ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0654

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
142367 - KG ZA 08-69
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel door Pickup B.V. en de beoordeling van misbruik van recht

In deze zaak heeft de Ontvanger van de Belastingdienst Oost/Kantoor Almelo een kort geding aangespannen tegen Pickup B.V. naar aanleiding van een verzet dat door Pickup B.V. was ingediend tegen een dwangbevel. De procedure vond plaats op 26 februari 2008, waarbij de voorzieningenrechter moest oordelen over de schorsende werking van het verzet van Pickup B.V. en de vraag of dit verzet misbruik van recht opleverde. De Ontvanger vorderde onder andere dat het verzet geen schorsende werking zou hebben en dat Pickup B.V. moest dulden dat de in beslag genomen roerende zaken op 27 februari 2008 zouden worden verkocht.

De voorzieningenrechter overwoog dat het verzet van Pickup B.V. evident kansloos was. De Ontvanger stelde dat er geen onduidelijkheid bestond over de omvang van de belastingschuld en dat het verzet enkel was ingesteld om de executie te frustreren. Pickup B.V. had eerder aangegeven dat zij in een moeilijke liquiditeitspositie verkeerde en had beloofd haar belastingschulden te voldoen na de verkoop van haar bedrijfspand. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat Pickup B.V. haar verplichtingen niet was nagekomen en dat de belangen van de Ontvanger bij voortzetting van de executie zwaarder wogen dan die van Pickup B.V. bij schorsing van de tenuitvoerlegging.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van de Ontvanger toegewezen, de schorsende werking van het verzet opgeheven en Pickup B.V. veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een verzet tegen een dwangbevel kan worden gegrond en de noodzaak voor belastingplichtigen om hun verplichtingen tijdig na te komen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 142367 / KG ZA 08-69
Vonnis in kort geding van 26 februari 2008
in de zaak van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST OOST/KANTOOR ALMELO,
kantoorhoudende te Almelo,
eiser,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaat mr. H.E. Bast te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PICKUP B.V.,
gevestigd te Dedemsvaart,
gedaagde,
advocaat mr. M.T. van Daatselaar te Hoogeveen.
Partijen zullen hierna de Ontvanger en Pickup B.V. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Ontvanger.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Pickup B.V. is een bedrijf met als bedrijfsomschrijving onder meer de productie van zelfklevende belettering.
2.2. Op 24 januari 2008 heeft de belastingdeurwaarder uit kracht van drie aan Pickup B.V. betekende dwangbevelen - ter zake van een premieschuld aan het UWV en twee naheffingsaanslagen loonheffing - executoriaal beslag gelegd op het kantooradres van Pickup B.V. Het beslag is gelegd op de bedrijfsinventaris/inboedel. De verkoopdatum werd bepaald op woensdag 27 februari 2008.
2.3. Eén van de twee naheffingsaanslagen loonheffing waarvoor het beslag is gelegd, is inmiddels ingetrokken.
2.4. De andere naheffingsaanslag loonheffing met dagtekening 3 augustus 2007 bedroeg ten tijde van de beslaglegging EUR 139.754,00 en is conform de door Pickup B.V. zelf ingediende aangiften aan haar opgelegd. De aanslag staat onherroepelijk vast en heeft formele rechtskracht.
2.5. Pickup B.V. heeft bij brief van 21 september 2007 uitstel van betaling verzocht voor deze naheffingsaanslag. De Ontvanger heeft dit verzoek gemotiveerd afgewezen bij brief van 3 oktober 2007, onder andere omdat Pickup B.V. haar lopende verplichtingen niet bijhield. Pickup B.V. heeft daarop beroep aangetekend bij de Directeur, welk beroep gemotiveerd is afgewezen.
2.6. Pickup B.V. heeft op vrijdag 22 februari 2008 een verzetdagvaarding uitgebracht. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen met onmiddellijke ingang.
2.7. Met dagtekening 25 februari 2008 is een nieuwe naheffingsaanslag loonheffing aan Pickup B.V. opgelegd. Ter invordering van deze naheffingsaanslag is dezelfde dag een dwangbevel betekend en is cumulatief executoriaal beslag gelegd op dezelfde roerende zaken. Dit beslag is gelegd voor een bedrag van EUR 182.063,00 te vermeerderen met invorderingsrente en kosten.
3. Het geschil
3.1. De Ontvanger vordert samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat het door Pickup B.V. (op grond van art. 17 Iw) gedane verzet geen schorsende werking heeft, althans de schorsende werking aan het verzet van Pickup B.V. te ontzeggen;
2. te bepalen dat Pickup B.V. moet dulden dat de ten laste van haar in beslag genomen roerende zaken door de Ontvanger op woensdag 27 februari 2008 worden verkocht; en
3. Pickup B.V. te veroordelen in de kosten van het geding.
De Ontvanger legt aan zijn vordering ten grondslag dat ingevolge jurisprudentie van de Hoge Raad de schorsende werking van verzet door de rechter (in kort geding) kan worden opgeheven indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Deze situatie doet zich onder andere voor als het verzet evident kansloos is. Volgens De Ontvanger is het door Pickup B.V. gedane verzet evident kansloos nu er van onduidelijkheid over de omvang van de belastingschuld geen sprake is, er geen enkele aanleiding is om Pickup B.V. (kort) uitstel te verlenen en het treffen van de betreffende invorderingsmaatregelen niet onrechtmatig of disproportioneel is. De Ontvanger voert verder aan dat het verzet uitsluitend door Pickup B.V. is ingesteld om gebruik te maken van de schorsende werking daarvan met het doel de reeds voorbereide verkoop van woensdag 27 februari 2008 te frustreren en nader uitstel te verkrijgen. Pickup B.V. maakt daarmee misbruik van haar bevoegdheid.
Het belang van Pickup B.V. bij schorsing van de tenuitvoerlegging weegt al met al niet op tegen het zwaarwegende maatschappelijk belang van de Ontvanger bij voortzetting daarvan.
3.2. Pickup B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van het spoedeisend belang van de Ontvanger bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken, mede gezien de reeds aangekondigde executie van de roerende zaken van Pickup B.V. op woensdag 27 februari 2008.
4.2. Tussen partijen is in geschil de vraag of de schorsende werking van het door Pickup B.V. gedane verzet kan worden opgeheven.
4.3. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de Invorderingswet uitdrukkelijk schorsende werking verbonden aan het op de voet van art. 17, eerste lid, Iw gedane verzet tegen tenuitvoerlegging van het dwangbevel, ondanks de daaraan verbonden bezwaren die bij de parlementaire discussie van de zijde van de regering naar voren zijn gebracht. De schorsende werking kan – ook buiten de in art. 17, derde lid, Iw genoemde gevallen - in kort geding worden opgeheven, indien de belastingplichtige misbruik van bevoegdheid maakt door aanspraak te maken op het handhaven van die schorsende werking en dus op het achterwege laten van executiemaatregelen. De belastingplichtige, die in verzet is gekomen tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel teneinde schorsing van de executie te bewerkstelligen, misbruikt deze bevoegdheid indien hij, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen zijn belang bij handhaving van de schorsende werking van het verzet en het belang van de Ontvanger bij voortgang van de executie dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid de aan het verzet verbonden schorsing van de executie niet kan inroepen. Deze belangenafweging kan in het voordeel van de Ontvanger uitvallen indien het verzet, gelet op hetgeen de belastingplichtige ter ondersteuning daarvan heeft aangevoerd, zo duidelijk kansloos is dat het belang van de belastingplichtige bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging.
4.4. Dit brengt mee dat het op de weg ligt van degene die de opheffing van de schorsende werking vordert, voldoende aannemelijk te maken dat het gedane verzet zo duidelijk kansloos is dat het belang van de belastingplichtige bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging.
4.5. Het verzet van Pickup B.V. is gebaseerd op de navolgende stellingen:
(a) er bestaat onduidelijkheid over de omvang van de belastingschuld;
(b) de Ontvanger heeft niet gereageerd op een voorstel voor een betalingsregeling voor korte duur, althans heeft ten onrechte geen uitstel verleend;
(c) de executie c.q. openbare verkoop is voorbarig en disproportioneel.
4.6. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van deze stellingen het volgende:
Ad (a)
De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit art. 17, derde lid, Iw volgt dat een verzet niet gegrond kan zijn op de stelling dat een aanslag ten onrechte of voor een te hoog bedrag is opgelegd. Voor zover het betoog van Pickup B.V. aldus uitgelegd zou moeten worden kan dit niet slagen. Daarnaast is door de Ontvanger onbetwist gesteld dat de naheffingsaanslag die aan het dwangbevel ten grondslag ligt, onherroepelijk vaststaat en formele rechtskracht heeft.
Voor zover Pickup B.V. in de verzetdagvaarding heeft bedoeld dat de omvang van de nog openstaande belastingschuld onduidelijk is, is voldoende aannemelijk geworden dat de op dit moment openstaande belastingschuld na verrekeningen en betalingen nog ten minste EUR 88.000,00 bedraagt. In het geval dat Pickup B.V. recht zou hebben op een teruggaaf carry-backvennootschapsbelasting van EUR 58.000,00, hetgeen door de Ontvanger overigens gemotiveerd is betwist, staat er nog een schuld van ten minste EUR 30.000,00 open die bovendien moet worden vermeerderd met de nieuwe naheffingsaanslag die op 25 februari 2008 voor een bedrag van EUR 182.063,00 aan Pickup B.V. is opgelegd en waarvan op dezelfde dag een dwangbevel is betekend en executoriaal beslag gelegd. Het belang van de Ontvanger bij de aangekondigde executiemaatregelen is dan ook evident.
Ad (b)
Pickup B.V. heeft in haar verzetschrift aangegeven dat de Ontvanger niet heeft gereageerd op het verzoek om een betalingsregeling te treffen. Dit verzoek heeft Pickup B.V. ingediend omdat het openstaande bedrag substantieel lager is geworden.
Niet is gebleken dat de Ontvanger geweigerd heeft een betalingsregeling met Pickup B.V. te treffen in strijd met de geldende richtlijnen, zoals ze volgen uit de Leidraad Invorderingswet. Ook deze verzetsgrond kan voorshands als evident kansloos worden beschouwd.
Ad (c)
Als laatste verzetsgrond heeft Pickup B.V. aangevoerd dat een openbare verkoop voorbarig dan wel disproportioneel is, omdat deze zal leiden tot kapitaalsvernietiging c.q. verlies van arbeidsplaatsen. Bij verkoop van de machines zal het voor Pickup B.V. nagenoeg onmogelijk zijn om nog te blijven produceren, waardoor er werknemers ontslagen zullen moeten gaan worden. Pickup B.V. heeft ter zitting deze verzetsgrond nader toegelicht en betoogd dat de financiële begroting voor 2007 en 2008 er gunstiger uitziet dan die van de afgelopen jaren doordat er flink is gereorganiseerd en er een betere afzetmarkt is gecreëerd. De bank zou - indien de aangekondigde executoriale verkoop niet doorgaat - bereid zijn om nog extra kredietruimte te verstrekken zodat de lonen nog een maand langer betaald kunnen worden. Deze belangen wegen volgens Pickup B.V. zwaarder dan die van de Ontvanger om wel door te gaan met verkopen, mede gezien de omstandigheid dat de machines gemiddeld 40 jaar oud zijn en er geen hoge opbrengst is te verwachten bij hun verkoop.
De bij de wet aan de Ontvanger gegeven bevoegdheid om tot uitwinning over te gaan is een onmisbaar instrument tot invordering en daarmee het algemeen belang dienende. Het vertegenwoordigt een zodanig zwaarwegend belang dat het slechts in uitzonderlijke gevallen zal moeten wijken voor de op zichzelf zeer aanzienlijke belangen van de belastingschuldige. De enkele mogelijkheid dat de executie als neveneffect kan hebben dat Pickup B.V. zal moeten eindigen als bedrijf, maakt de voorgenomen executie niet onrechtmatig. Ook de omstandigheid dat de opbrengst (vele malen) lager zou zijn dan de vordering van de Ontvanger leidt niet tot een ander oordeel.
4.7. Gezien het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat het verzet evident kansloos is. Aan de orde is nu de vraag of daarmee tevens geoordeeld kan worden dat het verzet misbruik van recht oplevert.
4.8. De Ontvanger heeft daartoe aangevoerd dat het verzet slechts door Pickup B.V. is ingesteld met het doel de reeds voorbereide executieverkoop te frustreren en nader uitstel te verkrijgen.
Het oneigenlijke karakter van het verzet wordt volgens de Ontvanger ook onderstreept door het feit dat door het continueren van Pickup B.V. er telkens nieuwe belastingschulden ontstaan, die niet dan wel niet tijdig zullen (kunnen) worden voldaan. Reeds in haar brief van 21 september 2007 heeft Pickup B.V. aangegeven dat er sprake is van een moeilijke liquiditeitspositie en dat betaling van de openstaande belastingschuld ineens niet tot de mogelijkheden behoort. Wel heeft Pickup B.V. toegezegd dat zij de belastingschulden zou kunnen voldoen na verkoop of door herfinanciering van het bedrijfspand waarin Pickup B.V. is gehuisvest. Vervolgens heeft Pickup B.V. in haar brieven van 6 en 20 december 2007 aan de Ontvanger bericht dat er een koper voor het bedrijfspand is gevonden en dat er een bedrag beschikbaar komt dat ruimschoots voldoende is om de openstaande bedragen ineens te betalen. Op 4 februari 2008 is het bedrijfspand daadwerkelijk verkocht door de (enig aandeelhouder van) Pickup B.V. zonder de gerealiseerde overwaarde ad EUR 450.000,00 voor de aflossing van de belastingschulden aan te wenden. Volgens Pickup B.V. heeft de financierder van Pickup B.V. de overwaarde ontvangen en heeft deze vervolgens tegen de afspraken met Pickup B.V. in geweigerd om dit bedrag aan Pickup B.V. door te betalen.
4.9. Geconcludeerd moet worden dat Pickup B.V. haar openstaande belastingschuld nog steeds niet heeft voldaan, ondanks herhaaldelijke beloftes daartoe. De verkoop van het bedrijfspand met een voldoende overwaarde om de openstaande belastingschulden te kunnen betalen heeft niet geleid tot integrale voldoening. De huidige liquiditeitspositie biedt eveneens onvoldoende mogelijkheden om de belastingschulden volledig te betalen. Bovendien is gebleken dat Pickup B.V. al sinds 2000 structureel niet aan haar betalingsverplichtingen jegens de Ontvanger voldoet. De mogelijkheid dat Pickup B.V. binnenkort wel voldoende actief kan genereren om de belastingschuld integraal te voldoen acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden, terwijl de lopende (loonheffings)verplichtingen gewoon blijven doorlopen en de belastingschulden daardoor ook weer blijven oplopen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hierdoor een zodanige onevenredigheid is ontstaan tussen het belang van Pickup B.V. bij handhaving van de schorsende werking van het verzet en het belang van de Ontvanger bij voortgang van de executie dat daardoor wordt geschaad, dat Pickup B.V. naar redelijkheid de aan het verzet verbonden schorsing van de executie niet langer kan inroepen.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de Ontvanger toewijzen met dien verstande dat de schorsende werking van het door Pickup B.V. gedane verzet wordt opgeheven.
4.10. Pickup B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
- dagvaarding EUR 14,00
- vast recht 254,00
- salaris procureur 904,00 (factor 2,0 x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.172,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op de schorsende werking van het door Pickup B.V. gedane verzet,
5.2. gebiedt dat Pickup B.V. moet dulden dat de ten laste van haar in beslag genomen roerende zaken door de Ontvanger op woensdag 27 februari 2008 worden verkocht,
5.3. veroordeelt Pickup B.V. in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op EUR 1.172,00,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2008.