ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0119
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A. Wijnands-Veninga
- G.P. Nieuwenhuis
- G.E.A. Neppelenbroek
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van primair en subsidiair ten laste gelegde feiten; veroordeling voor poging tot zware mishandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 17 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet de opzet had om de dood van het slachtoffer te veroorzaken, noch dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank concludeert dat de verwondingen van het slachtoffer, hoewel aanzienlijk, niet als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden gekwalificeerd, omdat herstel binnen zes weken te verwachten was. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bewijs was voor een bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn broer, die als medeverdachte werd beschouwd. De gebeurtenissen werden eerder gezien als een uit de hand gelopen onenigheid, waarbij de betrokkenen impulsief handelden vanuit emoties.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft het beroep op noodweerexces verworpen, omdat de omstandigheden niet voldeden aan de vereisten voor dit verweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was, gezien de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.