelweg reden, door een telefoongesprek van [medeverdachte] en diens stiefzoon het vermoeden kreeg dat [medeverdachte] drugs bij zich had, leidt niet tot de conclusie dat verdachte wist dat het om cocaïne ging en dat hij opzettelijk de cocaïne heeft vervoerd. Ook is niet komen vast te staan dat verdachte toen nog de mogelijkheid had om de auto direct te verlaten. Hij werd immers niet lang daarna, bij een tankstation langs de snelweg, aangehouden.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. H.M. Schaak, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2008.
Mr. Buijsman was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.