ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0122
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A. Wijnands-Veninga
- G.P. Nieuwenhuis
- G.E.A. Neppelenbroek
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en noodweer
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 17 april 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij samen met zijn broer, de medeverdachte, betrokken was bij een gewelddadig voorval waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], diverse steekwonden opliep. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer en dat het letsel niet kon worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, aangezien herstel binnen zes weken te verwachten was.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van een bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verklaringen van getuigen wezen eerder op een uit de hand gelopen onenigheid, waarbij de betrokkenen impulsief handelden. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer slechts heeft laten struikelen en hem één vuistslag heeft gegeven, wat volgens de rechtbank niet kan worden gekwalificeerd als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat de verdachte en zijn broer het slachtoffer achterna zijn gegaan, terwijl de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding niet meer aanwezig was. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, maar heeft hij wel een gevangenisstraf van één week opgelegd voor het meest subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk mishandeling, zoals strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.