RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.601159-07
Datum: 22 april 2008
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 08 april 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.C. van der Velde, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake de cumulatief ten laste gelegde feiten tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt gewijzigde tenlastelegging)
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ter zake van het gehele ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met het invullen van de vereiste formulieren om het bouwdepot aan te vragen en geen handelingen heeft verricht waardoor een ander werd bewogen geld af te geven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van de vermeende valsheid in geschrift (tekstdeel 2) dient te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen acht, immers is niet door wettige bewijsmiddelen komen vast te staan dat verdachte op enigerlei wijze bemoeienis heeft gehad met het invullen en/of ondertekenen van de in de tenlastelegging bedoelde formulieren.
Ter zake van het overige ten laste gelegde (tekstdeel 1) is komen vast te staan dat verdachte wist van medeverdachte [medeverdachte], dat die het voornemen had het bouwdepot ten behoeve van de woning van verdachte leeg te gaan trekken. Verdachte heeft bij de politie verklaard van te voren te hebben geweten dat dit met valse facturen zou gebeuren. Verdachte wist bovendien van de medeverdachte dat het de bedoeling was om met dat geld geen verbouwingen uit te voeren maar om samen met hem, verdachte, huizen te gaan kopen teneinde uit de financiële problemen te geraken, als ook om de hypotheeklasten te voldoen. Verdachte heeft vervolgens de aan hem door de bank toegestuurde formulieren bestemd voor de aanvragen voor geldopnames uit het bouwdepot, blanco ter beschikking gesteld aan [medeverdachte].
Verdachte heeft door te handelen als bovenomschreven, welbewust en nauw samengewerkt met zijn mededader(s) en daardoor de opzet gehad op het medeplegen van het onderhavige delict.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder tekstdeel 1 is ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het overige meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf.
Hoewel verdachte welbewust heeft meegewerkt aan het leegtrekken van een aanzienlijk bouwdepot, ten behoeve van andere uitgaven als waartoe dat depot door de bank was bestemd, met als gevolg voor de bank een geschaad vertrouwen en een aanzienlijk schaderisico, heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat verdachte, zoals moge blijken uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 maart 2008, onbekend is in dat register. Voorts heeft de rechtbank hierbij meegewogen dat de financiële problemen van verdachte en zijn gezin – die hem ertoe hebben gebracht om met zijn medeverdachte mee te gaan doen en aldus het bewezen en strafbaar verklaarde feit te plegen - hierdoor flink zijn toegenomen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder tekstdeel 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder tekstdeel 1 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder tekstdeel 1 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2008.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.