ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0129
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.E.A. Neppelenbroek
- G.P. Nieuwenhuis
- M.A. Wijnands-Veninga
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens vermeend fysiek geweld
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 17 april 2008 voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, stond de tenlastelegging van fysiek geweld tegen een slachtoffer centraal. De zitting vond plaats op 3 april 2008, waarbij de verdachte werd bijgestaan door advocaat mr. F. Dijkers. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, eiste vrijspraak voor de verdachte met betrekking tot de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar vroeg wel om een geldboete van € 300,-- voor het meer subsidiair ten laste gelegde, met vervangende hechtenis bij niet-betaling.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken. De rechtbank baseerde deze beslissing op de verklaringen van diverse getuigen, die weliswaar een bekvecht tussen de verdachte en het slachtoffer hadden waargenomen, maar geen fysieke confrontatie konden bevestigen. Slechts één getuige, die zich in de auto van het slachtoffer bevond, bevestigde de aangifte van het slachtoffer, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De afstand van de overige getuigen tot het voertuig van het slachtoffer was zodanig dat zij een fysieke confrontatie ook hadden moeten waarnemen, wat niet het geval was.
Bovendien bleek uit het proces-verbaal van de politie dat er op de dag van de aangifte geen letsel aan de hals of keel van het slachtoffer was geconstateerd. Pas tien dagen na het incident zocht het slachtoffer medische hulp, waaruit letsel werd vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen het letsel en de vermeende confrontatie met de verdachte.
De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partij niet ontvankelijk was in zijn vordering, aangezien de verdachte niet was veroordeeld voor het ten laste gelegde. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. G.E.A. Neppelenbroek, en de rechters mrs. G.P. Nieuwenhuis en M.A. Wijnands-Veninga, in aanwezigheid van griffier E.M. Scheffer.